Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 februari 1998
gepubliceerd op 26 februari 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016048
pub.
26/02/1998
prom.
05/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/05/1998016048/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 FEBRUARI 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, gewijzigd door de wetten van 15 juli 1985 en 30 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 9 mei 1994 en 26 oktober 1995;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de installatie en de werking van een nieuw opgericht beroepsinstituut niet in het gedrang mag worden gebracht en dat het behoorlijk functioneren van zulk instituut moet kunnen gegarandeerd worden;

Overwegende dat de installatie van een nieuw opgericht beroepsinstituut in het gedrang zou kunnen gebracht worden door het ontbreken van een gegarandeerde vertegenwoordiging van een beroepsbeoefenaar uit het Duitse taalgebied in de Kamers van het beroepsinstituut, zoals opgelegd door artikel 8, § 3, van de kaderwet;

Gelet op de adviezen van de Raad van State, gegeven op 9 december 1997 en 27 januari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 17 van het koninklijk besluit van 27 november 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 17.Indien het aantal regelmatig voorgedragen kandidaten kleiner is dan het aantal te verkiezen leden, of bij gebrek aan een kandidaat met woonplaats in het Duitse taalgebied voor de toepassing van artikel 8, § 3, van de wet, vult de voorzitter de lijst van de kandidaten aan door een beroep te doen op de leden die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden bepaald in artikel 3 en die gekozen worden onder de beoefenaars met de grootste anciënniteit, die op het tableau zijn ingeschreven en die geen deel uitmaken van de Raad of van een Kamer, naargelang van het geval. Bij gelijke anciënniteit wordt de oudste in leeftijd gekozen.

Indien het aantal geldig voorgedragen kandidaten kleiner is dan het aantal te verkiezen leden, of bij gebrek aan een kandidaat met woonplaats in het Duitse taalgebied voor de toepassing van artikel 8, § 5, van de wet, zijn de bepalingen van het eerste lid van toepassing. »

Art. 2.Artikel 69 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt : « De Verkiezingscommissie is bevoegd om na te gaan of de kandidaten beantwoorden aan de voorwaarden inzake verkiesbaarheid, zoals bepaald in artikel 70, § 3. Zij is tevens bevoegd om de kandidaten te weigeren die niet aan de voorwaarden voldoen. »

Art. 3.Artikel 70, § 3, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden : « De kandidaten moeten tevens aantonen dat zij geen beroepsactiviteit uitoefenen die onverenigbaar is met het gereglementeerd beroep.

Indien zij een beroepsactiviteit uitoefenen waarop reglementair vastgestelde onverenigbaarheidsregels van toepassing zijn, moeten zij een schriftelijke verklaring van minder dan drie maand oud voorleggen uitgaande van de terzake bevoegde instantie waaruit blijkt dat er geen enkele onverenigbaarheid is met de uitoefening van het gereglementeerd beroep.

In de andere gevallen kan het bewijs worden geleverd door een verklaring op eer. »

Art. 4.Artikel 71 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een vijfde lid luidend als volgt : « Indien het aantal regelmatig voorgedragen kandidaten kleiner is dan het aantal te verkiezen leden of bij gebrek aan een kandidaat met woonplaats in het Duitse taalgebied, voor de toepassing van artikel 8, § 3, van de wet, vult de voorzitter van de verkiezingscommissie de lijst van de kandidaten aan door een beroep te doen op de oudste in leeftijd onder de leden die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden bepaald in artikel 70, § 3.

Indien het aantal geldig voorgedragen kandidaten kleiner is dan het aantal te verkiezen leden, of bij gebrek aan een kandidaat met woonplaats in het Duitse taalgebied voor de toepassing van artikel 8, § 5, van de wet, zijn de bepalingen van het voorgaande lid van toepassing. »

Art. 5.De Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^