Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2002
gepubliceerd op 25 september 2002

Koninklijk besluit betreffende het ambtshalve onderzoek van pensioenrechten in de pensioenstelsels voor werknemers en voor zelfstandigen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022743
pub.
25/09/2002
prom.
04/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/04/2002022743/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende het ambtshalve onderzoek van pensioenrechten in de pensioenstelsels voor werknemers en voor zelfstandigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 16, § 2;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 5, § 4, ingevoegd door de wet van 6 februari 1976, en de artikelen 30 en 31, 3°, gewijzigd bij de programmawet van 22 december 1989;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn, inzonderheid op artikel 6, tweede lid;

Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, inzonderheid op artikel 8, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op de artikelen 2, §§ 1 en 3, en 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 3, §§ 1 en 6, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, en op artikel 16;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 10, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 121, eerste lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1997;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 24 juni 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juni 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat het noodzakelijk is in de reglementaire basis te voorzien van de procedure die toelaat om met ingang van 1 januari 2004 ambtshalve het rustpensioen toe te kennen aan de personen die een activiteit als zelfstandige of als werknemer hebben uitgeoefend en die, ten vroegste op 1 december 2003, de wettelijke pensioenleeftijd bereiken; deze procedure moet aangevat kunnen worden op 1 oktober 2002, datum waarop zij aan de voorwaarde van verblijf in België moeten voldoen en de betrokkenen moeten ten spoedigste in kennis gesteld worden van deze maatregel, om te vermijden dat zij nog een pensioenaanvraag zouden indienen;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 33.913, gegeven op 29 juli 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister belast met Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Regeling voor werknemers

Artikel 1.In artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2002 wordt een § 3ter ingevoegd, luidend als volgt : « § 3ter. Wordt eveneens ambtshalve onderzocht, het recht op rustpensioen van de persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en ten vroegste op 1 december 2003 de pensioenleeftijd bereikt bedoeld in de artikelen 2, § 1, en 3 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, op voorwaarde dat de beroepsbezigheid die in deze hoedanigheid werd uitgeoefend, zijn onderwerping aan de pensioenregeling voor werknemers tot gevolg had.

Aan de voorwaarde van hoofdverblijfplaats in België moet voldaan zijn de eerste dag van de vijftiende maand die voorafgaat aan de datum waarop de betrokkene de in het eerste lid bedoelde pensioenleeftijd bereikt.

De beslissing van de Rijksdienst gaat in op de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de in het eerste lid bedoelde pensioenleeftijd bereikt wordt. ».

Art. 2.In hetzelfde artikel wordt een § 3quater ingevoegd, luidend als volgt : « § 3quater. Het ambtshalve onderzoek van het recht op rustpensioen in toepassing van § 3 heeft, in voorkomend geval, het ambtshalve onderzoek van het recht op overlevingspensioen tot gevolg wanneer de beroepsbezigheid behorend tot de pensioenregeling der werknemers in hoofde van de overleden echtgenoot vastgesteld wordt tijdens het onderzoek.

De beslissing van de Rijksdienst kan evenwel niet ingaan vóór de in § 3, tweede lid, bepaalde datum. »

Art. 3.In hetzelfde artikel wordt een § 3quinquies ingevoegd, luidend als volgt : « § 3quinquies. Het ambtshalve onderzoek van het recht op rustpensioen in toepassing van § 3ter heeft, in voorkomend geval, het ambtshalve onderzoek van het recht op overlevingspensioen tot gevolg wanneer de beroepsbezigheid behorend tot de pensioenregeling der werknemers in hoofde van de overleden echtgenoot vastgesteld wordt tijdens het onderzoek.

De beslissing van de Rijksdienst kan evenwel niet ingaan vóór de in § 3ter , derde lid, bepaalde datum. » HOOFDSTUK II. - Regeling voor zelfstandigen

Art. 4.Artikel 121, eerste lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bepalingen van artikel 3, §§2, 3bis en 5, en van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, kan de aanvraag om rustpensioen ten vroegste worden ingediend de eerste dag van de twaalfde maand voorafgaand aan deze waarin de gekozen ingangsdatum van het rustpensioen gelegen is. »

Art. 5.Een artikel 133quinquies wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 133quinquies . Wanneer een persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft de pensioenleeftijd bedoeld in de artikelen 3, § 1, en 16, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 januari 1997 ten vroegste op 1 december 2003 bereikt, worden zijn rechten op een rustpensioen als zelfstandige ambtshalve onderzocht, op voorwaarde dat de beroepsbezigheid die in die hoedanigheid werd uitgeoefend, de verplichte of vrijwillige onderwerping krachtens de wetten die het pensioenstelsel der zelfstandigen geregeld hebben en krachtens het koninklijk besluit nr. 38 tot gevolg had.

Aan de voorwaarde van hoofdverblijfplaats in België moet voldaan zijn de eerste dag van de vijftiende maand die voorafgaat aan de datum waarop de betrokkene de in het eerste lid bedoelde pensioenleeftijd bereikt.

De beslissing van het Rijksinstituut gaat in op de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan de in het eerste lid bedoelde leeftijd bereikt wordt. ».

Art. 6.Een artikel 133sexies wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 133sexies.Het ambtshalve onderzoek van de rechten op een rustpensioen in toepassing van artikelen 133quater heeft een ambtshalve onderzoek tot gevolg van de rechten op een overlevingspensioen, van de rechten op een pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot of van de rechten in hoedanigheid van gescheiden echtgenoot wanneer in hoofde van de overleden echtgenoot, de ex-echtgenoot of de feitelijk of van tafel en bed gescheiden echtgenoot, naargelang van het geval, een beroepsbezigheid vallend onder de pensioenregeling voor zelfstandigen, vastgesteld wordt tijdens het onderzoek.

De beslissing van het Rijksinstituut gaat in : 1° wanneer het gaat om een overlevingspensioen, de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de laatste echtgenoot.Het gaat niettemin in de eerste dag van de maand waarin de laatste echtgenoot is overleden indien deze, in de loop van de maand van zijn overlijden, geen aanspraak kon maken op de uitbetaling van een rustpensioen toegekend in een andere Belgische regeling dan die van de zelfstandigen, in een analoge buitenlandse regeling of in een regeling die op het personeel van een instelling van internationaal publiek recht van toepassing is; 2° wanneer het gaat om een pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot, de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan de echtscheiding werd overgeschreven;3° wanneer het gaat om de pensioenrechten in hoedanigheid van gescheiden echtgenoot, de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan de scheiding van tafel en bed of de feitelijke scheiding zich voorgedaan heeft. De beslissing van het Rijksinstituut kan evenwel niet ingaan vóór de datum bedoeld in artikel 133quater. »

Art. 7.Een artikel 133septies wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 133septies.Het ambtshalve onderzoek van de rechten op een rustpensioen in toepassing van artikel 133quinquies heeft een ambtshalve onderzoek tot gevolg van de rechten op een overlevingspensioen, van de rechten op een pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot of van de rechten in hoedanigheid van gescheiden echtgenoot wanneer in hoofde van de overleden echtgenoot, de ex-echtgenoot of de feitelijk of van tafel en bed gescheiden echtgenoot, naargelang van het geval, een beroepsbezigheid vallend onder de pensioenregeling voor zelfstandigen, vastgesteld wordt tijdens het onderzoek.

De beslissing van het Rijksinstituut gaat in : 1° wanneer het gaat om een overlevingspensioen, de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de laatste echtgenoot.Het gaat niettemin in de eerste dag van de maand waarin de laatste echtgenoot is overleden indien deze, in de loop van de maand van zijn overlijden, geen aanspraak kon maken op de uitbetaling van een rustpensioen toegekend in een andere Belgische regeling dan die van de zelfstandigen, in een analoge buitenlandse regeling of in een regeling die op het personeel van een instelling van internationaal publiek recht van toepassing is; 2° wanneer het gaat om een pensioen van uit de echt gescheiden echtgenoot, de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan de echtscheiding werd overgeschreven;3° wanneer het gaat om de pensioenrechten in hoedanigheid van gescheiden echtgenoot, de eerste dag van de maand volgend op deze in de loop waarvan de scheiding van tafel en bed of de feitelijke scheiding zich voorgedaan heeft. De beslissing van het Rijksinstituut kan evenwel niet ingaan vóór de datum bedoeld in artikel 133quinquies , derde lid. » HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 2 en 6 die in werking treden op 1 januari 2003.

Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister belast met Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS

^