Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2002
gepubliceerd op 24 september 2002

Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het derde beheerscontract gesloten tussen DE POST en de Staat

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002014231
pub.
24/09/2002
prom.
04/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/04/2002014231/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het derde beheerscontract gesloten tussen DE POST en de Staat


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid artikelen 3 tot 6;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 mei 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecomunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het derde beheerscontract gesloten tussen het autonoom overheidsbedrijf DE POST en de Staat, en bijgevoegd aan voornoemd besluit, wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit en de bijlage eraan treden in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Art. 3.Onze minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, R. DAEMS

Bijlage bij het koninklijk besluit houdende goedkeuring van het derde beheerscontract tussen de Saat en DE POST Beheerscontract wordt in bijlage bijgevoegd.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, R. DAEMS

3e Beheerscontract tussen de Staat en De Post N.V. van publiek recht Voorwoord Ter gelegenheid van talrijke debatten die gevoerd worden in Europa en België over de postale sector werd de essentiële rol van deze sector inzake sociale en territoriale cohesie regelmatig benadrukt.

Artikel 16 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen onderlijnt de plaats die de diensten van algemeen economisch belang innemen in de gemeenschappelijke waarden van de Unie. Hij bepaalt daarenboven ook dat er moet worden op toegezien dat deze diensten functioneren op basis van principes en volgens voorwaarden die hun toelaten om hun opdrachten te vervullen.

Niet alleen is De Post zich hiervan bewust maar ze is tevens fier op de rol die haar in onze samenleving is toegewezen.

Deze rol ontwikkelt zich rond twee polen : de eerste heeft betrekking op de afwikkeling van zendingen in de brede zin, de tweede op een geheel van diensten die aan het publiek worden aangeboden via de loketten van De Post.

In beide gevallen schakelt de reflectie zich in het kader van de notie Universele Dienst die, in het tijdperk van de sluiting van het tweede beheerscontract, als dusdanig nog niet geformaliseerd werd in de gedachten.

De Universele Dienst wordt gedefinieerd als een geheel van kwaliteitsdiensten die ter beschikking wordt gesteld aan allen tegen een aanvaardbare prijs. Deze drie elementen, kwaliteit, universaliteit en financiële toegankelijkheid maken de essentiële principes uit die aan de basis liggen van het beheerscontract. Zij beogen in onze samenleving de cohesie van een sociaal weefsel te behouden en de sociale uitsluiting te voorkomen.

Deze sociale rol heeft De Post gedurende de tijd ontwikkeld vooreerst dankzij de duizenden dagelijkse contacten van haar postbodes, vervolgens via haar fijnmazig kantorennetwerk waarvan de dichtheid duidelijk groter is dan die van elke andere instelling of onderneming.

Deze sociale rol die elkeen erkent van De Post wordt meer in het bijzonder gewaardeerd door geïsoleerde of minder bedeelde personen. De Staat en De Post wensen dat deze rol verzekerd blijft in de context van een concurrentiële omgeving. De Post hoopt om daarvoor de middelen te hebben.

De Post verbindt er zich toe om de vertrouwensrelatie die de postbodes en loketbedienden ontwikkeld hebben met de burgers in de loop der jaren, te honoreren. Concreet betekent dit dat De Post zich ertoe verbindt een adequate interne organisatie te handhaven, die het structureel toelaat dit doel te bereiken.

De Europese richtlijn met betrekking tot de postdiensten eist eveneens, en terecht, dat de uitvoering van de Universele Dienst evolueert in functie van de technische, economische en sociale omgeving en in functie van de behoeften van de klanten.

De Universele Dienst wordt gedefinieerd door haar toepassingsgebied, haar financiering en haar wijze van regulering.

De drie elementen van de definitie zijn duidelijk bepaald met betrekking tot de Universele Dienstverlening van zendingen, via de Europese Postale Richtlijn en haar omzetting in het Belgische recht.

De beschrijving van de opdracht die aan De Post op dit vlak werd toevertrouwd is duidelijk. Zij geniet van een monopolie dat welomlijnd is gedefinieerd met het oog op haar financiering en waarvan de uitvoering gecontroleerd wordt door het BIPT. Naast deze Universele Dienst vormt het beheerscontract een instrument dat toelaat aan de Staat om een aantal specifieke taken van Openbare Dienst toe te vertrouwen, waarvan hij oordeelt dat het essentieel is dat ze ter beschikking gesteld worden aan de bevolking.

De financiering van deze taken dient gepreciseerd te worden in de filosofie van Openbare Dienst. Het komt toe aan de Staat om voor elk van deze taken te bepalen wat hij verstaat onder een aanvaardbare prijs. Vervolgens zal het eventueel deficit dat overblijft na de tussenkomst van de klant, moeten worden gefinancierd door de Staat zelf. Transfers van een Universele Dienst met het oog op het subsidiëren van andere Diensten zijn immers niet toegestaan door de Europese overheden. Weliswaar laten zij een Staatsfinanciering van diensten van algemeen economisch belang toe.

Tenslotte accentueert dit contract vooral de kwaliteit van de dienstverlening van De Post, in het bijzonder via de herziening van de doelstellingen en via de invoering van nieuwe controle- en sanctiemechanismen.

De Post zal er zich voortdurend op toeleggen om diensten te ontwikkelen en aan te bieden die beter aangepast zijn aan specifieke behoeften van haar verschillende types cliënteel.

De cliënteel van De Post zal betrokken worden bij de uitwerking en de uitvoering van een Gebruikershandvest.

Inhoudstafel Voorwoord Hoofdstuk 1 Voorwerp van het beheerscontract Hoofdstuk 2 Taken van openbare dienst Afdeling 1 Brievenpost

Afdeling 2 De financiële prestaties

Afdeling 3 Taken van algemeen belang die contractueel vervuld worden

en prestaties verricht voor rekening van de Staat Hoofdstuk 3 Gereserveerde diensten Afdeling 1 Brievenpost

Afdeling 2 Financiële prestaties

Afdeling 3 Postzegels en andere postwaarden

Hoofdstuk 4 Principes inzake tarifering en facturatie Afdeling 1 Universele Dienst

Afdeling 2 Internationale verplichtingen

Afdeling 3 Andere verplichtingen

Afdeling 4 Facturatieprincipes

Hoofdstuk 5 Betrekkingen met de klanten Afdeling 1 Kwaliteitscriteria

Afdeling 2 Verzendingstermijnen voor prioritaire zendingen

Afdeling 3 Tevredenheidsmetingen

Hoofdstuk 6 Postkantoren Afdeling 1 Dichtheid van het net

Afdeling 2 Toegankelijkheid van de postkantoren

Hoofdstuk 7 Bestemming van de winst Hoofdstuk 8 Ondernemingsplan Afdeling 1 Inhoud

Afdeling 2 Procedure

Hoofdstuk 9 Sancties bij niet-naleving van het beheerscontract Afdeling 1 Algemene principes

Afdeling 2 Brievenpost

Afdeling 3 Tevredenheidsmetingen

Hoofdstuk 10 Duur van het contract BEHEERSCONTRACT Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;

Gelet op het advies van het Paritair Comité van DE POST, verstrekt op 30 mei 2002;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité voor de postdiensten, verstrekt op 28 mei 2002;

Gelet op de goedkeuring van de Raad van Bestuur van DE POST, gegeven op 28 juni 2002, TUSSEN DE POST, naamloze vennootschap van publiek recht, vertegenwoordigd door haar Directiecomité overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4, § 2 en 19 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, hierna « DE POST » genoemd, EN De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister onder wie DE POST ressorteert, overeenkomstig artikel 4, § 1 van dezelfde wet, hierna « de Staat » genoemd, WORDT OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT : Hoofdstuk 1. - Voorwerp van het beheerscontract

Artikel 1.Dit contract vervangt, vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit houdende goedkeuring van dit contract, het contract dat werd goedgekeurd bij koninklijk besluit van 10 januari 1997. Het heeft betrekking op de regels en de uitoefeningsvoorwaarden waaronder DE POST de taken verzekert met het oog op de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst, evenals op de financiële tegemoetkoming van de Staat.

Hoofdstuk 2. - Taken van openbare dienst Afdeling 1. - Brievenpost

Art. 2.DE POST is belast met alle taken voortvloeiend uit de inhoud en de eisen met betrekking tot de universele postdienst, zoals bepaald in artikel 142 van de wet van 21 maart 1991.

Zij zorgt onder meer voor de uitreiking (met inbegrip van de zaterdaguitreiking voor de dagbladen) van dagbladen en tijdschriften, met inbegrip van de tijdschriften die zonder winstoogmerk worden uitgegeven, in alle woningen van het Rijk, tegen een prijs die lager kan liggen dan de kostprijs.

Het betreft dus de uitvoering, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, punt e) van de wet van 26 december 1956 op de Postdienst, van de dienst van de abonnementen, evenals de uitreiking van de dagbladen en andere tijdschriften die door DE POST erkend zijn, onder controle van het BIPT, op grond van de criteria bepaald in artikel 14 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst. De modaliteiten inzake uitreiking van dagbladen en met name de controle daarop, evenals de tariefbepalingen die eruit voortvloeien, maken het voorwerp uit van een bijzondere overeenkomst gesloten tussen de Staat, de dagbladuitgevers en DE POST. Deze bijzondere overeenkomst, te sluiten binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit contract, zal volgende elementen bevatten : 1° DE POST zal dezelfde tariefstructuur toepassen over het gehele Belgische grondgebied;2° de evolutie van de tarificatie mag niet sneller stijgen dan de verhoging van de gezondheidsindex;3° het niet-naleven door DE POST van hogergenoemde verplichtingen kan voor de uitgevers in de tripartiete overeenkomst, leiden tot een recht op schadevergoeding;4° de doelstelling van DE POST is de verbetering van de kwaliteit van de distributie over het hele grondgebied.De kwaliteit moet kwantificeerbaar en meetbaar zijn; 5° het BIPT is belast met de controle op de uitvoering van de vier hierboven vernoemde elementen. Het BIPT zal, samen met DE POST, een studie realiseren met betrekking tot de voorwaarden bepaald in de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970 betreffende de erkenning van dagbladen en tijdschriften, met het oog, in voorkomend geval, op het actualiseren hiervan en dit binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van het derde beheerscontract.

Art. 3.DE POST verbindt er zich toe de uitreiking te verzekeren van : - al dan niet geadresseerde verkiezingsdrukwerken (artikel 41 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970) - en van brievenpostzendingen die onder het stelsel vallen van de portvrijdom volgens de voorwaarden bepaald in artikel 14 van onderhavig contract (artikel 59 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970, artikel 57 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, artikel 18 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen). Afdeling 2. - De financiële prestaties

Art. 4.De inhoud en de eisen met betrekking tot de opdrachten van openbare dienst worden als volgt bepaald : 1° De financiële postdiensten verzekeren die gedefinieerd zijn in artikel 131, 19° van de wet van 21 maart 1991 zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 26 december 1956 waarin begrepen zijn : a) voor rekening van derden enigerlei kwijtschrift innen;b) geldspeciën op rekening-courant in bewaring ontvangen en de betalingen verrichten welke door cheques en overschrijvingen op deze rekeningen aangewezen worden;c) geldinlagen ontvangen en uitkeringen doen voor rekening van DE POST of van andere financiële instellingen. De verplichtingen van DE POST met betrekking tot effecten en kwijtschriften, zoals voorzien in het tweede beheerscontract zijn afgeschaft. De Staat verbindt er zich toe een ontwerp voor te stellen van aanpassing van de wet van 26 december 1956 en van zijn uitvoeringsbesluiten. 2° De volgende taken uitvoeren : a) de uitgifte en de betaling van postwissels (wet van 26 december 1956, artikel 3);b) de betaling aan huis van ouderdom- en overlevingspensioenen en van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.De Staat en DE POST verbinden zich ertoe om binnen de meest geschikte termijn [en ten laatste binnen zes maanden vanaf de inwerkingtreding van dit contract] een structureel akkoord te bereiken met het oog op het significant verminderen, in het bijzonder voor de postbodes, van het risico van agressie gekoppeld aan de uitbetaling van ouderdom- en overlevingspensioenen en van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

Diverse acties zullen met dit doel ondernomen worden in het perspectief van het doen omslaan op termijn naar een betaling op een bank- of postrekening als standaardprocedure. De toepasselijke juridische en technische aanpassingen zullen vervolgens uitgevoerd worden.

De Staat en DE POST verbinden zich ertoe dat deze structurele maatregelen geen afbreuk doen aan de personen voor wie, op basis van door de Staat bepaalde criteria, een betaling aan huis wenselijk blijft (artikel 31 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1967 met betrekking tot de pensioenen van werknemers, artikelen 137 en 183 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 met betrekking tot de pensioenen van zelfstandigen en artikel 25 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming); c) de uitbetaling van de presentiegelden bij de verkiezingen;d) het drukken en verkopen van vergunningszegels voor rekening van de Gemengde Administratieve Belgisch-Luxemburgse Commissie (koninklijk besluit van 12 januari 1970, artikel 168);e) het boeken van gelden en titels voor verkeersboetes (wet van 29 februari 1984 en koninklijk besluit van 10 juni 1985);f) de uitreiking en de uitbetaling van titels van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (koninklijk besluit van 12 januari 1970, artikel 169);g) het drukken, de verkoop, de terugbetaling, de vervanging en de uitwisseling van de visverloven (koninklijk besluit van 12 januari 1970, artikel 164);h) het omwisselen, tot en met 31 december 2004, tegen euro van geldstukken in Belgische frank of centiemen, zonder kosten en zonder beperking van bedrag (wet van 10 december 2001). De Staat zal de geldigheid van de elementen opgenomen in de factuur aan de Staat, aan de controle van het BIPT onderwerpen.

Art. 5.DE POST waarborgt, op voorlegging van een identiteitskaart en op voorwaarde dat men 12 jaar oud is, de opening van een rekening zonder kasfaciliteiten en met een minimale dienstverlening (overschrijvingen, domiciliëringen, doorlopende opdrachten, debetkaart). Het beheer van deze rekening kan gratis zijn. Afdeling 3. - Taken van algemeen belang die contractueel worden

vervuld en prestaties verricht voor rekening van de Staat

Art. 6.Naar gelang van de evolutie van de technische, economische en sociale omgeving, zal DE POST ervoor zorgen om diensten te ontwikkelen die aan de behoeften van de klanten beantwoorden.

Er dient meer bepaald ingestaan voor : 1° de sociale rol van de postbode, met name ten aanzien van de alleenstaanden en de minstbedeelden;2° de gepaste informatie van het publiek, op verzoek van de bevoegde overheid, via de Minister onder wie DE POST ressorteert;3° het afdrukken en leveren van elektronische post;4° de dienst voor het certificeren van berichten.

Art. 7.De taken van openbare dienst onder de vorm van prestaties die verricht worden voor de Staat, zijn rekenplichtigen en de Thesaurie, omvatten met name, op verzoek van de bevoegde overheid, via de Minister die bevoegd is voor DE POST voor wat de punten 4 tot 6 betreft : 1° de prestaties die uitgevoerd worden voor de Staatsrekenplichtigen en het opstellen van de dagtoestand inzake thesaurie;2° de verkoop van fiscale zegels en boetezegels, die DE POST wordt opgelegd door artikel 163 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst en door artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit van 10 juni 1985;3° de medewerking van DE POST op het vlak van de uitreiking van pakken stembrieven, binnen de voorwaarden die zijn overeen te komen tussen de Staat en DE POST;4° de medewerking van DE POST voor het drukken en het uitreiken van administratieve formulieren, van werkaanbiedingen;5° het ter beschikking stellen van middelen van DE POST voor de organisatie van toegangsexamens voor het openbaar ambt (artikel 172 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970);6° het ter beschikking stellen in haar postkantoren van een passende infrastructuur (bijv.via terminals) die met behulp van het Internet de relaties tussen de burgers en de Administratie vergemakkelijkt.

Art. 8.De Staat en DE POST kunnen uitdiepings- of actualiseringsovereenkomsten sluiten ten aanzien van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde materies.

Er wordt overeengekomen dat elk van deze taken, met uitzondering van de artikelen 6.1° en 7.1°, 2°, 3° van dit contract, als openbare dienst slechts gewaarborgd worden na sluiting van de overeenkomstige uitdiepingsovereenkomst.

Hoofdstuk 3. - Gereserveerde diensten Afdeling 1. - Brievenpost

Art. 9.Worden als gereserveerd beschouwd : alle in het kader van het beheerscontract door DE POST geleverde prestaties, zoals bepaald in artikel 144octies van de wet van 21 maart 1991. Afdeling 2. - Financiële prestaties

Art. 10.Worden als gereserveerd beschouwd : alle in het kader van het beheerscontract door DE POST geleverde prestaties, zoals bepaald in artikel 4, 2° a) van onderhavig beheerscontract. Afdeling 3. - Postzegels en andere postwaarden

Art. 11.DE POST staat in voor de uitgifte en de verkoop van postzegels en andere postwaarden (artikel 141, § 1B , van de wet).

Hoofdstuk 4. - Principes inzake tarifering en facturatie Afdeling 1. - Universele Dienst (postzendingen en postcollies en

aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde)

Art. 12.De tarieven voor elk van de in artikel 142 van de wet van 21 maart 1991 bepaalde diensten die deel uitmaken van de universele dienst, worden vastgesteld volgens de principes vastgelegd in artikel 144ter van dezelfde wet. Afdeling 2. - Internationale verplichtingen

Art. 13.DE POST leeft de tarieven vastgelegd door supranationale instanties of door internationale verdragen na. Dit is onder meer het geval voor : 1° de door de Wereldpostvereniging (UPU) opgelegde verkoopprijs van internationale antwoordcoupons;2° de door de UPU voorgeschreven portvrijdom voor blindenschrift;3° de door de Conventie van Genève van 12 augustus 1949 aan de krijgsgevangenen en de burgerlijk geïnterneerden toegekende vrijstelling van posttaksen. Afdeling 3. - Andere verplichtingen

Art. 14.Het betreft alle tarieven die, om redenen van algemeen belang, bij beslissing van de Staat onder de kostprijs worden gehouden.

Het gaat met name om : 1° de uitreiking van dagbladen en tijdschriften die als dusdanig door DE POST worden erkend overeenkomstig artikel 2 van onderhavig Contract.Zij vormen het voorwerp uit van een tussenkomst van de Staat bepaald op het verschil tussen de kostprijs van DE POST en de prijs overeengekomen in de tripartiete overeenkomst in uitvoering van bovenvermeld artikel 2; 2° de portvrijdom voor bepaalde zendingen van de brievenpost zoals bepaald in artikel 59 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970, in artikel 57 van de organieke wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten;artikel 18 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen; 3° de uitreiking van al dan niet geadresseerde verkiezingsdrukwerken, tegen het tarief opgelegd door artikel 41 van het koninklijk besluit van 12 januari 1970;4° de medewerking van DE POST op het vlak van de uitreiking van pakken stembrieven waarvan sprake in artikel 7, 3°;5° de prestaties die uitgevoerd worden voor de Staatsrekenplichtigen en het opstellen van de dagtoestand inzake thesaurie waarvan sprake in artikel 7, 1°;6° de inning, voor rekening van derden, van enigerlei kwijtschrift waarvan sprake in artikel 4, 1° a);7° de ontvangst in bewaring van geldspeciën op rekening-courant en de betalingsverrichtingen welke door cheques en overschrijvingen op deze rekeningen aangewezen worden waarvan sprake in artikel 4, 1° b);8° de ontvangst van geldinlagen en het doen van uitkeringen voor rekening van DE POST of van andere financiële instellingen waarvan sprake in artikel 4, 1° c);9° het openen van rekeningen waarvan sprake in artikel 5;10° de uitgifte en de betaling van postwissels waarvan sprake in artikel 4, 2° a);11° de betaling aan huis van ouderdoms- en overlevingspensioenen waarvan sprake in artikel 4, 2° b);12° de uitbetaling van de presentiegelden bij de verkiezingen waarvan sprake in artikel 4, 2° c);13° het drukken en verkopen van vergunningszegels voor rekening van de Gemengde Administratieve Belgisch-Luxemburgse Commissie waarvan sprake in artikel 4, 2° d);14° het boeken van gelden en titels voor verkeersboetes waarvan sprake in artikel 4, 2° e);15° de uitreiking en de uitbetaling van titels van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie waarvan sprake in artikel 4, 2° f);16° het drukken, de verkoop, de terugbetaling, de vervanging en de uitwisseling van de visverloven waarvan sprake in artikel 4, 2° g);17° het omwisselen, tot en met 31 december 2004, tegen euro van geldstukken in Belgische frank of centiemen, zonder kosten en zonder beperking van bedrag waarvan sprake in artikel 4, 2° h);18° de verkoop van fiscale zegels en boetezegels waarvan sprake in artikel 7, 2°;19° de medewerking van DE POST voor het drukken en het uitreiken van administratieve formulieren, van werkaanbiedingen waarvan sprake in artikel 7, 4°;20° het ter beschikking stellen van middelen van DE POST voor de organisatie van toegangsexamens voor het openbaar ambt waarvan sprake in artikel 7, 5°. Afdeling 4. - Facturatieprincipes

Art. 15.Het bedrag van de prestaties geleverd aan de Staat, tegen een prijs lager dan de kostprijs, wordt op basis van de reële kosten door DE POST berekend. In dit opzicht worden de reële kosten in aanmerking genomen op basis van de analytische boekhouding voorzien door de artikelen 144quinquies tot septies van de wet van 21 maart 1991.

De tussenkomst van de Staat heeft betrekking op het verschil tussen de kostprijs van DE POST en de aan de gebruiker van de dienst gefactureerde prijs ingevolge de bepalingen van onderhavig beheerscontract.

Voorschotfacturen worden trimestrieel door DE POST aan de Staat opgestuurd. De modaliteiten van de vereffening van de facturen door de Staat verschuldigd worden bij een afzonderlijke overeenkomst tussen de Staat en DE POST vastgelegd.

Naar aanleiding van de herevaluatie uitgevoerd overeenkomstig artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 21 maart 1991, zullen de partijen de in onderhavig contract bedoelde taken evalueren, ervoor zorgend dat de reële kosten in rekening worden gebracht. Bij die gelegenheid dient er eveneens over gewaakt te worden dat : - de taken van openbare dienst aangepast worden aan de evolutie van de noden van de maatschappij en de ontwikkeling van de technologieën, en van het Europese recht; - de beste verhouding gevonden wordt tussen de geleverde dienst en de kostprijs, gedragen zowel door de Staat als door de klant.

Wat de toepassing van artikel 3, § 2, 5° van de wet betreft, betaalt DE POST geen vergoedingen aan de Staat.

Hoofdstuk 5. - Betrekkingen met de klanten Afdeling 1. - Kwaliteitscriteria

Art. 16.Algemeen criterium 1° DE POST ziet erop toe dat de methodes volgens welke zij haar opdrachten van openbare dienst uitvoert, evolueren in functie van de technische, economische en sociale omgeving, evenals van de reële behoeften van de klanten.Vanuit dit oogpunt dient DE POST, meer bepaald via elektronische mogelijkheden, naar middelen te zoeken die het de klant gemakkelijker maken. Te dien einde verbinden de partijen er zich toe, na de herevaluatie bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid van de wet van 21 maart 1991, de lijst met de taken van openbare dienst aan te passen. 2° DE POST verbindt er zich toe jaarlijks 2 % van de wedden en lonen te besteden aan een kwalitatieve opleiding van het personeel.DE POST zal daarbij voorrang geven aan de opleiding van het personeel dat in contact staat met de cliënteel.

Art. 17.Informatie aan de klanten Voor al haar opdrachten van openbare dienst dient DE POST de informatie te verstrekken die voorzien is in de artikelen 142, § 4, 144 et 144bis van de wet van 21 maart 1991.

DE POST verbindt er zich toe het Gebruikershandvest geregeld bij te werken en te publiceren in functie van wijzigingen van het dienstenaanbod, waarbij met name gesteund wordt op de waarderingselementen van het Raadgevend Comité voor de postdiensten en van de dienst 'ombudsman' zoals bepaald in de artikelen 43 en 47 van de wet en op de resultaten van de tevredenheidsstudie waarvan sprake in artikel 20. Afdeling 2. - Verzendingstermijnen voor prioritaire zendingen

Art. 18.DE POST verbindt er zich toe een maximum aantal prioritaire zendingen uit te reiken, d.w.z. de briefwisseling gefrankeerd tegen brieftarief, op de eerste werkdag (buiten de zaterdag) volgend op die van hun afgifte voor de laatste nuttige buslichting, op die van hun afgifte in het postkantoor of op die van hun afhaling ter plaatse.

DE POST dient naar de beste middelen te zoeken om voorrang te geven aan de uitreiking van zendingen die betrekking hebben op familiale gebeurtenissen.

Voor de prioritaire internationale zendingen gelden op Belgisch grondgebied dezelfde verzendingstermijnen als voor de binnenlandse zendingen.

DE POST verbindt er zich toe haar dienstverlening geleidelijk aan te verbeteren en zodoende binnen volgende termijnen de uitreiking te verzorgen : - D + 1 in 2002 minstens 91 % van de binnenlandse post in 2003, 92 %, in 2004 93 %, in 2005 94 % en in 2006 95 %; - D + 2 minstens 97 % van de binnenlandse post; - Deze termijnen worden gemeten, onder controle van het BIPT, volgens de norm CEN prEN 13850 « Postdiensten - Kwaliteit van diensten - Meting van kwaliteit van eind-tot-eind-dienstverlening voor prioritaire post »; - De resultaten van de controle van de kwaliteitscriteria worden jaarlijks gepubliceerd.

Art. 19.Op alle brievenbussen moet het uur van de laatste nuttige lichting worden aangegeven, evenals het adres van de dichtstbijzijnde brievenbus waar een latere afgifte mogelijk is. Het uiterste uur van de laatste lichting moet voor minstens één brievenbus zijn vastgesteld op 17 uur in elke gemeente, en op 19 uur in de gemeenten waar dit gerechtvaardigd is in functie van de jaarlijks door DE POST te evalueren behoeften van de cliënteel, waarbij DE POST toeziet op een evenwichtige spreiding over heel het grondgebied. Afdeling 3. - Tevredenheidsmetingen

Art. 20.Binnen een termijn van 18 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit contract ziet DE POST, onder controle van het BIPT, erop toe om een instrument in dienst te stellen voor de meting van de klantentevredenheid. Dit instrument zal moeten toelaten, binnen een eerste fase van maximum 9 maand, om de reële verwachtingen van deze laatste met betrekking tot de taken van openbare dienst te beoordelen, vervolgens om, samen met de Staat, precieze doelstellingen voor DE POST te formuleren op het einde van de 12e maand, en tenslotte hiervan de performantie op kwantitatieve basis te meten, minstens jaarlijks en voor de eerste keer op het einde van de 18e maand volgend op de inwerkingtreding van onderhavig contract.

De resultaten over de controle van de realisatie van de kwaliteitsdoelstellingen zullen jaarlijks worden gepubliceerd.

Art. 21.De volgende bepalingen zullen van toepassing zijn als overgangsmaatregel in afwachting van een herziening van dit beheerscontract zoals voorzien in artikel 5, § 1, van de wet, volgend op de bepaling van de reële verwachtingen van de klant en op de definitie van precieze doelstellingen voor DE POST : 1° De postkantoren dienen tenminste gedurende enkele uren per week open te zijn buiten de kantooruren van de cliënteel in functie van haar behoeften.2° DE POST waakt erover om de wachttijd tot gemiddeld vier minuten te beperken. Hoofdstuk 6. - Postkantoren Afdeling 1. - Dichtheid van het net

Art. 22.Brievenpost DE POST dient een geschikte basisinfrastructuur te behouden van het ophalings-, sorteer-, transport - en distributienetwerk, teneinde haar verplichtingen na te komen met betrekking tot de universele dienstverlening en andere opdrachten van openbare dienst, zoals bedoeld in artikel 2, afdeling 1, van onderhavig beheerscontract.

Art. 23.Retail 1° De Staat en DE POST komen overeen dat de huidige dichtheid van het netwerk van postkantoren en postale servicepunten beantwoordt aan de behoeften van nabijheid verbonden aan de uitvoering van de taken van openbare dienst. In samenwerking met het BIPT zal DE POST een instrument ontwikkelen voor een objectieve meting van de adequaatheid van de dichtheid van het net met haar opdrachten in functie van hun evolutie. 2° Alle gemeenten van het Rijk moeten over minstens één postkantoor of postaal servicepunt beschikken.In voorkomend geval, met de goedkeuring van de gemeentelijke overheden, kan een postaal servicepunt een postkantoor vervangen. Zulke goedkeuring is slechts vereist in de mate dat de gemeente slechts één postkantoor bevat. 3° DE POST legt jaarlijks aan de Staat ter informatie haar netwerkplan voor.Dit plan houdt meer bepaald rekening met de elementen die voortvloeien uit de adequatiemaatregel en met de noodzaak om postkantoren of postale servicepunten te positioneren in functie van de voorbijgangplaatsen van de cliënteel.

Elk ontwerp van wijziging dat de afschaffing met zich mee zou brengen van een postkantoor of een postaal servicepunt dat op meer dan vijf kilometer van het dichtstbijzijnde kantoor of postaal servicepunt ligt, dient door DE POST, in het kader van een overleg, aan de Staat te worden voorgelegd. DE POST blijft vrij om haar netwerk aan te passen indien het overleg niets oplevert binnen een termijn van drie maanden. 4° DE POST zal haar servicepunten ontwikkelen op een actieve en creatieve manier, door meer in het bijzonder samenwerkingen aan te knopen met andere verleners van openbare diensten.5° Elk postkantoor of postaal servicepunt zal minimaal diensten aanbieden die overeenstemmen met de opdrachten van openbare dienst en universele dienst van DE POST.Deze prestaties zullen uitgevoerd worden door personeel van DE POST. Afdeling 2. - Toegankelijkheid van de postkantoren

Art. 24.DE POST stelt alles in het werk om te zorgen voor een makkelijke toegang voor mindervaliden in de nieuwe kantoren. Hetzelfde geldt bij verbouwingswerkzaamheden, voor zover de stedenbouwkundige voorschriften en de huurcontracten het toelaten.

De naleving door DE POST van deze verplichtingen zal deel uitmaken van de klantentevredenheidsmaatregel voorzien in artikel 20 van dit beheerscontract.

Hoofdstuk 7. - Bestemming van de winst

Art. 25.Als de jaarrekeningen van DE POST met een batig saldo worden afgesloten, dan blijft dit voor haar verworven, en dit onverminderd hoofdstuk IX, titel 1, van de wet van 21 maart 1991.

De bestemming van de winst gebeurt overeenkomstig artikel 50 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 17 maart 2000 tot goedkeuring van de omzetting van DE POST in een naamloze vennootschap van publiek recht en tot goedkeuring van haar statuten.

Hoofdstuk 8. - Ondernemingsplan Afdeling 1. - Inhoud

Art. 26.De partijen gaan akkoord over de jaarlijkse voorlegging van een ondernemingsplan met de volgende doelstellingen : 1° inventaris van de strategische doelstellingen voor de komende vijf jaar, eventueel elk jaar te actualiseren (strategisch plan - opdrachten van openbare dienst);2° doelstellingen voor het komende jaar (business plan - opdrachten van openbare dienst). Dit businessplan omvat : a) het marketingplan;b) het financieel plan;c) de planning van de investeringen;d) elke wijziging in de structuur van het postdispositief;e) de vooruitzichten inzake het algemeen personeelsbeleid en het sociaal beleid. DE POST verbindt zich ertoe om, op termijn, zich toe te leggen op het zich te schikken naar de ISO 9000, ISO 14000 en EMAS standaarden. Afdeling 2. - Procedure

Art. 27.Het ondernemingsplan wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 van de wet van 21 maart 1991. De elementen van het ondernemingsplan betreffende de uitvoering van de taken van openbare dienst worden, uiterlijk op 15 november vóór elk van de in dit plan bedoelde boekjaren : 1° ter informatie meegedeeld aan het Paritair Comité van DE POST;2° ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister onder wie DE POST ressorteert, voor evaluatie met inachtneming van de bepalingen van het beheerscontract.Indien de goedkeuring of weigering van de Minister niet tegen 31 december aan de Raad van Bestuur van DE POST werd betekend, mag de Raad het ondernemingsplan als goedgekeurd beschouwen.

Hoofdstuk 9. - Sancties bij niet-naleving van het beheerscontract Afdeling 1. - Algemene principes

Art. 28.Wanneer één van de partijen bij onderhavig contract de clausules ervan niet naleeft, is de andere partij ertoe gemachtigd schadevergoeding te eisen bij toepassing van artikel 3, § 3 van de wet van 21 maart 1991.

Deze laatste partij meldt aan de andere de niet-naleving van de clausules van het contract per aangetekende brief; deze formaliteit geldt als ingebrekestelling.

De niet-naleving door een partij, van de verbintenissen aangegaan jegens de andere, houdt de verplichting in tot betaling van een vergoeding die dagelijks berekend wordt tegen de wettelijke rentevoet.

De termijn voor berekening van de interesten gaat in vanaf de ingebrekestelling.

Wanneer de in onderhavig contract voorziene verplichtingen aan het einde van een boekjaar door een partij niet worden nageleefd, plegen de partijen overleg omtrent de te nemen bijsturingmaatregelen en dit onverminderd de toepassing van de eerste alinea van onderhavig artikel.

Indien bij het afsluiten van het volgend boekjaar wordt vastgesteld dat deze maatregelen geen resultaat hebben opgeleverd, komen beide partijen, door middel van een bijvoegsel, tot een overeenkomst aangaande de bijkomende te treffen maatregelen of te nemen sancties. Afdeling 2. - Brievenpost

Art. 29.De niet-naleving van de normen met betrekking tot de termijnen voor het afwikkelen van prioritaire zendingen zal gesanctioneerd worden overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van artikel 144 quater §3 van de wet van 21 maart 1991.

Bij de berekening van de sancties kan het BIPT beslissen om rekening te houden met gevallen van overmacht of onvoorzienbare omstandigheden. Afdeling 3. - Tevredenheidsmetingen

Art. 30.Tijdens de eerste her-evaluatie die wordt uitgevoerd conform artikel 5, § 1, 1e alinea van de wet van 21 maart 1991, volgend op de uitwerking van een instrument voor de meting van de klantentevredenheid tegenover de prestaties van de opdrachten van Openbare Dienst zoals voorzien in artikel 20, zullen de partijen de modaliteiten van een specifiek sanctiesysteem beoordelen.

Hoofdstuk 10. - Duur van het contract

Art. 31.Onderhavig contract wordt gesloten voor de duur van vijf jaar vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit houdende goedkeuring van dit contract.

Art. 32.De in dit contract vermelde verplichtingen die het gevolg zijn van een wettelijke of reglementaire bepaling blijven slechts gelden voor zover de wettelijke of reglementaire bepaling van kracht blijft.

Opgemaakt te Brussel, op 28 juni 2002.

In naam van de naamloze vennootschap van publiek recht DE POST : De Gedelegeerd Bestuurder, J. THIJS De Voorzitter van de Raad van Bestuur, P. KLEES In naam van de Belgische Staat : De Minister van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, Belast met Middenstand, R. DAEMS

^