Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 december 2012
gepubliceerd op 20 februari 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012205763
pub.
20/02/2013
prom.
05/12/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de edele metalen;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de edele metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 Statuten van het fonds voor bestaanszekerheid (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 2011 onder het nummer 104927/CO/149.03) In uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 19 mei 2011.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.

Art. 2.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen" zijn bijgevoegd in bijlage.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2011 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009 betreffende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 april 2010 (Belgisch Staatsblad van 23 juni 2010).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 december 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid STATUTEN VAN HET FONDS HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, opdrachten en duur 1. Benaming Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1970, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 augustus 1970 (Belgisch Staatsblad van 20 november 1970) genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen".

Met "fonds" wordt verder in deze statuten "Fonds voor bestaanszekerheid - Edele Metalen" bedoeld. 2. Zetel Art.2. De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1140 Brussel, Jules Bordetlaan 164. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht. 3. Opdrachten Art.3. Het fonds heeft als opdracht : 3.1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren; 3.2. de toekenning en de uitkering van de aanvullende vergoedingen te regelen en te verzekeren; 3.3. de vakbondsvorming van de arbeiders te bevorderen; 3.4. de aanwerving en opleiding van de risicogroepen te bevorderen; 3.5. ten laste nemen van bijzondere bijdragen; 3.6. in functie van de ontwikkeling van een sectoraal opleidingsbeleid, de opleidingsinitiatieven te financieren volgens de door de raad van bestuur vastgelegde regels. 4. Duur Art.4. Het fonds wordt voor onbepaalde tijd opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK III. - Statutaire opdrachten van het fonds 1. Inning en invordering van de bijdragen Art.6. Het fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren. 2. Toekenning en uitkering van de aanvullende vergoedingen 2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 7.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in artikel 51 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten (tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen) op de vergoeding voorzien in artikel 8, § 2 van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn. § 2. Vanaf 1 juli 2011 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid geïndexeerd op basis van de reële loonindexeringen op 1 februari 2010 en op 1 februari 2011 (de sociale index van de maand januari van het kalenderjaar wordt vergeleken met de sociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar).

Door deze berekening, met name - 0,31 pct. op 1 februari 2010 en 2,60 pct. op 1 februari 2011, worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid met 2,28 pct. geïndexeerd. § 3. Vanaf 1 juli 2011 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid geïndexeerd volgens het principe zoals opgenomen in § 2 van artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en tegelijkertijd verhoogd.

Hierdoor bedraagt deze aanvullende vergoeding vanaf 1 juli 2011 : - 7,04 EUR per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 3,52 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. 2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid

Art. 8.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 8, § 2 voorziene vergoeding, met een maximum van respectievelijk 200 dagen en 300 dagen per geval al naargelang zij op de eerste werkloosheidsdag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering; - door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn, zonder op brugpensioen te zijn gesteld. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 juli 2009 vastgesteld op : - 5,69 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,85 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.

Art. 9.§ 1. Indien arbeiders op het ogenblik van ontslag de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, ontvangen zij vanaf 1 juli 2009 een maandelijkse vergoeding van 87,42 EUR vanaf de leeftijd van 57 jaar, na uitputting van de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid. § 2. Indien arbeiders op het ogenblik van het ontslag de leeftijd van 52 jaar bereikt hebben, en een sectoranciënniteit van 38 jaar of meer kunnen voorleggen, ontvangen zij vanwege het fonds de aanvullende vergoeding volledige werkloosheid, zoals bepaald in artikel 8, § 2 van deze overeenkomst en dit tot de leeftijd van 57 jaar.

Van zodra zij de leeftijd van 57 jaar bereiken, vallen zij terug op de bepalingen van § 1 van dit artikel omtrent de aanvullende vergoeding voor oudere werklozen.

De eventuele periodes gedekt door verbrekingsvergoedingen wegens faling van een werkgever van de sector of sluiting van de onderneming behorende tot de sector, moeten worden meegeteld voor de berekening van de sectoranciënniteit. § 3. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen conform de bepalingen van artikel 9, § 1 en § 2, behouden het recht op deze aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. 2.3. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het fonds, op een vergoeding die de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover de arbeiders volgende voorwaarden vervullen : - uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bij toepassing van de wetgeving ter zake genieten; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid aanvangt, in dienst van een in artikel 5 bedoelde werkgever zijn. § 2. Vanaf 1 juli 2009 wordt het forfaitair bedrag van de bij artikel 10, § 1 bedoelde vergoeding als volgt vastgesteld : - 84,58 EUR na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 84,58 EUR na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,13 EUR na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid.

De arbeider die minstens 58 jaar oud is op het ogenblik waarop de ongeschiktheid aanvangt, heeft, na uitputting van de voordelen vervat in artikel 10, § 2 en voor zover de ongeschiktheid voortduurt, recht op een driemaandelijkse uitkering van 110,13 EUR en dit tot op het ogenblik dat hij of zij het wettelijk pensioen geniet. De laatste driemaandelijkse uitkering zal, zelfs als het een onvolledige periode van drie maanden betreft, volledig uitgekeerd worden. § 4. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleiding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen in eenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid. 2.4. Aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag

Art. 11.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpension na ontslag van 16 juni 2011 geldig van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen; - de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen vanaf 58 jaar van 16 juni 2011 geldig van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 inzake het brugpensioen 56 jaar tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen; verzekert het fonds de integrale betaling van de aanvullende vergoeding met een minimum van 5,69 EUR per dag, vanaf de leeftijd van 57 jaar. § 2. Voor de arbeiders die minder dan 57 oud zijn en die ingevolge een ondernemingsakkoord genieten van een uitbreiding van de voordelen vermeld in voormelde collectieve overeenkomst nr. 17 van 19 december 1974, neemt het fonds onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 11, § 1 en voor zover de werkgever de bijdrage betaalt zoals bepaald in artikel 27, § 1 de toepassing van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 op zich en dit vanaf de eerste van de maand volgend op die waarin de arbeiders 57 jaar worden. § 3. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing in geval van sluiting van ondernemingen noch in geval van overgang van ondernemingen in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32 van 28 februari 1978, gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 april 1978.

In de gevallen voorzien bij het vorige lid kan het fonds voorschotten betalen aan de bruggepensioneerden die hun aanvraag tot brugpensioen indienen bij het Fonds voor vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers bij toepassing van artikel 4 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers. Deze voorschotten zijn toegekend vooraleer het fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers zijn verplichtingen werkelijk uitvoert. § 4. De vergoedingen voorzien in § 1 zijn niet cumuleerbaar met de vergoedingen voorzien in artikelen 8 en 9. § 5. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen het recht op de aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. 2.5. Aanvullende vergoeding bij halftijds brugpensioen

Art. 12.In toepassing en overeenkomstig : - van de bepalingen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties; - de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het halftijds brugpensioen van 16 juni 2011 geldig van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, verzekert het fonds de integrale betaling van de aanvullende vergoeding met een minimum van 5,69 EUR per dag. 2.6. Syndicale premie

Art. 13.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht op een syndicale premie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen. § 2. Het bedrag van de bij artikel 13, § 1 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. 2.7. Betalingsmodaliteiten van de bovengenoemde aanvullende vergoedingen

Art. 14.§ 1. De in artikelen 7 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid), 8 en 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid), 10 (aanvullende ziektevergoeding), 11 (aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag) en 12 (aanvullende vergoeding bij halftijds brugpensioen) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het fonds aan de betrokken arbeiders uitbetaald, voor zover zij het bewijs leveren dat zij recht hebben op de vergoedingen voorzien in voormelde artikelen. § 2. De in artikel 13 (syndicale premie) bedoelde vergoeding wordt uitbetaald door de representatieve professionele werknemersorganisaties die nationaal georganiseerd zijn.

Art. 15.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van de betaling van de door het fonds toegekende vergoedingen; in geen geval mag de betaling van de vergoeding afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgevers verschuldigd zijn. 3. Bevorderen van de vakbondsvorming Art.16. Op verzoek van de werkgevers die het voorschot hebben uitbetaald, betaalt het fonds de uitbetaalde lonen terug (vermeerderd met de patronale bijdragen) van de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine en elektrische bouw verwant zijn, betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen van uurwerkmakerij, bijouterie, edelsmeed- en juwelierskunst, alsook de groot- en kleinhandel in de uurwerkmakerij, bijouterie, edelsmeed- en juwelierskunst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 maart 1973 (Belgisch Staatsblad van 27 april 1973).

Art. 17.Het bedrag dat bestemd is voor de organisatie van deze vakbondsvorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds. 4. Financiering van opleidingsinitiatieven Art.18. Het fonds financiert de opleidingsinitiatieven volgens de door de raad van bestuur vastgelegde regels. 5. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen Art.19. De bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel brugpensioen, ingevoerd door het koninklijk besluit van 29 maart 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/03/2010 pub. 31/03/2010 numac 2010201753 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen , betreffende sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige sociale zekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen sluiten tot uitvoering van het hoofdstuk VI van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende de sociale zekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2010), worden door het fonds ten laste genomen.

De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder de voorwaarden zoals opgenomen in bovenvermeld koninklijk besluit en worden ten laste genomen tot de oppensioenstelling van de arbeiders.

Art. 20.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 19. 6. Algemene bepaling Art.21. De voorwaarden van toekenning van de vergoedingen welke door het fonds worden verleend, evenals het bedrag kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de edele metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer van het fonds

Art. 22.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.

De raad van bestuur bestaat uit twaalf leden, hetzij zes vertegenwoordigers van de werkgevers en zes vertegenwoordigers van de werknemers.

De leden van de raad van bestuur worden door het Paritair Subcomité voor de edele metalen benoemd.

Art. 23.Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en drie ondervoorzitters aan.

Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.

De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep en de derde tot de werkgeversgroep.

Art. 24.De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad erom verzoeken. De uitnodiging vermeldt de agenda.

De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.

De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.

Wanneer tot de stemming moet worden overgegaan, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden).

De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties in aanwezigheid van tenminste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en tenminste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.

De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden genomen.

Art. 25.De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist.

Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het fonds.

De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder.

De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier bestuurders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde).

De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering van het fonds

Art. 26.Om de financiering van de in artikel 7 tot artikel 20 bedoelde vergoedingen en financiële tussenkomsten te verzekeren beschikt het fonds over de bijdragen welke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 27.§ 1. De bijdrage gebaseerd op de laatste bruto bezoldiging berekend aan 108 pct. verdiend door de arbeiders bedoeld bij artikel 11, § 2 wordt door de werkgever rechtstreeks aan het fonds betaald vóór de aanvangsdatum van het brugpensioen van de arbeiders. Zij wordt berekend vanaf de aanvang van het brugpensioen in de onderneming tot de leeftijd van 57 jaar en betaald volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur. § 2. Vanaf 1 oktober 1999 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 2,30 pct. van het brutoloon van de arbeiders. § 3. Vanaf 1 juli 2009 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 2,20 pct. van het brutoloon van de arbeiders. § 4. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 28.De inning en invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

De raad van bestuur van het fonds bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in de artikelen 8 tot en met 19. HOOFDSTUK VI. - Begroting en rekeningen van het fonds

Art. 29.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 30.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de edele metalen ter goedkeuring voorgelegd.

Art. 31.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de edele metalen aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de edele metalen ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding en vereffening van het fonds

Art. 36.Het fonds kan slechts bij éénparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de edele metalen worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de netto-activa van het fonds te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 december 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^