Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 december 2007
gepubliceerd op 08 januari 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen erkend door de Vlaamse Gemeenschap

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012751
pub.
08/01/2008
prom.
05/12/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen erkend door de Vlaamse Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen erkend door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002 Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen erkend door de Vlaamse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 21 februari 2003 onder het nummer 65541/CO/327) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en in toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de beschutte werkplaatsen, erkend door het "Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap", en de sociale werkplaatsen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen en op de werknemers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK III. - Definities

Art. 3.§ 1. Onder "werknemers" worden zowel de mannelijke als vrouwelijke werknemers, zowel de arbeiders als de bedienden, zowel validen als personen met een handicap verstaan. § 2. Onder "partijen" worden de werkgevers- en vakorganisaties verstaan die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend. § 3. Onder "groepering van ondernemingen" worden de groeperingen verstaan waarin voorzien is in hoofdstuk VI, artikel 8 van deze collectieve overeenkomst. § 4. Onder "beperkt comité" wordt het comité verstaan dat bestaat uit de woordvoerders of hun afgevaardigden van de ondertekenende organisaties. § 5. Onder "Sociaal Maribel Fonds" verstaat men : het fonds dat opgericht werd op basis van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid en aan welk het beheer van de gemutualiseerde opbrengst van de bijdragevermindering wordt toegekend volgens de modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 18 juli 2002.

Voor de werkgevers en de werknemers zoals bepaald in artikel 2 is dit het fonds opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002. Afdeling I. - Vlaamse beschutte werkplaatsen

HOOFDSTUK IV. - Vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid

Art. 4.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in de plaats van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 2000 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen en van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling erkend door de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Al de werkgevers beschutte werkplaatsen die toegetreden zijn tot 1 van de collectieve arbeidsovereenkomsten vermeld in artikel 4, § 1, worden automatisch beschouwd als toegetreden tot deze nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5.In het geval van een netto toename van de tewerkstelling en van een toename van het totale arbeidsvolume, kan de sector een vermindering genieten van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 18 juli 2002.

Art. 6.§ 1. De vermindering van de werkgeversbijdragen waarvan sprake in artikel 4, bedraagt 288,18 EUR per werknemer die ten minste 22 pct. tewerkgesteld is en per kwartaal. Cfr. artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002. § 2. In afwijking van § 1 worden voor de beschutte werkplaatsen de bijdrageverminderingen die overeenstemmen met 241,70 EUR per kwartaal vrijgesteld van de verplichte aanwending voor financiering van bijkomende tewerkstelling. Cfr. artikel 49 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002. HOOFDSTUK V. - Gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers

Art. 7.In de sector van de beschutte werkplaatsen is de verdeling tussen gesubsidieerde en niet gesubsidieerde werknemers de volgende : - 85 pct. wordt gesubsidieerd; - 15 pct. wordt niet gesubsidieerd. HOOFDSTUK VI. - Verbintenis inzake tewerkstelling

Art. 8.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om een bijkomende inspanning te doen voor de tewerkstelling, zodanig dat er in de sector een netto toename is van de tewerkstelling van tenminste de opbrengst van de bijdragevermindering en van het totale tewerkstellingsvolume, vergeleken met de tewerkstelling en het tewerkstellingsvolume van het overeenstemmende kalenderkwartaal van het referentiejaar bepaald door de Minister van Tewerkstelling en de Minister van Sociale Zaken.

Art. 9.De netto toename van de tewerkstelling alsook de verhoging van het arbeidsvolume, zoals bepaald in artikels 4 en 5 van deze overeenkomst moet worden gerealiseerd op het niveau : - van de sector van de beschutte werkplaatsen; - ofwel van de groepering van ondernemingen die toetreden tot deze overeenkomst; - ofwel van de individuele onderneming die toetreedt tot deze overeenkomst.

Art. 10.De netto toename wordt berekend volgens de bepalingen van artikel 53 van het koninklijk besluit van 18 december 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.

Art. 11.Voor de berekening van de netto-toename van het aantal werknemers wordt het bedrag per kwartaal dat gelijkstaat met de aanwerving van één voltijds equivalent bijkomende werknemer berekend op basis van de reële loonkost met een maximum van : - 7 883,01 EUR voor een niet-gesubsidieerde functie in de omkadering; - 5 255,34 EUR voor een niet-gesubsideerde functie in de productie; - 5 255,34 EUR voor een gesubsideerde functie omkaderingspersoneel; - 2 107,10 EUR voor een gesubsidieerde functie (P/H) in de productie; - 743,68 EUR voor een gesubsidieerde functie (P/H met het statuut van zwakke) in de productie.

Art. 12.Wordt niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer : - de werknemer, aangeworven in het kader van het banenplan, bedoeld in de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gedurende de periode van de bijdragevermindering; - de werknemer aangeworven in het kader van de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988, tijdens de periode van vrijstelling van werkgeversbijdragen; - de werknemer aangeworven ten gevolge van een fusie of een overname van een andere instelling of ingevolge een transfer binnen instellingen die tot dezelfde groep behoren; - de werknemer, aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; - de werknemer, tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ter uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen; - de jongere tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren van 18 tot 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en zijn uitvoeringsbesluiten; - de werknemer aangeworven in het kader van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, 3de lid, m van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der werknemers betreffende de doorstromings programma's; - de werknemer die in dienst genomen is in het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, 3de lid, m van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der werknemers betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen; - de werknemer die in dienst genomen is ingevolge een verhoging van de subsidiëring en/of financiering toegekend door de bevoegde autoriteit. HOOFDSTUK VII. - Specifieke bepaling

Art. 13.Het fonds ontvangt van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de totale opbrengst van de bijdragevermindering waar zij kunnen van genieten zoals voorzien in de wettelijke bepalingen.

Het fonds formuleert de voorstellen tot toewijziging van de banen aan de instellingen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 en volgens de modaliteiten bepaald in hoofdstuk X van deze overeenkomst. HOOFDSTUK VIII. - Toetredingsprocedure

Art. 14.§ 1. De werkgevers, behorende tot de sector van de Vlaamse beschutte werkplaatsen, kunnen toetreden tot deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Zij dienen hiertoe, voor het einde van de eerste maand van het trimester van zijn inwerkingtreden, een toetredingsakte per aangetekend schrijven over te maken aan het sociaal fonds. Dit schrijven omvat een omstandige omschrijving van de tewerkstellingsverbintenissen, en dit volgens het model dat hiertoe zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds. § 3. Een afschrift van de toetredingsakte, vermeld onder artikel 30 van deze overeenkomst, wordt ter informatie en ter goedkeuring overgemaakt aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging.

Als geen enkel van deze overlegorganen aanwezig is in de instelling, is de volgende procedure van toepassing : - de aanvraag moet worden aangeplakt tijdens een periode van 14 dagen op een plaats die toegankelijk is voor alle personeelsleden en worden ondertekend door ten minste 50 pct. van de personeelsleden zoals vermeld in de RSZ-aangifte van het kwartaal dat voorafgaat aan dat van de indiening van de aanvraag;

In voorkomend geval mag het personeel eventuele bezwaren indienen via een gewestelijk secretaris van één van de representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd is in het paritair comité : - de dag waarop de werkgever de aanvraag aanplakt met toepassing van het vorige streepje, bezorgt hij een kopie van de aanvraag aan de gewestelijke secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair comité; - na de aanplakperiode van 14 dagen en bij gebreke aan bezwaren, wordt de aanvraag aan het sociaal fonds bezorgd. § 4. Beschutte werkplaatsen die, gezien de grootte van hun onderneming, niet kunnen of wensen toe te treden als individuele werkplaats, kunnen als groepering van meerdere werkplaatsen toetreden.

Zij dienen hiervoor gebruik te maken van het toetredingsmodel dat hiertoe zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds. Alle bepalingen en verbintenissen van deze overeenkomst zijn de facto van toepassing op de groepering van werkplaatsen.

Wanneer de akte van kandidaatstelling wordt ingediend door een groepering van werkgevers, worden de volgende bepalingen toegepast : - een akte van kandidaatstelling moet worden opgesteld namens elk van de werkgevers die de groepering van werkgevers vormen en namens de groepering; - de procedure omschreven in de paragrafen 1, 2 en 3 van dit artikel moet worden gevolgd op het niveau van elke instelling die deelneemt aan de groepering; - het overlegorgaan van elke instelling die deel uitmaakt van de groepering ontvangt een kopie van de akte van kandidaatstelling die is opgesteld namens de groepering en van die welke is opgesteld namens de instelling; - wanneer de akte van kandidaatstelling moet worden aangeplakt met toepassing van § 3 moet de akte van kandidaatstelling die is opgesteld namens de groepering en die welke is opgesteld namens de instelling worden aangeplakt en een kopie van de verschillende akten van kandidaatstelling moet worden bezorgd aan de gewestelijke secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair comité.

Art. 15.De voorzitter van het Sociaal Maribel Fonds, of zijn aangestelde legt de toetredingsakte, binnen een termijn van 30 dagen voor aan de raad van beheer van het fonds. Bij ontstentenis van opmerkingen zendt de voorzitter de toetredingsakte door ter definitieve goedkeuring aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en aan de Minister van Sociale Zaken en de bevoegde minister van de Vlaamse Regering, die deze bevestigt aan het sociaal fonds en aan de werkgever.

Art. 16.De raad van bestuur van de fondsen werkt het model uit van de akte van kandidaatstelling HOOFDSTUK IX. - Tijdschema inzake bijkomende aanwervingen

Art. 17.De nieuwe aanwervingen en de toename van het arbeidsvolume worden gerealiseerd vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de datum van goedkeuring van de toetreding.

De betrokken werkgevers moeten voor het einde van het bovenvermeld kwartaal overgaan tot minstens 50 pct. van de voorziene aanwervingen en tot een verhoging van minstens 25 pct. van het voorziene arbeidsvolume en tegen de laatste dag van het volgend kwartaal tot 100 pct. van de vooropgestelde aanwervingen en minstens 75 pct. van het voorziene arbeidsvolume. HOOFDSTUK X. - Functies die in aanmerking komen voor bijkomende tewerkstelling

Art. 18.Bij de aanwervingen zal voorrang gegeven worden aan functies die : - de werkdruk verlagen, in het bijzonder bij het personeel dat instaat voor de omkadering; - bijdragen tot de sociale en commerciële omkadering; - de verbetering van de arbeidsorganisatie; - gericht zijn op het versterken van de tewerkstelling van zwakkeren; - de ergonomische aanpassing van de werkposten bevorderen; - de intensiteit en de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening verbeteren; - een vergroten van de doelgroep personen met een handicap tot gevolg hebben.

Art. 19.De functies die in aanmerking komen voor de bijkomende aanwervingen worden als volgt bepaald : omkaderingspersoneel personeel behorende tot de 5 categorieën zoals vastgelegd in hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997 betreffende de functieclassificatie voor sommige personeelsleden in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling, afgesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen. productiepersoneel personeel dat behoort tot de 5 functiecategorieën die vastgesteld zijn in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 januari 1997 betreffende de functiecategorieën en de minimumlonen van werknemers met een handicap, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen. niet gesubsidieerde werknemers van de productie HOOFDSTUK XI. - Waarborgen inzake aanwending van de RSZ-bijdragevermindering voor de tewerkstelling

Art. 20.Met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002, zal elke werkgever om de zes maanden een verslag aan het Sociaal Maribel Fonds bezorgen.

Het niet respecteren van deze bepaling kan gezien worden als een inbreuk die kan leiden tot sancties zoals voorzien in het koninklijk besluit van 18 juli 2002.

Art. 21.Dit verslag moet voor ieder kwartaal minstens volgende gegevens bevatten : - de totale tewerkstelling uitgedrukt in personen en bezoldigde uren voor het referentiekwartaal en voor het betrokken kwartaal; - de opbrengst van de bijdragevermindering; - de vermelding welke werknemers er aangeworven zijn ten gevolge van de bijdragevermindering, met vermelding van hun functie, het aantal deeltijds tewerkgestelden uitgedrukt in personen en het aantal gesubsidieerde werknemers uitgedrukt in voltijds equivalenten.

Het Sociaal Maribel Fonds mag bijkomende informatie vragen.

Een model van dit semestrieel verslag wordt uitgewerkt door het Sociaal Maribel Fonds.

Art. 22.Voormeld verslag zal in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, met de vakbondsafvaardiging worden besproken. Het dient ter goedkeuring ondertekend te worden door de werknemersafgevaardigden behorende tot de syndicale organisaties die het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen vertegenwoordigd zijn.

In geval het een verslag betreft met betrekking tot een groepering van werkplaatsen dient het ter goedkeuring ondertekend te worden door de regionale, of in voorkomend geval nationale verantwoordelijken van de syndicale organisaties die in het paritair comité vertegenwoordigd zijn.

Art. 23.Daarnaast bezorgt iedere beschutte werkplaats of iedere groepering van werkplaatsen die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst een trimestriële prestatiestaat aan het Sociaal Maribel Fonds met daarbij de kopies van de arbeidsovereenkomst van nieuw aangeworven werknemers.

Deze trimestriële prestatiestaten dienen uiterlijk 14 dagen na de uiterste indieningsdatum van de RSZ-aangifte in het bezit van het sociaal fonds te zijn.

Na ontvangst, door het sociaal fonds, van de arbeidsovereenkomst, gesloten met ofwel het nieuw aangeworven bijkomend personeelslid, ofwel met het personeel waarvan de tewerkstellingstijd uitgebreid wordt, worden de voorschotten per kwartaal uitgekeerd.

Een model van dit trimestrieel verslag wordt uitgewerkt door het sociaal fonds.

Art. 24.Daarnaast bezorgt iedere beschutte werkplaats of iedere groepering van werkplaatsen die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst aan het Sociaal Maribel Fonds een verklaring op eer dat de werknemer waarvoor hij een tussenkomst van het fonds ontvangt, niet behoort tot een van de categorieën opgesomd in vermelde reglementering.

Een model van deze verklaring op eer wordt uitgewerkt door het sociaal fonds. HOOFDSTUK XII. - Voltijds en deeltijds personeel

Art. 25.Wat de verdeling van de aanwervingen tussen deeltijdse en voltijdse werknemers betreft, komen de partijen overeen om de bestaande verhouding tussen deeltijds tewerkgestelden en voltijds tewerkgestelden te behouden. HOOFDSTUK XIII. - Bijzondere bepalingen in verband met deeltijdse arbeid

Art. 26.Voor de werknemers die aangeworven worden in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en die tewerkgesteld worden bij meerdere beschutte werkplaatsen, kan de arbeidsduur lager liggen dan één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de werkplaats tot dezelfde categorie behoren, en dit in toepassing van de afwijking die voorzien is in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Afdeling II. - Sociale werkplaatsen

HOOFDSTUK XIV. - Vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid

Art. 27.De in artikel 2 bedoelde werkgevers verbinden er zich toe, zoals bepaald in artikel 32, een bijkomende inspanning te doen voor de tewerkstelling onder de vorm van een netto aangroei van het aantal werknemers ten belope van ten minste de opbrengst van de bijdragevermindering bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit en van de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume in vergelijking tot de tewerkstelling en het arbeidsvolume in vergelijking tot de tewerkstelling en het overeenstemmende kalenderkwartaal van het door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken bepaald referentiejaar.

Art. 28.De vermindering van de werkgeversbijdragen waarvan sprake in artikel 28, bedraagt 288,18 EUR per werknemer die ten minste 50 pct. tewerkgesteld is en per kwartaal. Cfr. artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002. HOOFDSTUK XV. - Inning en bestemming van de bijdragevermindering

Art. 29.Partijen komen overeen het Sociaal Maribel Fonds te belasten met het ontvangen, controleren, beheren en toewijzen voor de in artikel 28 vermelde objectieven, van, de integrale opbrengst van de in voornoemd artikel bedoelde bijdragevermindering.

Art. 30.§ 1. de werkgevers, die de netto-aanwervingen en de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume zullen realiseren, dienen vooraf aan het Sociaal Maribel Fonds hun toetreding mede te delen. Dit gebeurt met een toetredingsakte die minstens een uitvoerige omschrijving bevat van de verbintenissen die de werkgever inzake tewerkstelling aangaat en die het akkoord van partijen weergeeft.

Het model van toetredingsakte wordt vastgesteld door het Sociaal Maribel Fonds. § 2. Het Sociaal Maribel Fonds bepaalt de procedure van aanvraag en toekenning van de extra tewerkstelling. De aanwervingstermijnen zijn deze vastgelegd door het koninklijk besluit van 18 juli 2002. § 3. De netto-aangroei en de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume worden berekend volgens de bepalingen vermeld in artikel 53 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002. § 4. De tussenkomst van het Sociaal Maribel Fonds aan de werkgever, bedraagt maximaal 31 532,06 EUR per jaar en per voltijds equivalent aangeworven bijkomende werknemer.

Art. 31.De netto-aanwervingen dienen te beantwoorden aan volgende voorwaarden : - het percentage deeltijdse werknemers kan minder dan 25 pct. bedragen van het totaal aantal bijkomende aanwervingen gezien de sector werkt met specifieke doelgroepen; - de toewijzing van nieuw aan te werven functies moet gebeuren in functie van de verlaging van de werkdruk van het reeds aanwezige personeel.

Worden niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers : - de werknemer aangeworven ten gevolge van een fusie of een overname van een andere instelling of ingevolge een transfer binnen instellingen die tot dezelfde groep behoren; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30 § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 32.Met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002, zal elke werkgever om de zes maanden een verslag aan het Sociaal Maribel Fonds bezorgen.

Het niet respecteren van deze bepaling kan gezien worden als een inbreuk die kan leiden tot sancties zoals voorzien in het koninklijk besluit van 18 juli 2002.

De gegevens die het verslag moet bevatten worden vastgelegd in het Sociaal Maribel Fonds en kenbaar gemaakt aan de werkgevers. Een model van dit semestrieel verslag wordt uitgewerkt door het Sociaal Maribel Fonds.

Voormeld verslag zal in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, met de vakbondsafvaardiging worden besproken. Het dient ter goedkeuring ondertekend te worden door de werknemersafgevaardigden behorende tot de syndicale organisaties die in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen vertegenwoordigd zijn.

Bij gebrek aan sociaal overlegorganen in de werkplaats dient een kopie van het semestriëel rapport verzonden te worden aan de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Sociaal Maribel Fonds.

Daarnaast bezorgt iedere sociale werkplaats die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst een trimestriële prestatiestaat aan het Sociaal Maribel Fonds met daarbij de kopies van de arbeidsovereenkomst van nieuw aangeworven werknemers.

Deze trimestriële prestatiestaten dienen uiterlijk 14 dagen na de uiterste indieningsdatum van de RSZ-aangifte in het bezit van het sociaal fonds te zijn.

Na ontvangst, door het sociaal fonds, van de arbeidsovereenkomst, gesloten met ofwel het nieuw aangeworven bijkomend personeelslid, ofwel met het personeel waarvan de tewerkstellingstijd uitgebreid wordt, worden de voorschotten per kwartaal uitgekeerd.

Een model van dit trimestrieel verslag wordt uitgewerkt door het sociaal fonds. HOOFDSTUK XVI. - Geldigheidsduur

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt betekend per ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 december 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^