Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 december 2004
gepubliceerd op 13 december 2004

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68quinquies, § 4, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2004002149
pub.
13/12/2004
prom.
05/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/05/2004002149/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 68quinquies, § 4, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 68quinquies, ingevoegd bij het artikel 99 van de programmawet van 9 juli 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 september 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 september 2004;

Gelet op het advies 37.715/3 van de Raad van State, gegeven op 26 oktober 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « specifieke hulp » : de specifieke hulp voor het betalen van onderhoudsgelden ten gunste van kinderen.

Art. 2.De aanvraag voor de specifieke hulp wordt ingediend op de wijze bepaald door artikel 58, §§ 1 en 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 3.Met het oog op het onderzoek van de aanvraag worden volgende gegevens door de aanvrager aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bezorgd : 1° de identiteit en alle inlichtingen betreffende de verblijfplaats in België van het kind of de kinderen waarvoor de steunaanvrager een onderhoudsgeld verschuldigd is;2° een afschrift van hetzij de uitvoerbare rechterlijke beslissing, hetzij de overeenkomst bedoeld bij artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij de uitvoerbare schikking bedoeld in de artikelen 731 tot 734 van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij de uitvoerbare rechterlijke beslissing op basis van artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek, op grond waarvan de steunaanvrager onderhoudsgeld voor zijn kind of kinderen verschuldigd is;3° het bewijs van de volledige betaling van het verschuldigde onderhoudsgeld.

Art. 4.Wanneer een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een aanvraag voor de specifieke hulp ontvangt waarvoor het zich onbevoegd acht, wordt toepassing gemaakt van artikel 58, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 5.Elke beslissing tot toekenning, weigering of herziening van de specifieke hulp wordt meegedeeld aan de steunaanvrager op de wijze bepaald door artikel 62bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Deze beslissing wordt binnen de acht dagen, te rekenen vanaf de datum ervan, meegedeeld aan de steunaanvrager.

Art. 6.De uitbetaling van de specifieke hulp geschiedt maandelijks en bedraagt hoogstens één twaalfde van het maximumjaarbedrag van 1.100 EUR, bepaald bij artikel 68quinquies, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 7.De uitbetaling van de specifieke hulp gebeurt op een vaste datum of dag, hetzij door middel van een postassignatie waarvan het bedrag betaalbaar is ten huize en in handen van de gerechtigde, hetzij door een circulaire cheque, hetzij door een overschrijving.

Art. 8.Op de bedragen toegekend als specifieke hulp mogen geen administratie- of onderzoekskosten ingehouden worden.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

Art. 10.Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, C. DUPONT

^