Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 20 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201565
pub.
20/09/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004201565/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2002 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van de statuten (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64881/CO/128.01) HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel en duur

Artikel 1.Het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen beslist met ingang van 1 januari 2003 een fonds voor bestaanszekerheid op te richten, genaamd "Sociaal Fonds voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen".

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Kortenberglaan 52. Hij kan naar elke andere plaats in België worden overgebracht, bij eenvoudige beslissing van de raad van beheer bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel te regelen en te verzekeren : 1) de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden bedoeld bij artikel 6, b) ;2) de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de bij artikel 6, a), bedoelde werkgevers.

Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.In deze statuten wordt verstaan onder : - het "fonds" : het "Sociaal Fonds voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen"; - "werklieden" : de werklieden en werksters onder arbeidsovereenkomst tewerkgesteld in een onderneming van de sector leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij en van de sector van de handel in ruwe huiden en vellen; - "werkgevers" : de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen; - "organisaties" van werkgevers en werknemers : de organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Art. 6.Deze statuten zijn van toepassing : a) op de werkgevers van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen;b) op de werklieden tewerkgesteld bij de werkgevers bedoeld onder a) voormeld. HOOFDSTUK III. - Financiering

Art. 7.Het fonds wordt gestijfd door een werkgeversbijdrage, verschuldigd door de werkgevers bedoeld bij artikel 6, a).

Art. 8.Het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen stelt elk jaar het bedrag van de bijdrage vast.

Dit bedrag dient vermenigvuldigd met het aantal werklieden vermeld in het statistisch raam van de aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het tweede kwartaal van het lopende jaar.

Art. 9.De door de werkgevers verschuldigde bijdragen worden vóór 31 december van elk jaar aan het fonds gestort.

Voor elke vertraging bij de betaling worden verwijlintresten geëist, welke berekend worden volgens de bepalingen van toepassing voor de bijdragen inzake sociale zekerheid.

Art. 10.Het bedrag van de bijdrage wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Modaliteiten van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen

Art. 11.De bij artikel 6, b) bedoelde werklieden, die lid zijn van één der representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak verbonden zijn hebben recht op een aanvullende sociale toelage, waarvan het bedrag en de modaliteiten van toekenning elk jaar worden vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Het bedrag van de toelage waarvan de werklieden die aan de vereiste voorwaarden voldoen kunnen genieten, wordt op voorstel van de raad van beheer vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art. 12.De betaling van deze toelage mag in geen enkel geval afhankelijk worden gesteld van de betaling van de bijdragen door een of meer werkgevers.

Ingeval het fonds zijn verplichtingen niet kan nakomen wegens achterstand van of gebrek aan betaling door sommige werkgevers, wordt de zaak aan het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen voorgelegd.

Art. 13.De aanvullende sociale toelage wordt als volgt uitbetaald : a) het fonds geeft titels uit die aan de bij artikel 6 bedoelde werkgevers worden overhandigd;b) de werkgevers overhandigen vóór 31 december aan ieder werkman, die op 30 september door een arbeidsovereenkomst is gebonden (werkelijk of geschorst), een titel waarop de naam van de werkgever alsmede de naam, voornamen, geboortedatum en het rijksregisternummer van de werkman vermeld zijn;c) de werklieden overhandigen deze titel aan de plaatselijke afdeling van de werknemersorganisatie waarbij zij zijn aangesloten.Deze zendt de titel vóór 1 maart aan het fonds, na de juistheid van het lidmaatschap te hebben nagegaan; d) het fonds geeft vóór 1 maart een betalingsopdracht op naam van elke rechthebbende.

Art. 14.De werknemersorganisaties organiseren onder elkaar en naar eigen goeddunken de bij artikel 13, c) bedoelde controle.

De werkgeversorganisatie kan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen verzoeken een aan de organisaties van werkgevers en werknemers vreemde persoon aan deze controle te laten deelnemen.

Art. 15.De pensioengerechtigde werklieden of de eventuele rechthebbenden van de werklieden die overleden zijn tijdens de twaalf voorafgaande maanden, alsmede de na 30 juni ontslagen werklieden, andere dan die welke om dringende reden werden ontslagen, worden gelijkgesteld met werklieden onder arbeidsovereenkomst op 30 september. Zij moeten het bewijs leveren van een anciënniteit van zes maanden in de onderneming. HOOFDSTUK V. - Administratie

Art. 16.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer samengesteld uit acht leden die de beheerders zijn van het fonds. Zij worden benoemd door het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, de ene helft op voordracht van de werkgeversorganisaties en de andere helft op voordracht van de werknemersorganisaties.

Art. 17.Het mandaat van de beheerders is vrijwillig en van onbepaalde duur.

Op voorstel van de organisatie welke de benoeming heeft voorgedragen, benoemt het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen de plaatsvervanger van de beheerder die overleden is, ontslagnemend of waarvan de organisatie de vervanging zou nodig achten zonder haar te moeten motiveren.

Art. 18.Wanneer een of meerdere beheerders verhinderd zijn een vergadering bij te wonen, kunnen zij een andere beheerder volmacht geven. De agenda van de vergadering dient op de volmacht vermeld.

Art. 19.De beheerders dragen geen enkele persoonlijke verantwoordelijkheid in het raam van de verplichtingen van het fonds.

Hun verantwoordelijkheid is beperkt tot de goede uitoefening van het mandaat dat hun wordt toevertrouwd.

Art. 20.De bevoegdheden van de raad van beheer zijn beperkend bepaald als volgt : a) de bijdragen innen;b) de bij artikel 3, punt 1 bedoelde toelagen uitkeren;c) het batig saldo van een boekjaar eventueel in Staatsfondsen te investeren;d) in verband met voormelde verrichtingen deposito's en terugnemingen uitvoeren bij de bank en bij het bestuur der postchecks;e) in rechte verschijnen in het belang van het fonds, zowel in hoedanigheid van eiser als van verweerder;f) de algemene onkosten, die noodzakelijk zijn voor de werking van het fonds toelichten, zonder dat deze onkosten het jaarlijkse door het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen vastgestelde percentage mogen overschrijden;g) zijn bevoegdheid aan ieder bezoldigd of vrijwillig mandataris overdragen.

Art. 21.De raad van beheer kiest zijn voorzitter tijdens de eerste vergadering van ieder kalenderjaar, beurtelings onder de leden van de raad die de organisaties van de werkgevers vertegenwoordigen en onder hen die de organisaties van de werknemers vertegenwoordigen.

De voorzitter leidt de besprekingen, bij verhindering wordt hij door de oudste beheerder vervangen.

Art. 22.De secretaris wordt op voorstel van de werknemersorganisaties voor onbepaalde duur door de raad van beheer benoemd. Hij woont de vergaderingen van de raad van beheer bij, maar is niet stemgerechtigd.

Hij stelt de notulen van de vergaderingen van de raad van beheer op.

Hij houdt het archief van het fonds bij en verricht het administratiewerk volgens de van de raad van beheer ontvangen onderrichtingen.

Art. 23.De secretaris houdt de boekhouding van het fonds bij.

Indien de ontvangsten van het fonds de uitgaven overtreffen, wordt het overschot in Staatsfondsen geïnvesteerd. De enige door het fonds te dragen beheerskosten worden kwalitatief en kwantitatief vastgesteld door de raad van beheer.

Art. 24.De raad van beheer vergadert ten zetel van het fonds, hetzij op uitnodiging van de voorzitter handelend van ambtswege, hetzij op verzoek van tenminste de helft van de leden van de raad van beheer, hetzij op verzoek van een der vertegenwoordigde organisaties of op verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

De uitnodigingen met vermelding van de agenda moeten schriftelijk worden gesteld en ten minste tien dagen voor de vergadering worden verzonden.

Art. 25.De raad van beheer kan slechts geldig vergaderen en beslissingen nemen, wanneer de meerderheid der leden aanwezig is of vertegenwoordigd is.

De beslissingen van de raad van beheer worden bij eenparigheid genomen door de leden die aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

Art. 26.Bij gebrek aan overeenstemming in de raad van beheer wordt het geschil voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen. HOOFDSTUK VI. - Controle

Art. 27.De balans en de jaarrekeningen, alsmede de bewijsstukken en het activiteitenverslag opgesteld door de raad van beheer over het afgelopen boekjaar, worden voor 30 april ter verificatie voorgelegd aan een of meer accountants, die door het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen worden aangewezen.

Deze accountant(s) mag (mogen) op elk ogenblik inzage nemen van boekhoudingsbescheiden van het fonds.

Voor 1 juni stellen zij voor het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen een verslag op, betreffende het financieel beheer van het fonds en maken aan de raad van beheer, wanneer deze het opportuun acht, de opmerkingen welke zij nodig oordelen.

Zij kunnen, met hetzelfde recht als de raad van beheer, van sommige of het geheel der werkgevers eisen, dat zij een getuigschrift van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overleggen, waarbij de juistheid wordt bevestigd van het aantal werklieden dat als grondslag diende voor de berekening van hun bijdrage.

De balans, de winst- en verliesrekening, het verslag van de raad van beheer en het verslag van de accountants, worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen tijdens de eerste vergadering na 1 juni.

Tijdens die vergadering zal het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen zich uitspreken over het verlenen van de ontlasting aan de beheerders voor de uitoefening van hun mandaat met betrekking tot het afgelopen boekjaar. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding en vereffening

Art. 28.Het fonds kan worden vereffend op initiatief van een der werkgevers- of werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Deze opzegging dient ten minste zes maanden voor het einde van het boekjaar bij een ter post aangetekend schrijven betekend aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen en zij dient de redenen te bevatten waarvoor de vereffening wordt gevraagd.

Zij kan pas uitwerking hebben aan het einde van het boekjaar.

Art. 29.Het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen wijst twee vereffenaars aan, die minstens om de drie maanden verslag dienen uit te brengen over hun opdracht, en dit tot op de datum van de sluiting van de vereffening. Deze vereffenaars voeren hun opdracht vrijwillig uit.

Art. 30.In geval van vereffening wordt het bezit van het fonds ter beschikking gesteld van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen dat zal beslissen over de bestemming ervan. HOOFDSTUK VIII. - Aanvullende bepalingen

Art. 31.De werkgevers die voor de oprichting van het fonds, hun werklieden voordelen toekenden wegens hun aansluiting bij een werknemersorganisatie, hebben het recht deze voordelen te verminderen met het bedrag van de toelage welke wordt gestort door toedoen van het fonds, met dien verstande dat de bijdragen en toelagen, welke vastgesteld zijn op het vlak van de onderneming en hoger zijn dan deze voorzien door het fonds, verworven blijven.

Zij kunnen evenwel niet gecumuleerd worden met deze voorzien door het fonds. Het verloop van het innen van de bijdragen en de betaling van de op ondernemingsvlak vastgestelde toelagen zal nochtans geregeld worden door bemiddeling van het fonds. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 32.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd, onder volgende voorwaarden : - door een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen; - een opzeggingstermijn van minstens 6 maanden.

Art. 33.De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1971 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de sectoren leerlooierij, zeemtouwerij en uitlooierij en tot vaststelling van de statuten wordt opgeheven vanaf 31 december 2002.

Het "Sociaal Fonds voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen", opgericht bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, neemt de rechten en de plichten over en neemt het actief en het passief over van het "Sociaal Fonds voor de leerlooierij" opgericht bij voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1971.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^