Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juli 2004
gepubliceerd op 03 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen, tot vaststelling van arbeids- en loonvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202223
pub.
03/09/2004
prom.
05/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/05/2004202223/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen, tot vaststelling van arbeids- en loonvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen, tot vaststelling van arbeids- en loonvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 2002 Vaststelling van arbeids- en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 17 september 2002 onder het nummer 63926/CO/321) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen. HOOFDSTUK II. - Minimumlonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden

Art. 2.De maandelijkse minimumlonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden worden op 1 januari 2002 als volgt vastgesteld in functie van de leeftijd en de beroepencategorie waartoe ze behoren : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze loonschaal omvat de verhoging van de maandelijkse minimumlonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden van 21 jaar en ouder met 19,83 EUR op 1 juli 2001, zoals vastgelegd in punt 4 van het protocolakkoord van 17 mei 2001 voor de jaren 2001-2002.

Art. 3.De maandelijkse minimumlonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden van 21 jaar en ouder vastgelegd in artikel 2 worden op 1 juli 2002 met 14,87 EUR verhoogd.

Art. 4.De maandelijkse minimumlonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden van minder dan 21 jaar worden vastgelegd op de volgende percentages van de maandelijkse minimumlonen van de bedienden van 21 jaar : 20 jaar : 98 pct. 19 jaar : 96 pct. 18 jaar : 94 pct.

Deze degressieve schaal is van toepassing op de loonsverhogingen toegekend op basis van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5.§ 1. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 2 en 3, mag dit loon van de bedienden die na de normale aanvangsleeftijd in hun categorie worden aangeworven, bij hun indiensttreding gelijk zijn aan de minimumloon dat vastgesteld is in deze artikelen voor de normale aanvangsleeftijd in die klasse.

Evenwel moet dit minimumloon hetwelk overeenstemt met de leeftijd van de bediende en met zijn of haar categorie progressief worden bereikt, uiterlijk één jaar na de indiensttreding.

Te dien einde moet het loon dat zij bij hun aanwerving genieten, na 6 maanden dienst verhoogd worden met 50 pct. van het verschil tussen dit loon en dat hetwelk overeenkomt met de leeftijd en de categorie van de betrokkene. § 2. Evenzo mag het loon voor de mannelijke en de vrouwelijke bedienden, die 50 jaar hebben bereikt op het ogenblik van hun indienstneming, vastgesteld worden op het minimumloon dat is vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd in de categorie.

Zij moet geleidelijk minstens de hoogste bedragen bereiken die, volgens de categorieën in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgesteld, en zulks uiterlijk vier jaar na de indiensttreding.

Te dien einde moet het loon dat zij bij hun aanwerving genieten, na 6 maanden dienst verhoogd worden met 50 pct. van het verschil tussen dit loon en dat hetwelk overeenkomt met de leeftijd en de categorie van de betrokkene.

Art. 6.De volgende bijzondere bepalingen zijn van toepassing op de handelsvertegenwoordigers.

Twee gevallen kunnen zich voordoen : a) zij genieten een vast loon;b) hun loon omvat commissieloon die zijn vastgesteld overeenkomstig het bedrag van de handelsomzet of volgens andere maatstaven. In beide gevallen, wanneer deze bedienden de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt en jonger zijn dan 25 jaar, en voor zover zij voltijds werkzaam zijn, moet hun loon ten minste gelijk zijn aan dat hetwelk is vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd in de derde categorie.

Wanneer zij de leeftijd van 25 jaar en meer hebben bereikt, moet hun loon, ten minste gelijk zijn aan dat hetwelk is bepaald voor de aanvangsleeftijd in de vierde categorie. De bepalingen van de artikelen 4 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn niet toepasselijk op vertegenwoordigers vermeld in b, boven, met uitzondering van de voormelde minima.

Gedurende de proeftijd echter moet het maandelijks minimumloon, dat op grond van de voorafgaande alinea's van dit artikel wordt gewaarborgd, voor deze diverse categorieën van werknemers zonder onderscheid, ten minste gelijk zijn aan het loon dat is vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd in de eerste categorie.

Uitdrukkelijk wordt overeengekomen dat dit minimumloon maandelijks als voorschot op het commissieloon wordt betaald en dat de eindrekening wordt vastgesteld op basis van de lonen berekend op een gemiddelde van twaalf maanden. HOOFDSTUK III. - Effectief betaalde lonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden

Art. 7.De effectief betaalde lonen worden verhoogd met 19,83 EUR per maand op 1 juli 2001 en met 14,87 EUR per maand op 1 juli 2002. HOOFDSTUK IV. - Minimumuurlonen van de werklieden en werksters

Art. 8.Het minimumuurloon van de werklieden en werksters van 21 jaar of ouder bedraagt 8,7432 EUR op 1 januari 2002 en dit op basis van een week van 36 uur 40 minuten. Dit minimumuurloon omvat de verhoging van het minimumuurloon van de werklieden en werksters van 21 jaar en ouder met 0,1237 EUR op 1 juli 2001, zoals voorzien in punt 4 van het protocolakkoord van 17 mei 2001 voor de jaren 2001-2002.

Art. 9.Het minimumuurloon van de werklieden en werksters van 21 jaar en ouder wordt verhoogd met 0,0927 EUR per uur op 1 juli 2002.

Art. 10.Het minimumuurloon van de werklieden en werksters van minder dan 21 jaar wordt vastgesteld op de volgende percentages van het minimumuurloon van de werklieden en werksters van ten minste 21 jaar : 20 jaar : 98 pct. 19 jaar : 96 pct. 18 jaar : 94 pct.

Art. 11.De maandlonen van de voltijdse arbeiders en arbeidsters worden berekend door de uurlonen te vermenigvuldigen met 160. HOOFDSTUK V. - Effectief betaalde lonen van de werklieden en werksters

Art. 12.De effectief betaalde uurlonen van de werklieden en werksters worden verhoogd met 0,1237 EUR op 1 juli 2001 en met 0,0927 EUR op 1 juli 2002. HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 13.§ 1. De minimumlonen en de werkelijk betaalde lonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden en de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen van de werklieden en werksters, zoals bepaald in de artikelen 2, 7, 8 en 12, staan tegenover het indexcijfer van de consumptieprijzen 108,82 punten.

Wat de bijzondere gevallen betreft van de werknemers die gedeeltelijk per prestatie worden beloond, bijvoorbeeld door commissieloon, premies of percentages, wordt enkel het vast gedeelte van het loon, welke door het bedrag ervan weze, gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen. § 2. Het referte-indexcijfer 108,82 vormt de spil van de stabilisatieschijf 106,69 tot 111, dit is de stabilisatieschijf die van toepassing is op 1 januari 2002.

De minimum loonschalen en de effectief uitbetaalde lonen van de werknemers, zoals vermeld in § 1 schommelen met 2 pct. volgens de hierna vermelde stabilisatieschijven, wanneer het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de laatste twee maanden deze schijven overschrijdt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. De verhogingen en verlagingen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen treden in werking op de eerste dag van de maand, volgend op die waarop het gemiddelde van de indexcijfers betrekking heeft dat de verhoging of de verlaging van de lonen en loonschalen veroorzaakt. § 4. Elke aanpassing van de lonen van de mannelijke en vrouwelijke bedienden wordt berekend rekening houdend met de drie decimalen. De uitkomst wordt naar de naast hogere eurocent afgerond wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan 5 en naar de naast lagere eurocent wanneer de derde decimaal lager is dan 5.

Elke aanpassing van de lonen van de werklieden en werksters wordt berekend rekening houdend met vijf decimalen. De uitkomst wordt naar de naast hogere vierde decimaal afgerond wanneer de vijfde decimaal gelijk is aan of hoger is dan 5 en naar de naast lagere vierde decimaal wanneer de vijfde decimaal lager is dan 5. HOOFDSTUK VII. - Eindejaarspremie

Art. 14.Een eindejaarspremie wordt toegekend aan de werklieden en werksters en de mannelijke en vrouwelijke bedienden die in dienst zijn op 31 december en op dezelfde datum ten minste zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming.

Bekomen ook deze premie, zij die in de loop van het dienstjaar met pensioen of brugpensioen zijn gegaan, evenals de om economische redenen ontslagen werknemers, op voorwaarde dat ze bij hun ontslag ten minste 6 maanden dienst hadden.

Het bedrag van de eindejaarspremie is vastgesteld : - voor de mannelijke en vrouwelijke bedienden die het ganse jaar in dienst geweest zijn : op het bedrag van het werkelijke loon van de maand december; - voor de werklieden en werksters die het ganse jaar in dienst geweest zijn : op 160 keer het uurloon van de maand december.

Voor de werklieden en werksters en de mannelijke en vrouwelijke bedienden die niet gedurende het ganse jaar in de onderneming in dienst geweest zijn wordt het bedrag van de hiervoor vastgestelde eindejaarspremie in twaalfden betaald voor elke volledige gewerkte maand.

Dit bedrag mag verminderd worden naar verhouding van de afwezigheden die zich in de loop van het jaar hebben voorgedaan, behalve die afwezigheden die voortvloeien uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en overeengekomen bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, feestdagen, klein verlet, beroepsziekten, arbeidsongevallen en de eerste dertig dagen van ziekte, ongeval- of kraamverlof.

De eindejaarspremie wordt vóór 25 december uitbetaald.

De bovenvermelde bepalingen zijn niet toepasselijk op : - de ondernemingen die in de loop van het jaar een evenwaardig voordeel toekennen, welke ook de benaming ervan weze, hetzij in de vorm van een conventionele premie hetzij als gift; - op de ondernemingen die op hun niveau per overeenkomst de lonen en andere arbeidsvoorwaarden van hun mannelijk en vrouwelijke bedienden en hun werklieden en werksters regelen, voor zover de in deze overeenkomst toegekende voordelen samen genomen ten minste gelijk zijn aan de voordelen bepaald bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VIII. - Arbeidsduur

Art. 15.De arbeidsduur wordt vastgesteld op 36 uur 40 minuten gemiddeld per week vanaf het jaar 2001.

De overgang van de arbeidsweek van 36 uren 50 minuten naar de arbeidsweek van 36 uren 40 minuten wordt voor de voltijdse werknemers doorgevoerd door toekenning van een bijkomende verlofdag per jaar en dit vanaf het jaar 2001. Deze dag wordt aan de deeltijdse werknemers pro rata toegekend.

De arbeidstijdregeling wordt bepaald op het vlak van de onderneming, hetzij door de ondernemingsraad, hetzij bij akkoord tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis hiervan met de werknemers of hun afgevaardigden.

Art. 16.Het presteren van overuren wordt tot het strikte minimum beperkt. Bij het presteren van overuren wordt in overeenstemming met de wettelijke bepalingen terzake inhaalrust toegekend, en wordt het loon voor de overuren op het ogenblik van de inhaalrust betaald.

Art. 17.De normale wekelijkse arbeidsduur bedienden wordt over vijf dagen gespreid, behalve in geval van verplichte uitbating krachtens de bestaande reglementering.

Art. 18.In de ondernemingen die werklieden, werksters en bedienden tewerkstellen, is de wekelijkse arbeidsduur van het bediendenpersoneel dat leiding geeft aan en toezicht houdt over de werklieden en werksters, evenwel dezelfde zijn als die van het werkliedenpersoneel. HOOFDSTUK IX. - Jaarlijkse vakantie

Art. 19.Een aanvullend dubbel vakantiegeld ten bedrage van 173,53 EUR wordt aan de werknemers toegekend in de maand juni van elk jaar en dit volgens de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten vastgesteld door de wetgeving op de jaarlijkse vakantie voor wat betreft het dubbel vakantiegeld.

In de ondernemingen die aan hun personeel een eindejaarspremie of gelijkaardige voordelen, toekennen waarvan het bedrag hoger ligt dan het loon van de maand december, mogen deze voordelen in mindering gebracht worden van het aanvullend dubbel vakantiegeld. HOOFDSTUK X. - Anciënniteitsverlof

Art. 20.De volgende anciënniteitsverlofdagen worden toegekend in functie van de anciënniteit van de betrokken werknemer in de onderneming : - 1 dag na 5 jaar anciënniteit; - 2 dagen nar 10 jaar anciënniteit; - 3 dagen na 15 jaar anciënniteit; - 4 dagen na 20 jaar anciënniteit; - 5 dagen na 25 jaar anciënniteit. HOOFDSTUK XI. - Culturele verlofdag

Art. 21.Elk jaar wordt aan de werknemers één culturele verlofdag toegekend. HOOFDSTUK XII. - Kort verzuim

Art. 22.Bovenop de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 inzake klein verlet (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963), wordt aan de werknemers het recht toegekend ter gelegenheid van hun huwelijk, met behoud van hun normaal loon, één dag langer afwezig te zijn dan voorzien in de algemene reglementering. HOOFDSTUK XIII. - Werkkleding

Art. 23.De technische werkplaatsbedienden en de technische laboratoriumbedienden, tewerkgesteld onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werklieden en werksters aan wie werkkledij wordt verstrekt, ontvangen eveneens dergelijke kleding. HOOFDSTUK XIV. - Bestaanszekerheid

Art. 24.De werkgevers zullen aan hun arbeiders die door hun ontslagen werden en die dientengevolge werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering, een aanvullende werkloosheidsvergoeding betalen ten bedrage van 5 EUR per dag (in de vijfdaagse werkweek) gedurende één maand wanneer zij ten minste tien jaar werden tewerkgesteld in de onderneming of gedurende twee maanden wanneer zij ten minste twintig jaar werden tewerkgesteld in de onderneming. De regeling geldt niet bij op brugpensioenstelling. HOOFDSTUK XV. - Recht op tijdskrediet

Art. 25.Tijdskrediet ter verlenging van het postnataal verlof.

Zonder afbreuk te doen aan de rechten die de werknemers putten uit de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een stelsel van tijdskrediet, wordt een recht op tijdskrediet van 6 maanden ingesteld, voor alle werkneemsters die aldus hun postnataal verlof kunnen verlengen en die daartoe een aanvraag richten tot de werkgever zes weken vóór het einde van hun postnataal verlof.

De beperking tot 5 pct. van het aantal in de onderneming of de dienst tewerkgestelde werknemers, zoals vastgesteld in artikel 15 van de hoger vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 geldt niet voor de gevallen waarin er een recht op tijdskrediet binnen de voorwaarden van dit artikel wordt toegestaan.

Dit bijkomend recht op tijdskrediet moet niet verplichtend worden toegekend aan kaderleden.

Art. 26.Tijdskrediet in het algemeen De arbeiders en bedienden die behoren tot de eerste vier categorieën gedefinieerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 1980 betreffende de beroepsclassificatie van bedienden, artikel 2, hebben recht op een tijdskrediet dat minimaal 3 maanden en maximaal 5 jaar kan duren, indien zij hiertoe de aanvaag doen ten laatste drie maanden voor het begin of de verlenging van deze onderbreking.

Het aantal werknemers dat gelijktijdig kan genieten van de bepalingen van de vorige alinea mag in afwijking van de bepalingen van artikel 15 van de hoger vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, de 8 pct. van het totaal personeelseffectief van de betrokken onderneming niet overschrijden.

De reïntegratie van deze werknemers na hun beroepsloopbaanonderbreking dient te geschieden in een functie van dezelfde looncategorie, rekening houdend met de bekwaamheden van de betrokken werknemer, doch niet noodzakelijk in een identieke functie. HOOFDSTUK XVI. - Recht op vermindering van de arbeidsprestaties

Art. 27.De beperking tot 5 pct. van het aantal in de onderneming of dienst tewerkgestelde werknemers, zoals vastgesteld in artikel 15 van de hogervermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, noch de beperking tot 8 pct. voorzien in vorig artikel, zijn van toepassing op de gevallen waarin een loopbaanvermindering wordt toegestaan aan arbeiders en bedienden die behoren tot de eerste vier categorieën gedefinieerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 1980 betreffende de beroepsclassificatie van bedienden, artikel 2 van minstens 53 jaar.

Dit artikel doet geenszins afbreuk aan de rechten van de werknemers van 50 jaar of ouder op een loopbaanvermindeirng van 1/5 of met de helft.

Dit recht kan de werkgever niet verhinderen later voor dezelfde persoon de regeling van het conventioneel brugpensioen toe te passen.

De berekening van de aanvullende vergoeding zal in dat geval gebeuren op basis van het voltijds netto-referteloon en van de werkloosheidsuitkeringen voor alle dagen van de week. HOOFDSTUK XVII. - Halftijds werk

Art. 28.De voltijds tewerkgestelde arbeiders en bedienden van minstens 53 jaar, die behoren tot de eerste drie categorieën gedefinieerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 1980 betreffende de beroepsclassificatie van bedienden, artikel 2, hebben op hun verzoek het recht over te stappen naar een halftijds uurrooster, na akkoord over de te presteren werktijd. De werknemers met een technische functie moeten de aanvraag doen vóór het begin van het trimester voorafgaand aan het trimester waarin de overstap gebeurt. De werknemers met een administratieve functie dienen de aanvraag ten laatste zes maanden voor de overstap te doen.

Het wordt de werkgever aanbevolen de hierdoor vrijgekomen uren toe te kennen aan een vervanger. Wanneer hij dit niet doet deelt hij de reden hiervoor mee aan de ondernemingsraad (of bij afwezigheid hiervan aan de vakbondsafvaardiging). HOOFDSTUK XVIII. - Structurele overuren

Art. 29.Structurele overuren kunnen na beslissing van de ondernemingsraad omgezet worden in definitieve aanwervingen. Onder "structurele overuren" wordt verstaan : de overuren die op het niveau van een dienst gepresteerd worden en die gedurende een ononderbroken periode van zes maanden elke week ten minste gelijk zijn aan een normale halftijdse prestatie. HOOFDSTUK XIX. - Overige arbeidsvoorwaarden

Art. 30.Voor prestaties voor 6u.30m. en voor prestaties na 20 uur wordt een toeslag van 25 pct. bovenop het normale loon betaald.

Art. 31.Met ingang van 1 juli 2001 wordt het stelsel van de carenzdagen, zoals voorzien in artikel 52 van de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) niet meer toegepast. HOOFDSTUK XX. - Slotbepalingen

Art. 32.De werkgevers verbinden zich ertoe door de werknemers vóór het van kracht worden van deze collectieve arbeidsovereenkomst verworven rechten te handhaven.

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft op en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 1993 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden (Koninklijk besluit van 7 augustus 1995, Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1995).

Art. 34.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002. Ze is gesloten voor onbepaalde tijd en kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzegging van drie maanden, bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de groothandelaars-verdelers in geneesmiddelen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^