Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 18 juni 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2004002062
pub.
18/06/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004002062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en op de artikelen 33 tot 33 sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 maart 2004;

Gelet op het protocol nr. 488 van 7 april 2004 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de evaluatiecyclus een essentieel proces vormt voor de verbetering van de werking van een organisatie en de ontwikkeling van de medewerker; dat het bijgevolg belangrijk is dat de uitvoering ervan met alle mogelijke waarborgen voor succes gepaard gaat;

Overwegende dat één van die waarborgen bestaat in de vrijstelling van de opleidingen die alle toekomstige evaluatoren moeten krijgen; dat bijgevolg de inwerkingtreding van de evaluatiecyclus die thans op 1 januari 2004 voor de instellingen van openbaar nut is voorzien, dient te worden uitgesteld;

Overwegende dat met het oog op de juridische coherentie het aangewezen is om tegelijkertijd over te gaan tot het corrigeren van de anomalieën voor bovengenoemde instellingen in de gedane lezing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van dit besluit moet er worden verstaan door leidend ambtenaar en adjunct leidend ambtenaar de ambtenaar die belast is met het dagelijks beheer van de instelling en zijn adjunct. »

Art. 2.Artikel 33 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Art. 33.- Artikel 2, § 1, 7°, moet als volgt gelezen worden : « 7° organisatiedoelstellingen : de doelstellingen van de instelling; ». »

Art. 3.Artikel 33 bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Art. 33 bis.- Artikel 5 moet als volgt gelezen worden : « Art. 5.- De directieraad van de instelling bepaalt de praktische regels betreffende de organisatie van de evaluatiecyclus voor de betrokken instelling ». »

Art. 4.Artikel 33 ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Art. 33 ter.- Artikel 6 moet als volgt gelezen worden : « Art. 6.- § 1.- De evaluatiecyclus van het personeelslid wordt beheerd door een evaluator. § 2.- De evaluator is de functionele chef van de geëvalueerden. § 3.- Elke evaluator moet de nodige opleiding inzake het evaluatiegebeuren volgen ». »

Art. 5.Artikel 33 quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Art. 33 quater.- Artikel 11 moet als volgt gelezen worden : « Art. 11.- De evaluator bepaalt ter gelegenheid van het planningsgesprek op basis van de functie-inhoud van de geëvalueerde of het opportuun is om prestatiedoelstellingen te formuleren.

Deze doelstellingen kaderen in de doelstellingen van de organisatie.

Desgevallend bespreken de geëvalueerde en de evaluator bij het begin van elke evaluatieperiode de prestatiedoelstellingen en/of persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen voor de komende evaluatieperiode en worden deze doelstellingen vastgesteld ». »

Art. 6.Artikel 33 quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Art. 33 quinquies.- Artikel 22, § 1, moet als volgt gelezen worden : « § 1.- De ambtenaar kan, per aangetekende brief, een beroep instellen tegen de eerste vermelding « onvoldoende » bij de in zijn instelling opgerichte raad van beroep binnen de vijftien kalenderdagen na betekening, per aangetekende brief, van de eerste vermelding « onvoldoende ».

Het beroep is opschortend.

Er kan een raad van beroep ingesteld worden voor het geheel van de instellingen die onder het toezicht van eenzelfde minister vallen. »

Art. 7.Artikel 33 sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt als volgt vervangen : « Art. 33 sexies.- Artikel 23 moet als volgt gelezen worden : « Art. 23.- De ambtenaar kan, per aangetekende brief, een beroep instellen tegen de tweede vermelding « onvoldoende » bij de in artikel 22 bedoelde raad van beroep binnen de vijftien kalenderdagen na betekening per aangetekende brief ervan.

Het beroep is opschortend ». »

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 33 septies ingevoegd, luidende : « Art. 33 septies.- Artikel 24 moet als volgt gelezen worden : « Art. 24.- § 1.- In de in artikelen 22 en 23 bedoelde raden van beroep zijn er zoveel afdelingen als er taalrollen of stelsels zijn voor de ambtenaren die kunnen vragen om door hen te worden gehoord. § 2.- De in artikel 22 bedoelde raden van beroep zijn samengesteld uit : 1° een voorzitter, vastbenoemd ambtenaar en titularis van een graad van ten minste rang 15 van een andere instelling dan deze waartoe de verzoeker behoort, naargelang het geval aangewezen door de leidend ambtenaar of de in college vergaderde leidend ambtenaren;2° per afdeling, assessoren gekozen uit de vastbenoemde ambtenaren van de betrokken instelling of instellingen;3° per afdeling, een griffier-rapporteur, naargelang het geval aangewezen door de leidend ambtenaar of de in college vergaderde leidend ambtenaren;4° plaatsvervangers. § 3.- De helft van de assessoren wordt, naargelang het geval, aangewezen door de leidend ambtenaar of de in college vergaderde leidend ambtenaren; de andere helft wordt, a rato van één assessor, aangewezen per representatieve vakorganisatie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 of artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. § 4.- De griffier-rapporteur is niet stemgerechtigd. § 5.- De plaatsvervangers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden. § 6.- De gewone of plaatsvervangende assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren als dat van de verzoeker. ».

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 33 octies ingevoegd, luidende : « Art. 33 octies.- Artikel 30 moet als volgt gelezen worden : « Art. 30.- Dit besluit treedt in werking, voor elke instelling, op een door Ons vastgestelde datum; die datum kan 31 december 2004 niet overschrijden ». »

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 26 september 2002.

Art. 11.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtnarenzaken, Mevr. M. ARENA

^