Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2013
gepubliceerd op 24 september 2013

Koninklijk besluit tot regeling van de methodes en procedures van toepassing op de activiteiten van toezicht, bescherming en veiligheid aan boord van schepen om te strijden tegen piraterij en tot vaststelling van verscheidene maatregelen die gelden voor de maritieme veiligheidsploegen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2013000615
pub.
24/09/2013
prom.
04/09/2013
ELI
eli/besluit/2013/09/04/2013000615/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot regeling van de methodes en procedures van toepassing op de activiteiten van toezicht, bescherming en veiligheid aan boord van schepen om te strijden tegen piraterij en tot vaststelling van verscheidene maatregelen die gelden voor de maritieme veiligheidsploegen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, de artikelen 13.21., 13.22., 13.24., 13.27., 13.31., ingevoegd bij de wet van 16 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2013 pub. 30/01/2013 numac 2013000077 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij sluiten houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen de maritieme piraterij;

Gelet op advies 53.345/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° de wet : de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid; 2° maritieme veiligheidsonderneming : onderneming zoals bedoeld in artikel 13.18 van de wet; 3° agent : persoon zoals bedoeld in artikel 13.20, 5°, van de wet; 4° operationele leidinggevende : de agent die door de maritieme veiligheidsonderneming wordt aangeduid om de andere agenten te leiden tijdens de opdracht en die de operationele leiding neemt van deze;5° maritieme veiligheidsploeg : ploeg die voor het toezicht, de bescherming en veiligheid aan boord van het schip zorgt;6° activiteiten : activiteiten van toezicht, bescherming en veiligheid aan boord van schepen om te strijden tegen piraterij;7° BEST MANAGEMENT PRACTICES, hieronder afgekort « BMP » : de praktijken, zoals bedoeld in artikel 2, 1° van de wet van 16 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2013 pub. 30/01/2013 numac 2013000077 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij sluiten houdende diverse maatregelen voor de bestrijding van maritieme piraterij betreffende aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet;8° risicozone : zeegebied gedefinieerd krachtens artikel 3 van de wet van 16 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2013 pub. 30/01/2013 numac 2013000077 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij sluiten houdende diverse maatregelen voor de bestrijding van maritieme piraterij, betreffende aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet;9° wapenkamer : wapenkamer zoals bedoeld in artikel 8, § 2, derde lid van de wet;10° de administratie : de Directie Private Veiligheid bij de algemene Directie Veiligheid en Preventie bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van een maritieme veiligheidsploeg en verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de agenten, de operationele leidinggevende en de kapitein

Art. 2.De maritieme veiligheidsonderneming ziet erop toe dat de maritieme veiligheidsploeg uit voldoende personen is samengesteld om de bewakingsopdracht correct te kunnen uitvoeren. Ze houdt hierbij rekening met de aard van de opdracht, de aard van de risico's en de kenmerken van het te bewaken schip. In elk geval bestaat een maritieme veiligheidsploeg uit minstens drie personeelsleden en één operationele leidinggevende.

Art. 3.De rol van de operationele leidinggevende bestaat in het bijzonder de volgende taken : 1° uitoefenen van het gezag, toezicht en controle over de leden van de maritieme veiligheidsploeg;2° toezien op het gedrag van de ploegleden;3° fungeren als tussenpersoon tussen de maritieme veiligheidsploeg en de kapitein voor alle communicatie, behalve in dringende noodsituaties;4° nemen van de nodige operationele maatregelen voor het goede verloop van de opdracht;5° zorgen voor het beheer van de wapens en de uitrusting;6° adviseren van de kapitein bij operaties;7° verslag uitbrengen over de situatie aan de maritieme veiligheidsonderneming;8° zich ervan vergewissen dat de aanbevelingen van de BMP, de interne procedures van de maritieme veiligheidsonderneming en de geldende reglementaire bepalingen door zijn ploeg worden nageleefd.

Art. 4.§ 1. De agenten oefenen hun activiteiten uit onder het gezag van de operationele leidinggevende en bekomen zijn voorafgaandelijk akkoord alvorens enige actie te ondernemen, behalve in geval van dringende noodsituaties. § 2. Elke beslissing van de operationele leidinggevende in uitvoering van dit besluit, wordt genomen in afspraak met de kapitein.

In afwijking van het eerste lid is de machtiging van de kapitein niet vereist in geval van dringende noodsituaties. In dit geval licht de operationeel verantwoordelijke de kapitein zo snel mogelijk in. HOOFDSTUK 3. - Uitrusting en werkkledij

Art. 5.De leden van de maritieme veiligheidsploeg dragen éénvormige werkkledij, ter beschikking gesteld door de maritieme veiligheidsonderneming. Deze voldoet aan volgende criteria : 1° ze bestaat uit een zwarte broek, een rode vest en twee gele armbanden;2° ze omvat geen kledingstukken, decoraties of elementen bevatten die voor verwarring kunnen zorgen met de werkkledij van militairen of openbare ordehandhavers;3° ze kan niet tot verwarring leiden met de kledij van de bemanningsleden van het schip;4° ze vermeldt enkel het woord « SECURITY » op duidelijk zichtbare wijze op de rug en eventueel de naam en het kenteken van de desbetreffende maritieme veiligheidsonderneming.

Art. 6.§ 1. Elk lid van de maritieme veiligheidsploeg beschikt voor de uitvoering van de opdracht over minstens de volgende uitrusting : 1° een kogelvrij vest;2° een helm met een ballistische bescherming en een camera;3° een radio VHF (zeekanalen) en UHF;4° visueel materieel voor overdag en `s nachts;5° een reddingsvest, bestemd voor een volwassene op zee. § 2. De operationele leidinggevende beschikt, benevens de uitrusting, bedoeld in § 1, over : 1° een satelliettelefoon;2° noodzakelijk medisch urgentiematerieel voor de leden van de maritieme veiligheidsploeg.

Art. 7.De boeien die, mits naleving van de voorwaarden voorzien in artikel 13.27 van de wet, door de leden van de maritieme veiligheidsploeg gebruikt mogen worden, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° gebruikt kunnen worden voor zowel het neutraliseren als het verplaatsen van de aangehouden persoon;2° uit roestvrij metaal vervaardigd zijn;3° bestaan uit twee armbanden die met mekaar verbonden zijn door een scharniersysteem;4° over voldoende afstand beschikken tussen de ringen zodat de agent de handboeien in het midden kan vastnemen zonder dat de boeien zich sluiten rond de polsen van de geboeide persoon;5° groot en ruim genoeg zijn en voldoende sluitingsposities hebben zodat zowel grote als kleine polsmaten kunnen worden geboeid;6° ontgrendeld worden met een stevige sleutel, met uitsluiting van een platte sleutel;7° geen scherpe boorden of delen vertonen die de aangehouden persoon of de agent kunnen kwetsen. HOOFDSTUK 4. - Procedures vóór de inscheping

Art. 8.§ 1. Vóór de inscheping bezorgt de maritieme veiligheidsonderneming aan elk lid van de maritieme veiligheidsploeg een procedurehandleiding aangepast aan het soort opdracht en rekening houdend met het soort schip. § 2. De procedurehandleiding, bedoeld in § 1, moet worden opgesteld in overeenstemming met de regelgevingen die voor de uitvoering van de opdracht gelden, in het bijzonder met de wet en dit uitvoeringsbesluit, alsook met de BMP. De principes waarop de in de handleiding beschreven procedures gebaseerd zijn, zijn de volgende : De opdracht is er in eerste instantie op gericht gevaarsituaties te voorkomen. Daarom moeten verdachte situaties zo vroeg mogelijk worden herkend en gesignaleerd.

Een aanval op het te bewaken schip dient zo mogelijk te worden voorkomen. Daarom is de procedure gericht op afschrikking en het maximaal gebruik van verwittigingsignalen.

In elk stadium van de procedure wordt gekozen voor deze vorm van respons die zo min mogelijk schade toebrengt aan goederen en personen.

Daarbij is het gebruik van geweld beperkt tot wat in de gegeven situatie strikt noodzakelijk is en is in ieder geval evenredig met de uitgeoefende dreiging. Het gebruik van geweld moet in overeenstemming zijn met hetgeen volgens Belgisch recht voorzien is inzake wettige verdediging. 4. Elk lid van de maritieme veiligheidsploeg is ertoe gehouden bijstand en hulp te bieden aan personen in gevaar.Hij mag geen houding aannemen dewelke een schuldig verzuim uitmaakt. § 3. De procedurehandleiding, bedoeld in § 1, bevat minstens de volgende informatie : 1. een beschrijving van de uitrusting waarover de maritieme veiligheidsploeg zal beschikken;2. een beschrijving van de taken, bevoegdheden en plichten van de leden van de maritieme veiligheidsploeg;3. de regels betreffende het beheer van de wapens;4. een beschrijving van de methodes die de piraten actueel gebruiken;5. een beschrijving van de criteria om te bepalen of een schip als verdacht kan beschouwd worden dan wel of een actie vanop een schip als verdacht kan beschouwd worden;6. de procedures die gevolgd moeten worden bij het waken, bij het naderen van een verdacht schip en bij een aanval;7. de procedure die gevolgd moet worden in geval van interventie van militairen;8. de regels die gevolgd moeten worden wanneer aan boord van het schip oefeningen georganiseerd worden in het kader van de opdracht;9. een lijst met de contactgegevens van de personen of instanties die de maritieme veiligheidsploeg, indien nodig, moet contacteren;10. de procedures betreffende de te bezorgen verslagen;11. de procedure inzake bijstand aan de personen aan boord van het bewaakte schip; de bijstandsprocedure wanneer door de interventie van de maritieme veiligheidsploeg belangrijke onderdelen van een ander schip geraakt worden of als personen aan boord van dat andere schip gewond zijn.

Art. 9.Vóór het aan boord gaan neemt de operationele leidinggevende volgende stappen : 1° hij informeert de agenten over de procedures opgenomen in het artikel 8 bedoelde handleiding en hij vraagt hen daarna om een document te ondertekenen waarbij zij verklaren de er in opgenomen procedures te kennen en begrepen te hebben;2° hij controleert dat de uitrusting en de wapens die mee aan boord genomen moeten worden, goed functioneren;3° hij organiseert de training van de maritieme veiligheidsploeg, in overeenstemming met de geldende reglementaire bepalingen, in het bijzonder wat het gebruik van de wapens en het schieten betreft. HOOFDSTUK 5. - Verloop van de opdracht vanaf het inschepen en vóór het binnenvaren van de risicozone

Art. 10.Ten laatste op het ogenblik van de inscheping overhandigt de operationele leidinggevende aan de agenten hun identificatiekaart of de documenten die overeenkomstig de wet gelijkwaardig geacht wordt.

Art. 11.De operationele leidinggevende neemt de volgende stappen : 1° hij verkent het schip, wint bij de kapitein of zijn afgevaardigde informatie in over de uitrusting en de preventieve middelen die voor de uitoefening van de activiteiten gebruikt kunnen worden;2° hij informeert de kapitein over de procedures die gevolgd zullen worden door de maritieme veiligheidsploeg en bespreekt met hem de wijze waarop, in geval van piraterij, alarm geslagen zal worden;3° hij evalueert de risico's eigen aan de situatie; 4° hij informeert, op verzoek van de kapitein, de bemanningsleden over de procedures die zij moeten kennen i.v.m. de activiteiten van de maritieme veiligheidsploeg; 5° hij zorgt ervoor dat een paneel dat de aanwezigheid van gewapende maritieme veiligheidsagenten op het schip aanduidt, op het schip wordt aangebracht en dat deze zichtbaar is voor de piraten in geval van een aanval of een aanvalspoging.

Art. 12.Vóór het binnenvaren van de risicozone organiseert de operationele leidinggevende één of meerdere oefeningen voor de leden van de maritieme veiligheidsploeg, waaraan ook de bemanningsleden kunnen deelnemen. HOOFDSTUK 6. - Verloop van de opdracht vanaf het binnenvaren van de risicozone en specifieke regels betreffende het gebruik van geweld

Art. 13.Vanaf het binnenvaren van de risicozone verloopt de opdracht in volgende fasen : 1° preventieve waakfase : de maritieme veiligheidsploeg waakt teneinde elk schip dat een bedreiging van piraterij kan vormen op te sporen;2° ontdekking en nadering van een verdacht schip : de maritieme veiligheidsploeg heeft een schip ontdekt dat waarschijnlijk daden van piraterij beoogt;3° aanvalsfase : de maritieme veiligheidsploeg stelt vast dat het naderende schip inderdaad van plan is om daden van piraterij te plegen. Afdeling 1. - Preventieve waakfase

Art. 14.Vanaf het binnenvaren van de risicozone neemt de operationele leidinggevende de nodige maatregelen opdat, volgens de waargenomen risico's, het aantal wakers, hun rotatie en de middelen die ter beschikking werden gesteld voldoende zijn. Hij bepaalt eveneens de positie van de personeelsleden teneinde een optimale waak te verzekeren.

Art. 15.De operationele leidinggevende controleert dat alle leden van de maritieme veiligheidsploeg systematisch hun volledige uitrusting dragen wanneer zij in dienst zijn en dat die uitrusting in goede staat is.

Art. 16.De operationele leidinggevende zorgt ervoor dat elk agent dat zijn waak aanvangt, op de hoogte wordt gebracht van alle elementen die nodig zijn om zijn taak uit te voeren. Afdeling 2. - Ontdekking en nadering van een verdacht schip

Art. 17.De agenten verwittigen onmiddellijk de operationele leidinggevende, zodra een verdacht schip ontdekt werd.

Indien de operationele leidinggevende de verdachte aard van het schip bevestigt, licht hij onmiddellijk de kapitein in en, zo de kapitein hiertoe verzoekt, tevens de bemanningsleden.

Art. 18.Vanaf het ogenblik dat een verdacht schip wordt ontdekt, worden, en dit tot het einde van de bedreiging : 1° alle gesprekken waaraan een lid van de maritieme veiligheidsploeg deelneemt, geregistreerd;2° de camera's waarmee de helmen van de leden van de maritieme veiligheidsploeg uitgerust zijn krachtens artikel 6, in opnamemodus gezet en worden de beelden geregistreerd.

Art. 19.Het piraterijalarm voor de ganse bemanning wordt afgekondigd volgens de met de kapitein overeengekomen modaliteiten.

De operationele leidinggevende vergewist zich ervan dat alle toegangen beveiligd zijn zoals met de kapitein werd overeengekomen en dat de nodige maatregelen werden genomen om de veiligheid van de bemanning en de personen aan boord te verzekeren.

Art. 20.De maritieme veiligheidsploeg geeft geluidswaarschuwingen en daarna, indien nodig, visuele waarschuwingen teneinde de bemanning van het verdacht schip te verwittigen dat zij ontdekt werden en dat, indien er tot een aanval zou worden overgegaan, er zal op gereageerd worden.

Indien de bedreiging niet stopt en het verdachte schip toch nadert ondanks de in het vorige lid vermelde werkwijze, gaat de maritieme veiligheidsploeg over tot het afvuren van waarschuwingsschoten. Deze schoten zijn achtereenvolgens enkel gericht in de lucht en voor de boeg van het verdachte schip. Afdeling 3. - Aanvalsfase

Art. 21.Indien de technieken bedoeld in het vorig artikel niet toelaten de bedreiging af te wenden, mag de maritieme veiligheidsploeg naar de romp of de motor schieten teneinde de aanval te stoppen. Er moet wel over gewaakt om niet te schieten op personen aan boord van het aanvallende schip.

Art. 22.Als laatste middel en nadat de in de artikelen 20 tot en met 21 vermelde procedure gevolgd werd, mogen de leden van de maritieme veiligheidsploeg tegen personen, die onmiskenbaar de fysieke integriteit van de bemanning van de bewaakte boot of van de maritieme veiligheidsploeg in gevaar brengen, geweld uitoefenen. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de fasen van het

ontdekken, het naderen van het verdachte schip en de aanval

Art. 23.Indien de situatie zodanig evolueert dat de uitvoering van alle fasen van de in de artikelen 20 tot en met 22 vermelde procedure, niet mogelijk is wegens een dreigend gevaar, kan besloten worden om bepaalde fasen niet uit te voeren. Afdeling 5. - Specifieke regels betreffende de vatting

Art. 24.Elke vatting wordt vermeld in het logboek bedoeld in artikel 13.29. van de wet.

Art. 25.Bij de vatting van een persoon mogen de leden van de maritieme veiligheidsploeg geen andere boeimiddelen gebruiken dan handboeien.

Art. 26.Wanneer de leden van de maritieme veiligheidsploeg een persoon bewaken van wie de kapitein besloten heeft deze te vatten en wanneer die persoon zich in een gesloten ruimte bevindt, worden, indien de veiligheid op het schip dit toelaat, de handboeien verwijderd.

Art. 27.De leden van de maritieme veiligheidsploeg behandelen de gevatte personen met naleving van hun fundamentele rechten en hun waardigheid.

Iedere gevatte persoon heeft het recht om, tijdens de volledige duur van de vatting, medische verzorging en een voldoende hoeveelheid water en voedsel te krijgen. Hij heeft het recht om sanitaire installaties te gebruiken. Afdeling 6. - Procedure die gevolgd moet worden op het einde van een

incident

Art. 28.In toepassing van artikel 13.31 van de wet en onverminderd artikel 5 van de wet van 16 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2013 pub. 30/01/2013 numac 2013000077 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij sluiten houdende diverse maatregelen voor de bestrijding van maritieme piraterij, betreffende aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, zal ieder incident waarbij de agenten vuurwapens hebben gebruikt of personen gevonden hebben die verdacht worden van deelname aan daden van piraterij of waarbij het schip door piraten werd aangevallen, onverwijld aan de administratie gerapporteerd worden via het volgende e-mailadres maritimesecurity.report@ibz.fgov.be aan de hand van het formulier gevoegd in bijlage 1.

Art. 29.Het incidentenrapport wordt opgesteld in één van de nationale talen.

In afwijking van het eerste lid, kan het incidentenrapport in het Engels worden opgesteld indien de operationele leidinggevende of de kapitein geen enkele van de landstalen beheerst.

Art. 30.Het incidentenrapport moet tegengetekend zijn door de kapitein.

Art. 31.In de gevallen bedoeld in artikel 28 van dit besluit en onverminderd de bevoegdheid van de kapitein, vrijwaart en verzamelt de operationele leidinggevende onmiddellijk alle bewijselementen van het incident verzamelen, in het bijzonder de videobeelden en de geluidsopnames. HOOFDSTUK 7. - Specifieke regels met betrekking tot wapens

Art. 32.De wapenkamer is één of meerdere beveiligde vervoerskoffers met daarin de wapens en munitie noodzakelijk voor de maritieme veiligheidsopdracht aan boord van een schip.

De wapens die bewaard worden in deze koffer, zijn niet geladen.

Art. 33.§ 1er. De wapenkamer blijft onder het toezicht van de operationele leidinggevende vanaf het tijdstip waarop hij de opslagplaats van het land van inscheping verlaat tot hij aankomt op de opslagplaats van het land van ontscheping. § 2. De operationele leidinggevende maakt een dagelijkse inventaris van alle munitie en wapens bewaard in de wapenkamer en noteert elke wegneming van wapen uit de wapenkamer alsook elke terugplaatsing van wapen conform wat bepaald werd in uitvoering van artikel 13.29 van de wet. Hij ziet erop toe dat de wapens in de wapenkamer overeenstemmen met wat vermeld staat in het logboek bedoeld in artikel 13.29. van de wet.

Art. 34.In deze wapenkamer mogen alleen de wapens bewaard worden die toebehoren aan de maritieme veiligheidsonderneming.

Art. 35.Aan boord van het schip mag de wapenkamer alleen worden geopend door de operationele leidinggevende of, ingeval van verhindering, zijn vervanger.

Art. 36.De wapens en de munitie die niet worden gebruikt bij de wacht, worden ten allen tijde in de wapenkamer bewaard.

Art. 37.De maritieme bewakingsploeg mag zijn wapens alleen dragen wanneer het schip waarop hij zijn opdracht uitoefent, zich in de risicozone bevindt.

Art. 38.Alleen de leden van de maritieme bewakingsploeg mogen de wapens manipuleren.

Art. 39.De operationele leidinggevende ziet erop toe dat de wapens tijdens de opdracht regelmatig worden onderhouden en dat ze goed werken.

Art. 40.Elk lid van de ploeg is verantwoordelijk voor elk wapen dat hem werd toegekend aan boord van het schip waarop hij zijn opdracht uitoefent.

Art. 41.Tijdens de wacht bedoeld in de artikels 14 tot en met 16 van dit besluit worden de wapens niet geladen.

Art. 42.Tijdens de fasen zoals bedoeld in de artikels 17 tot en met 22, mogen de wapens worden geladen. HOOFDSTUK 8. - Procedure die gevolgd moet worden na de opdracht

Art. 43.Na elke opdracht moet elk lid van de maritieme veiligheidsploeg zijn identificatiekaart teruggeven aan de operationele leidinggevende, die de kaart voor bewaring aflevert aan de maritieme veiligheidsonderneming.

Art. 44.Na elke opdracht zorgt de operationele leidinggevende ervoor dat de wapens ontscheept en naar de opslagplaats van het land van ontscheping vervoerd worden in overeenstemming met de geldende regelgeving.

Art. 45.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

Bijlage INCIDENTENVERSLAG 1. ALGEMENE INFORMATIE

Naam van de onderneming die de activiteiten van maritieme beveiliging uitoefent :


Naam en adres van de geregistreerde eigenaar of exploitant van het schip :


Naam van het schip :


Identificatienummer IMO (International Maritime Organization) van het schip :


Roepletters van het schip :


Type schip :


Naam van de kapitein :


Datum en plaats van inscheping van de maritieme veiligheidsploeg :

Op .. . . . (dag/maand/jaar) om . . . . . .

Route van het schip (beschrijving of verwijzing naar een kaart in bijlage waarop de route is uitgestippeld) :


Voorziene datum en plaats van uitscheping van de maritieme veiligheidsploeg :

Op . . . . . (dag/maand/jaar) om . . . . . .


2. SAMENSTELLING VAN DE MARITIEME BEWAKINGSPLOEG

Naam en voornaam van de operationele leidinggevende :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


Naam en voornaam van de agent :


3.BESCHRIJVING VAN DE FEITEN

Datum van de feiten :


Uur van de feiten :


Lokalisatie van het schip op het moment van de feiten (beschrijving of verwijzing naar een kaart in bijlage waarop de plaats van de feiten is aangeduid) :


Nauwkeurige beschrijving van de feiten (verloop, referenties van de gebruikte wapens, aantal personen die aan boord werden aangetroffen, plaats op het schip waar de personen verdacht van piraterij werden aangetroffen,...) :


Beschrijving van de eventuele lichamelijke en materiële schade voortvloeiend uit het incident :


De maatregelen die genomen werden in het kader van hun bevoegdheden door de kapitein, de operationele leidinggevende en/of de onderneming :


Naam en contactgegevens van het personeelslid van de maritieme veiligheidsonderneming die door de autoriteiten kan gecontacteerd worden naar aanleiding van de feiten :


4. BIJLAGEN .. . . .

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 4 september 2013 tot regeling van de methodes en procedures van toepassing op de activiteiten van toezicht, bescherming en veiligheid aan boord van schepen om te strijden tegen piraterij, en tot vaststelling van verscheidene maatregelen die gelden voor de maritieme veiligheidsploegen.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

^