Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 07 juli 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201680
pub.
07/07/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004201680/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, inzonderheid artikel 2;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2004, gesloten in het Paritaire Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.

Bijlage Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2004 Brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 15 maart 2004 onder het nummer 70338/CO/118) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de voedingsindustrie, met uitzondering van de volgende sectoren : - de bakkerijen, de banketbakkerijen; - de suikerfabrieken, de raffinaderijen, de invertsuiker, het citroenzuur, de kandijfabrieken, de gistfabrieken, de distilleerderijen. § 2. Met "arbeiders" wordt bedoeld : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. HOOFDSTUK II. - Ontslag

Art. 2.§ 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan om een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) kan het ontslag dat aanleiding geeft tot het statuut van bruggepensioneerde het gevolg zijn van een initiatief van de werkgever en/of van de arbeider.

Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen die minder dan tien werknemers tewerkstellen waar het initiatief uitsluitend uitgaat van de werkgever.

Voor wat betreft het ontslag in het raam van artikel 3, § 2, van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de partijen hierbij rekening houden met de arbeidsorganisatorische omstandigheden. § 3. Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3, § 1, moet plaatshebben tussen 1 januari 2004 en 31 december 2005.

Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 56 jaar zoals vermeld in artikel 3, § 2, moet plaatshebben tussen 1 januari 2004 en 31 december 2004. § 4. De betrokken arbeider moet het bewijs leveren van zijn recht op werkloosheidsuitkeringen. HOOFDSTUK III. - Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden

Art. 3.§ 1. De leeftijdsvoorwaarde van voorvermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voorzover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 25 dienstjaren als loontrekkende. § 2. De leeftijdsvoorwaarde van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende, waarvan : - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties; - en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de voedingsindustrie. § 3. De vermelde leeftijdsvoorwaarde vanaf 58 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2004 en 31 december 2005 en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De vermelde leeftijdsvoorwaarde vanaf 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2004 en 31 december 2004 en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Aanvullende vergoeding en bijzondere werkgeversbijdragen

Art. 4.§ 1. In principe is de betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 en van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen verschuldigd door de werkgever. § 2. De verplichting van de werkgevers tot betaling van de aanvullende vergoeding wordt echter overgedragen aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" onder de volgende voorwaarden : a) voor wat het brugpensioen vanaf 60 jaar betreft voor zover de betrokkene 10 jaar beroepsverleden als loontrekkende in de sector gedurende de 15 jaar voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of 20 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan bewijzen;b) voor wat het brugpensioen vanaf 58 jaar betreft zoals bepaald in artikel 3, § 1 : de betrokkene moet gedurende minstens vijf jaar als arbeider, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van brugpensioen, tewerkgesteld geweest zijn in een onderneming die reeds vijf jaar is aangesloten bij het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" of het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de groentenconservennijverheid".c) voor wat het brugpensioen vanaf 56 jaar betreft zoals bepaald in artikel 3, § 2 : de betrokkene moet gedurende minstens vijf jaar als arbeider, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van brugpensioen, tewerkgesteld geweest zijn in een onderneming die reeds vijf jaar is aangesloten bij het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" of het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de groentenconservennijverheid"en vijf bijkomende jaren tewerkgesteld zijn als arbeider in een onderneming van de voedingsnijverheid. § 3. In het geval dat de betrokken arbeider niet aan de voorwaarden vermeld in bovenstaande paragraaf voldoet zal het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid", geval per geval, onderzoeken of het de aanvullende vergoeding ten laste neemt. § 4. De verplichting tot betaling door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in § 2, geldt enkel ten overstaan van arbeiders die werden ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met name vanaf 58 jaar (artikel 3, § 1) of vanaf 56 jaar (artikel 3, § 2). § 5. Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" betaalt de aanvullende vergoeding waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet in geval van brugpensioen dat het gevolg is van een ontslag in het kader van een sluiting of faillissement van een onderneming. § 6. Wanneer in uitvoering van onderhavig artikel het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" de betaling van de aanvullende vergoeding ten laste neemt, staat zij ook in voor de betaling van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per bruggepensioneerde.

Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" zal deze bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen evenwel terugvorderen bij de betrokken werkgever volgens de modaliteiten bepaald door zijn raad van beheer. HOOFDSTUK V. - Berekeningswijze

Art. 5.§ 1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon. Deze berekeningswijze geldt slechts voor brugpensioenen in het kader van een sectorale brugpensioenregeling. § 2. De werkgevers en arbeiders verbinden er zich toe de formulieren die door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" opgesteld werden te gebruiken voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van de werkgever

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging van de bruggepensioneerde verplicht. § 2. De vervanging van de bruggepensioneerde die werd ontslagen in het kader van artikel 3, § 2, zal in principe gebeuren door een arbeider.

De afwijking op deze bepaling wordt toegelicht voor de ondernemingsraad. § 3. De werkgever betaalt de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen terug aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid", overeenkomstig artikel 4, § 6. § 4. De eventuele sancties, onder welke vorm ook, die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen, blijven volledig ten laste van de individuele ondernemingen. HOOFDSTUK VII. - Geldigheidsduur

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003 betreffende het brugpensioen (koninklijk besluit van 17 december 2003, Belgisch Staatsblad van 19 januari 2004) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003 betreffende het brugpensioen voor de arbeiders van de groenteverwerkende nijverheid (geregistreerd onder het nr. 66770/CO/118.09).

Zij wordt gesloten voor bepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2004 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2005, met uitzondering van artikel 3, § 2, dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2004.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^