Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2008
gepubliceerd op 02 oktober 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en de vorming en andere arbeidsmodaliteiten in de sector van de spiegelmakerij en van de fabricage van kunstramen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012797
pub.
02/10/2008
prom.
05/06/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en de vorming en andere arbeidsmodaliteiten in de sector van de spiegelmakerij en van de fabricage van kunstramen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het glasbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en de vorming en andere arbeidsmodaliteiten in de sector van de spiegelmakerij en van de fabricage van kunstramen.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het glasbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007 Arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en de vorming en andere arbeidsmodaliteiten in de sector van de spiegelmakerij en van de fabricage van kunstramen (Overeenkomst geregistreerd op 9 oktober 2007 onder het nummer 85123/CO/115) VOORWOORD De sociale partners willen een gesloten akkoord sluiten dat enerzijds, het interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007 en de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten voor de ganse glassector respecteert, en anderzijds, rekening houdt met socio-economische realiteit die leeft in de sector van de verwerking van vlakglas, met andere woorden in de spiegelmakerij.

TITEL I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de fabrieken en ondernemingen van de volgende bedrijfssectoren, het door hen verrichte monteren en plaatsen inbegrepen, met uitzondering van de naamloze vennootschap Mirodan Industrie (Industrielaan 1, 8501 Heule) : 1° samengevoegd en/of omgevormd en/of bewerkt vlak glas, bijvoorbeeld : isolerende beglazing, spiegelglas, geslepen spiegelglas, met geslepen rand, verzilverd, gegraveerd, versierd, gewelfd, dofgemaakt, fijn glas, kortom de spiegelmakerij, en andere;2° de fabricage van kunstramen. De bepalingen voorzien in artikelen 24 tot 27 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst gelden echter ook integraal voor de naamloze vennootschap Mirodan Industrie (Industrielaan 1 - 8501 Heule).

Met "arbeiders" worden arbeiders en arbeidsters bedoeld.

TITEL II. - Arbeidsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Wekelijkse arbeidsduur

Art. 2.Gemiddelde duur De overeengekomen wekelijkse arbeidsduur mag op jaarbasis gemiddeld de 38 uur per week niet overschrijden.

Art. 3.Anciënniteitsverlof Er wordt de arbeiders echter het volgende toegekend : - één dag verlof na 5 jaar anciënniteit in de onderneming; - een tweede dag verlof na 10 jaar anciënniteit in de onderneming; - een derde dag verlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming.

De dag is verworven van zodra de anciënniteit bereikt is.

De verlofdata worden vastgesteld in akkoord met de werkgever, rekening houdend met de werkorganisatie.

Op 1 januari 2008, wordt de anciënniteitsvoorwaarde in de onderneming voor de derde verlofdag teruggebracht op 15 jaar. HOOFDSTUK II. - Functieclassificatie A. Fabricagepersoneel

Art. 4.De functies van de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de fabricage worden ingedeeld in zes groepen volgens de hierna vermelde algemene criteria : Groep 1 Vergt geen enkele schoolse vooropleiding, interne beroepsopleiding van minder dan één (1) week, uitvoeren van eenvoudige repititieve taken op één werkpost, kunnen lezen en schrijven, voldoende kwaliteit en rendement, aanhoudende aandacht.

Groep 2 Vergt geen specifieke schoolse vooropleiding, interne beroepsopleiding van maximum één (1) week, uitvoeren van eenvoudige repetitieve taken op meerdere werkposten, kunnen lezen en schrijven, voldoende kwaliteit en rendement, aanhoudende aandacht.

Groep 3 Interne opleiding van één (1) week tot minder dan één (1) maand, uitvoeren van taken die een langere scholing vereisen op meerdere werkposten, in staat de functies van groepen 1 en 2 uit te oefenen, niveau A3 of gelijkgesteld. Bewakers en huisbewaarders vallen eveneens onder die categorie. Voldoende kwaliteit en rendement.

Groep 4 Interne beroepsopleiding van één (1) maand tot minder dan drie (3) maanden, uitvoeren van taken die een aanpassingsperiode en een specifieke kennis vereisen op meerdere werkposten, niveau A3 of gelijkgesteld.

Groep 5 Interne beroepsopleiding van drie (3) tot zes (6) maanden, uitvoeren van taken die een vakkennis (specialisatie) vereisen, bijna zelfstandig kunnen werken (met minimale hiërarchische ondersteuning), niveau A2 of gelijkgesteld.

Groep 6 Interne beroepsopleiding van zes (6) maanden of meer, uitvoeren van meerdere taken op diverse werkposten die een volledige vakkennis vereisen, volledig zelfstandig kunnen werken, niveau A2 of gelijkgesteld.

B. Onderhoudspersoneel en aanvullende diensten

Art. 5.De arbeiders die tewerkgesteld zijn in de onderhouds- en aanvullende diensten worden als volgt ingedeeld : 1° De geoefende hulparbeiders worden ten minste gerangschikt in de in artikel 4 bepaalde groep 5.2° De geschoolde arbeiders worden als volgt ingedeeld : 1) Categorie A : nieuw gediplomeerden A4, A3, B2.2) Categorie B : nieuw gediplomeerden A4, A3, B2 na een proeftijd.3) Categorie C : gediplomeerden A4 of B6, met tenminste twee jaar ervaring.4) Categorie D : gediplomeerden A3, B2 of B1, met tenminste vijf jaar ervaring.5) Brigadiers : gediplomeerden zoals bepaald voor categorie D en met uitoefening van gezag. De toegang tot de hogere categorieën is mogelijk bij uitzonderlijke verdienste of voldoende anciënniteit voor de arbeiders die niet in het bezit zijn van een diploma overeenkomstig artikel 5, 2°.

De overgang van een categorie naar een andere vergt echter, zoals de overgang van de ene basisgroep naar de andere, een voldoende rendement en arbeidskwaliteit.

Art. 6.De objectieve toepassing van de bij de artikelen 4 en 5 vastgestelde criteria wordt in de onderneming paritair onderzocht. HOOFDSTUK III. - Minimum uurlonen

Art. 7.A. Personeel aan de fabricage De minimum uurlonen van de arbeiders die een in artikel 4 bepaalde functie uitoefenen worden als volgt bepaald voor een 38-urige werkweek : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bovenvermelde bedragen moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 103,96 (basis 2004 = 100).

Bij aanwerving, ontvangen de arbeiders die een functie uitoefenen geklasseerd in groepen 1, 2 of 3, een loon dat gelijk is aan 95 pct. van het loon voor deze groepen en dit gedurende maximum acht effectieve werkweken. Het systeem mag maar één keer gebruikt worden voor dezelfde arbeider, behalve wat de studenten betreft.

B. Personeel voor onderhoud en aanvullende diensten De minimum uurlonen voor de arbeiders die een taak uitoefenen bepaald in artikel 5, worden als volgt vastgelegd voor een 38-urige werkweek : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bovenvermelde bedragen moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 103,96 (basis 2004 = 100). HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies

Art. 8.Wanneer het werk in twee of in drie "draaiende" ploegen is ingericht, worden aan de arbeiders, zonder onderscheid van leeftijd, de volgende ploegenpremies toegekend voor een arbeidsregeling van 38 uren per week : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bovenvermelde bedragen moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 103,96 (basis 2004 = 100).

De arbeiders die enkel 's nachts werken ontvangen eveneens een premie van 1,4038 EUR per uur.

De hierboven vastgestelde ploegenpremies worden verdubbeld voor elk werk verricht in ploegen op zaterdag.

Op 1 mei 2007 worden de ploegenpremies verhoogd met 0,50 pct.

Op 1 april 2008 worden de ploegenpremies verhoogd met 0,50 pct. HOOFDSTUK V. - Arbeid op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen

Art. 9.De arbeiders, tewerkgesteld in een normale arbeidsregeling op zaterdag, ontvangen de overeenstemmende verdubbelde ploegenpremie zoals voorzien in artikel 8 voor het ploegenarbeid op zaterdag.

Art. 10.De lonen en ploegenpremies worden verdubbeld voor elke arbeid die wordt verricht op zondagen en wettelijke feestdagen.

Deze bijslag wordt ook toegekend aan de wakers en huisbewaarders. HOOFDSTUK VI. - Koopkracht

Art. 11.Op 1 mei 2007, worden alle reële bruto en baremieke uurlonen verhoogd met 0,50 pct.

Op 1 april 2008, worden alle reële bruto en baremieke uurlonen verhoogd met 0,50 pct. HOOFDSTUK VII. - Koppeling van de lonen en de ploegenpremies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 12.Het bedrag van de minimum lonen vastgesteld in artikel 7, de ploegenpremies vastgesteld in artikel 8, alsook de werkelijk uitbetaalde lonen, worden normaliter gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 september 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, geregistreerd onder het nummer 72208 en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2006, geregistreerd onder het nummer 80260.

Bij wijze van uitzondering, zullen de verhogingen gekoppeld aan het spilindexcijfer 106,04 (basis 2004 = 100) ten laatste plaatshebben op 1 juli 2007.

Bij wijze van uitzondering, zullen de verhogingen gekoppeld aan het spilindexcijfer 108,16 (basis 2004 = 100) ten laatste plaatshebben op 1 december 2008. HOOFDSTUK VIII. - Betaling van het geoorloofd verzuim

Art. 13.Onverminderd de bepalingen van artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 74 van 17 november 1999 betreffende het behoud van het normale loon van wettelijk samenwonende werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van bepaalde familiale gebeurtenissen (geratificeerd door het koninklijk besluit van 7 februari 2000 verschenen in het Belgisch Staatsblad van 24 februari 2000) en van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normale loon van de arbeiders, huispersoneel, bedienden en van de werknemers die aangeworven werden voor de dienst der gebouwen van de binnenvaartuigen, voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiale gebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 en 22 juli 1970, 18 november 1975, 16 januari 1978, 12 augustus 1981, 8 juni 1984, 27 februari 1989 en 7 februari 1991 en 19 november 1998 en 9 januari 2000 en door de wet van 10 augustus 2001, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders het recht, met behoud van hun normaal loon, het werk te verzuimen om volgende redenen en voor als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld TITEL III.- Bestaanszekerheid HOOFDSTUK I. - Algemene principes

Art. 14.De in artikel 1 bedoelde werkgevers verbinden zich ertoe de volgende beginselen na te leven : 1° de representatieve werknemersorganisaties worden door de werkgever, zo vlug mogelijk, op de hoogte gesteld van een eventuele werkloosstelling of van een collectief ontslag;2° bij werkloosstelling wordt, in de mate van het mogelijke : a) een beurtregeling ingevoerd onder de arbeiders waarvan de functies gelijkwaardig zijn;b) het betrokken personeel in andere secties of afdelingen van de onderneming tewerkgesteld;3° in geval van collectief ontslag gebruikt de werkgever zijn invloed om de arbeiders in andere ondernemingen een betrekking te bezorgen. HOOFDSTUK II. - Sociale voordelen A. Gedeeltelijke werkloosheid

Art. 15.Worden beschouwd als zijnde in tijdelijke werkloosheid, de werknemers waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst nog niet is geschorst.

Art. 16.Wanneer de gedeeltelijke werkloosheid is veroorzaakt door economische en/of technische redenen, met uitzondering van de gedeeltelijke werkloosheid welke wordt veroorzaakt door stakingen of gevolgen van stakingen in de onderneming of in andere ondernemingen, wordt per dag werkloosheid een uitkering toegekend aan de arbeiders die zes en meer maanden anciënniteit in de onderneming tellen.

Deze uitkering wordt vastgesteld in een arbeidsregime van 38 uur per week, op : - 9,0697 EUR per dag werkloosheid in een stelsel van 5 dagen/week; - 7,5581 EUR per dag werkloosheid in een stelsel van 6 dagen/week.

Vanaf de 90ste werkloosheidsdag echter, worden de bedragen, in een arbeidsregeling van 38 uur per week, gebracht op : - 11,7906 EUR per dag werkloosheid in een stelsel van 5 dagen/week; - 9,8256 EUR per dag werkloosheid in een stelsel van 6 dagen/week.

Deze uitkering wordt zonder beperking van het aantal werkloosheidsdagen tijdens het kalenderjaar toegekend.

Op 1 mei 2007, worden de van kracht zijnde bedragen verhoogd met 0,50 pct..

Op 1 april 2008, worden de van kracht zijn bedragen verhoogd met 0,50 pct..

Art. 17.De krachtens artikel 16 toegekende uitkering is enkel verschuldigd wanneer de rechthebbende werkelijk werkloos is.

Art. 18.De uitkering wordt pas uitbetaald na nazicht van de controlefiches.

Art. 19.De uitkering wordt met dezelfde periodiciteit als de lonen uitbetaald.

B. Ontslag wegens redenen die eigen zijn aan de onderneming

Art. 20.In geval van ontslag wegens redenen welke eigen zijn aan de onderneming tijdens de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders die drie en meer maanden anciënniteit in de onderneming tellen, recht op de volgende vergoedingen : 1° Arbeiders die minder dan één jaar anciënniteit in de onderneming tellen Aan de arbeiders die minstens drie maanden doch minder dan één jaar anciënniteit tellen, wordt een ontslagvergoeding uitgekeerd in alle gevallen van ontslag wegens redenen eigen aan de onderneming.Deze vergoeding bedraagt 124,24 EUR. 2° Arbeiders die één jaar en meer anciënniteit in de onderneming tellen Een keuze wordt gelaten tussen : a) het voordeel van de in artikel 18 bepaalde uitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid naar mate van : 50 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die één tot twee jaar anciënniteit tellen; 75 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die twee jaar tot minder dan vijf jaar anciënniteit tellen; 120 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die vijf jaar tot minder dan tien jaar anciënniteit tellen; 150 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die tien jaar tot minder dan vijftien jaar anciënniteit tellen; 200 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die vijftien tot minder dan twintig jaar anciënniteit tellen; 300 dagelijkse uitkeringen, maximum, aan de arbeiders die twintig jaar en meer anciënniteit tellen.

Dit aantal uitkeringen, dat is berekend voor een arbeidsregeling van zes dagen per week, wordt pro rata omgezet voor de arbeiders die in een arbeidsregeling van vijf dagen per week zijn tewerkgesteld en de breuken worden naar de hogere eenheid afgerond; b) het voordeel van een ontslagvergoeding gelijk aan : 50 pct.van het totaal van de uitkeringen voorzien in a), wanneer de arbeider jonger is dan 45 jaar; 75 pct. van hetzelfde bedrag wanneer hij 45 jaar en ouder is.

De keuze moet door de arbeider worden gemaakt vóór het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn.

Op de keuze tussen de ontslagvergoeding en het voordeel van de dagelijkse bestaanszekerheidsuitkeringen kan niet worden teruggekomen.

C. Koppeling van de uitkeringen en de vergoedingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 21.De uitkeringen en vergoedingen, voorzien in de artikelen 16 en 20, schommelen volgens het koppelingssysteem, vastgesteld voor de evolutie van de drempels van het algemeen stelsel van de sociale zekerheid door de wet van 2 augustus 1971, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971.

Zij moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 104,14 (basis 2004 = 100).

De indexaanpassingen van de dagelijkse uitkeringen worden verricht op basis van het wekelijkse bedrag dat door 5 of 6 wordt gedeeld, naargelang de wekelijkse arbeidsregeling 5 of 6 dagen per week telt.

D. Cumulatie van voordelen

Art. 22.Artikel 20 (B. Ontslag wegens redenen welke eigen zijn aan de onderneming) is enkel van toepassing op de ondernemingen en de arbeiders ervan die de bepalingen van de wet van 28 juni 1966, betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van onderneming, niet genieten.

TITEL IV. - Werkzekerheid

Art. 23.In geval van functieverandering van een arbeider binnen een maatschappij, kent de werkgever aan de arbeider een compensatievergoeding toe wanneer het gemiddeld uurloon van de arbeider lager ligt dan het vroegere loon.

Deze vergoeding is vastgesteld aan de percentages en voor de periodes welke hieronder zijn vermeld door als basis het verschil te nemen tussen de twee bovenvermelde lonen zoals hierna uitgelegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De eerste periode van vergoeding (tegen 100 pct.) omvat niet de periode die gedekt wordt door de wettelijke of conventionele loonopzegging; zij vangt aan op de eerste werkdag welke volgt op de dag waarop de wettelijke of conventionele loonopzegging een einde neemt.

De anciënniteit wordt berekend op de dag waarop de mutatie van functie een aanvang neemt.

Geen enkele vergoeding wordt betaald : 1° aan de arbeiders waarvan de anciënniteit lager ligt dan 3 maanden;2° in geval van : a) een mutatie, doorgevoerd op aanvraag van de arbeider;b) een mutatie, beslist door de werkgever wegens tuchtredenen;c) loonschommelingen, voortvloeiend uit de gebruiken en de overeenkomsten van toepassing op de functie Onder "gemiddeld uurloon" moet worden verstaan : het uurloon, vermeerderd met de productiviteitspremie per uur, berekend op het gemiddelde van de drie maanden die de verandering van functie voorafgaan.De ploegenpremies, de verscheidene premies (andere dan de productiviteitspremie) en de overlonen worden niet in aanmerking genomen. De speciale gevallen worden gemeenschappelijk op lokaal niveau onderzocht.

Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de mutatie, en is, behalve de progressieve vermindering tot respectievelijk 90 en 80 pct. van haar bedrag, constant gedurende de ganse vergoedingsperiode, in verhouding tot de gepresteerde tijd. Ze schommelt nochtans verhoudingsgewijze indien het verschil tussen het verloren loon en het huidige loon varieert.

TITEL V. - Andere voordelen HOOFDSTUK I. - Extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld

Art. 24.Aan de arbeiders wordt een extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld toegekend, die overeenstemt met het loon voor : - 110 uren arbeid na een anciënniteit van één jaar; - 120 uren arbeid na een anciënniteit van twee jaar; - 130 uren arbeid na een anciënniteit van drie jaar; - 140 uren arbeid na een anciënniteit van vier jaar; - 150 uren arbeid na een anciënniteit van vijf jaar; - 160 uren arbeid na een anciënniteit van zes jaar; voor ten minste 220 voltijdse gewerkte en daarmee gelijkgestelde dagen per jaar.

Worden met gewerkte dagen gelijkgesteld : 1° de dagen afwezigheid wegens een arbeidsongeval;2° de dagen geoorloofd verzuim met uitzondering van deze die door het gewaarborgd weekloon zijn gedekt. In de veronderstelling echter van een voortgezette afwezigheid wegens ziekte, dekt de gelijkstelling slechts de 6 eerste onafgebroken maanden ziekte.

In geval van een nieuwe afwezigheid wegens ziekte, vangt een nieuwe maximale periode van gelijkstelling van 6 maanden aan voor zover de arbeider, gedurende 90 dagen opeenvolgende kalenderdagen het werk heeft hervat tussen de twee afwezigheidsperiodes.

Art. 25.De arbeiders die geen 220 gewerkte en daarmee gelijkgestelde dagen per jaar totaliseren omdat zij in de loop van het dienstjaar in dienst zijn getreden, omdat zij ziek zijn geweest onder de voorwaarden voorzien in artikel 24 of omdat de overeenkomst eindigde - wegens overmacht of - bij ontslag door de arbeider of in onderling akkoord of - bij ontslag door de werkgever behalve omwille van een dringende reden of - omdat zij gepensioneerd werden, bekomen een extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld welke overeenstemt met het loon voor : - 9 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van minder dan of gelijk aan één jaar; - 10 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van twee jaar; - 11 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van drie jaar; - 12 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van vier jaar; - 13 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van vijf jaar; - 14 uren arbeid per maand voor een anciënniteit van zes jaar; met dien verstande dat elke begonnen maand als volledige maand wordt beschouwd.

Het "pro rata temporis" principe is van toepassing.

Art. 26.Voor de berekening van de extrawettelijke bijslag, vangt de referteperiode aan op 1 december en eindigt op 30 november van het volgende jaar.

De anciënniteit die in aanmerking moet worden genomen is deze die verworven werd in de onderneming.

De anciënniteit en het loon die in aanmerking moeten worden genomen worden bepaald door de toestand op 30 november.

De anciënniteit en het loon welke in aanmerking moeten worden genomen voor de arbeiders die op voormelde datum niet meer in dienst van de onderneming zijn, worden bepaald door de toestand op de laatste dag van tewerkstelling.

Art. 27.Deze extrawettelijke bijslag is betaalbaar ten laatste in december, vóór Kerstmis of bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de in artikel 25 bedoelde arbeiders. HOOFDSTUK II. - Afscheidspremie

Art. 28.Een afscheidspremie gelijk aan de laatste extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld waarvan sprake in de artikelen 24 tot 27, wordt toegekend aan de arbeiders die de onderneming verlaten op de pensioengerechtigde leeftijd, evenals aan de arbeiders die de onderneming verlaten via een vervroegd pensioenstelsel of conventioneel brugpensioen.

Onder "laatste extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld" verstaat men : de bijslag zoals berekend het jaar voorafgaand aan het jaar dat de arbeider de onderneming verlaat. HOOFDSTUK III. - Feest van de patroonheilige

Art. 29.De voordelen toegekend ter gelegenheid van het feest van de patroonheilige blijven behouden. HOOFDSTUK IV. - Avondcursussen

Art. 30.De arbeiders die zich in het uitgeoefende beroep wensen te bekwamen (cursussen met betrekking tot de bewerking van glas voor het productiepersoneel of in verband met de uitgeoefende specialiteit voor het werkplaats- en onderhoudspersoneel) kunnen, op hun verzoek, bijkomende verlofdagen bekomen om de voorbereiding en het afleggen van de eindejaarsexamens te vergemakkelijken.

Deze maatregel beoogt enkel de arbeiders die, bij de aanvang van het academisch jaar, het getuigschrift van inschrijving voor de cursussen hebben ingediend en waarvan de aanvraag door de hiërarchische chef werd onderzocht en aanvaard.

De cursussen per briefwisseling komen niet in aanmerking, behalve voor de personen die zich voorbereiden op een examen voor een centrale examencommissie.

Art. 31.De arbeiders hebben recht op volgende dagen krediet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De hierboven opgenomen tabel werk opgesteld rekening houdend niet alleen met het niveau van de gevolgde cursussen maar ook met de omvang van de stof waarover de examens handelen.

Art. 32.De dagen krediet moeten worden gebruikt gedurende de periode gaande van veertien dagen onmiddellijk vóór het begin van de examenzitting tot het einde van deze zitting.

De dagen krediet kunnen in tweeën worden verdeeld en moet met volledige dagen worden opgenomen.

Het verlof moet altijd vooraf worden aangevraagd en in overleg met de hiërarchische chef worden bepaald.

Dit krediet wordt slechts éénmaal per academiejaar toegestaan.

Art. 33.De arbeiders die zich in een opzegperiode bevinden of aan wie reeds het ontslag werd betekend bij de aanvang van de examen kunnen dit voordeel niet genieten.

Art. 34.De verlofdagen, toegekend op grond van de artikelen 30 tot 32 worden beschouwd als werkelijke arbeidsdagen voor de berekening van de inhaalrustdagen welke eventueel zijn bepaald in het kader van het stelsel van de arbeidsduur dat van toepassing is op degenen die verlof genieten, alsook voor de berekening van de extrawettelijke bijslag bij het vakantiegeld.

Art. 35.De nodige maatregelen worden, binnen de perken van de wet, getroffen opdat het op grond van de artikelen 30 tot 32 toegekende verlof geen afbreuk doet aan de rechten van de betrokkenen in verband met de voordelen bepaald in de wetgeving of door een overeenkomst in de sector of in de onderneming.

Art. 36.De krachtens de artikelen 30 tot 32 toegekende voordelen mogen niet worden gecumuleerd met gelijkwaardige bij de wet of bij overeenkomst toegekende voordelen. HOOFDSTUK V. - Vakbondspremie

Art. 37.De werkgeversbijdrage voor het sociaal fonds wordt, per tewerkgestelde arbeider, vastgesteld op het equivalent van 128,00 EUR voor de boekjaren 2007 en 2008. HOOFDSTUK VI. - Vakbondsafvaardiging

Art. 38.Een krediet van 3 normale arbeidsdagen per jaar en per vast mandaat van de vakbondsafgevaardigde wordt toegekend teneinde de werkende leden van de vakbondsafvaardiging de gelegenheid te bieden mee te werken aan sommige vakbondsopdrachten buiten de onderneming, andere dan vormingsactiviteiten of paritaire vergaderingen op het niveau van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, van de subsector of van de onderneming.

TITEL VI. - Opzeggingsduur

Art. 39.Gezien artikel 61, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gewijzigd door de wet van 20 juli 1991, bedraagt de opzeggingstermijn in geval van ontslag, behalve in geval van ontslagen, brugpensioenen of ziektes langer dan 1 jaar : - 7 dagen voor de arbeiders die minder dan 6 maanden anciënniteit tellen in de onderneming; - 35 dagen (5 weken) voor de arbeiders die 6 maanden tot minder dan 5 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 42 dagen (6 weken) voor de arbeiders die 5 jaar tot minder dan 10 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 63 dagen (9 weken) voor de arbeiders die 10 jaar tot minder dan 15 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 98 dagen (14 weken) voor de arbeiders die 15 jaar tot minder dan 20 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 133 dagen (19 weken) voor de arbeiders die 20 jaar tot minder dan 25 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 161 dagen (23 weken) voor de arbeiders die 25 jaar tot minder dan 30 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 189 dagen (27 weken) voor de arbeiders die 30 jaar tot minder dan 35 jaar anciënniteit tellen in de onderneming; - 217 dagen (31 weken) voor de arbeiders die meer dan 35 jaar anciënniteit tellen in de onderneming.

In geval van ontslag met het oog op het brugpensioen of tijdens een arbeidsongeschiktheid die voortvloeit uit een ziekte die langer dan één jaar duurt, worden de opzeggingstermijnen vastgesteld volgens artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

De ondertekenende sociale partners van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst verklaren dat het huidige artikel "gelijkwaardig en gelijkaardig" is met de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van 20 december 1999 betreffende de opzeggingen van arbeiders.

Het paritair comité zal aan de Minister van Werk een voorstel doen om een koninklijk besluit in deze zin op te stellen.

TITEL VII. - Overuren

Art. 40.De bedrijven verbinden er zich toe alles in het werk te stellen om, in overleg met de vakbondsafvaardiging, de niet gerecupereerde overuren maximaal te beperken.

TITEL VIII. - Arbeidsregeling

Art. 41.De ondertekenende partijen verdedigen bij hun leden het principe dat alle mogelijkheden die de arbeidswet van 16 maart 1971 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 biedt, om de arbeid aan de socio-economische behoeften aan te passen, kunnen besproken worden op het niveau van de onderneming.

TITEL IX. - Flexibiliteit

Art. 42.In uitvoering van de artikelen 16 tot 18 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, wordt de limiet van 65 uur binnen dewelke op jaarbasis overuren mogen worden gepresteerd, in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of opdrachten wegens onvoorziene omstandigheden (artikel 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971) gebracht op 130 uur onder volgende voorwaarden : 1° op vraag van de werknemer, in overleg met de werkgever, mogen de overuren, met een maximum van 130 uur, gerecupereerd of uitbetaald worden.In geval van betaling, zullen deze arbeidsuren niet als arbeidsuren worden geboekt voor de naleving van de arbeidsduur (artikel 26bis, § 1, alinea 6 van de arbeidswet van 16 maart 1971); 2° deze mogelijkheid om overuren te presteren onder de voorwaarden vermeld in 1° wordt automatisch van toepassing (self-executing) in volgende gevallen : - voor de arbeiders die buiten de bedrijfslokalen werken; - voor het onderhoudspersoneel; - in geval van afwezigheid van de ploegverantwoordelijken die specifieke bekwaamheden hebben en die moeilijk te vervangen zijn; - in geval van inschakeling van arbeiders op een vrijwillige basis die enkel tijdens het weekend in de onderneming werken, voor de vervanging van een arbeider tijdens de week; - voor productiearbeiders in geval van defect aan een machine of laattijdige levering van grondstoffen.

Voor de andere gevallen, moet de mogelijkheid om maximum 130 overuren te presteren, hetzij uitbetaald, hetzij recupereerbaar, worden geregeld door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de onderneming en ter goedkeuring voorgelegd aan het paritair comité.

Wat de maatregelen betreft om de interne limiet van 130 uur te verhogen, zijn de procedures en de voorwaarden voorzien in de bedoelde wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, integraal van toepassing.

Er zal een overzicht van het gebruik van deze mogelijkheden gegeven worden aan de werknemersvertegenwoordigers.

Wanneer op lokaal vlak een probleem overduidelijk niet werd opgelost, zal de meest gerede partij een aangetekende brief sturen aan de voorzitter van het paritair comité. Het verzoeningsbureau zal dan binnen de kortste termijn en maximum 30 werkdagen na ontvangst van de vraag van de voorzitter van het paritair comité, uitspraak doen.

TITEL X. - Arbeidsorganisatie

Art. 43.Indien het nodig blijkt de werktijdorganisatie in de onderneming te wijzigen, zullen de sociale gesprekspartners ervoor zorgen dat er enerzijds de economische en anderzijds de sociale bekommernissen in opgenomen worden, zijnde : - de impact op de werkgelegenheid (bijvoorbeeld mogelijkheden om er meer contracten van bepaalde en/of onbepaalde duur in op te nemen, om de overuren te beperken); - de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden; - de gezondheid en de veiligheid van de werknemers; - de impact op de inkomsten van de arbeiders.

De toepassing van de nieuwe arbeidsorganisatie zal opgevolgd worden en, indien nodig, aangepast in overleg met de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad.

TITEL XI. - Uitzendarbeid

Art. 44.De referentie inzake arbeidsovereenkomst is deze van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Het beroep doen op uitzendkrachten is mogelijk mits wat volgt. - Het beroep doen op uitzendkrachten zal gebeuren in overleg met de vakbondsafvaardiging of met de ondernemingsraad en met inachtneming van de bestaande wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten. - De duur van de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid zal minstens één week bedragen, behalve in geval van bijzondere omstandigheden, die met de vakbondsafvaardiging moeten worden besproken. - De maximale duur moet worden besproken met de vakbondsafvaardiging met het oog op een eventuele contractuele aanwerving, indien de uitzendkracht minstens 9 maanden ononderbroken tewerkgesteld is.

TITEL XII. - Onderaanneming

Art. 45.Indien het nodig blijkt een beroep te moeten doen op onderaannemingsbedrijven, verbindt de werkgever er zich toe de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad op de hoogte te brengen van de gekende en geplande onderaannemingsactiviteiten.

De informatie zal betrekking hebben op de aard van de werken, hun duur en de kwalificatie van de werknemers die deze werken zullen uitvoeren.

De werkgever verbindt er zich toe een beroep te doen op onderaannemingsbedrijven die de wettelijke bepalingen inzake personeelsbezetting, de wetten en Belgische reglementen betreffende veiligheid en gezondheid van de werknemers, naleven. De opvolging van de wettelijke bepalingen inzake veiligheid en gezondheid zal gebeuren in overleg met het comité voor preventie en bescherming op het werk.

TITEL XIII. - Vrijwillig halftijds werk

Art. 46.Om tewerkstellingsperspectieven te openen, verbinden de werkgevers er zich toe om het voluntariaat voor halftijds werk in hun ondernemingen aan te moedigen.

Elke tewerkgestelde arbeider heeft het recht om op ondernemingsvlak over te schakelen naar een halftijdse arbeidsregeling, op basis van een jaarlijks gemiddelde.

Het aantal halftijds tewerkgestelde arbeiders is echter beperkt tot 2 pct. van het totaal aantal ingeschreven arbeiders in het personeelsregister.

Deze aanwerving zal in de vorm van een "duobaan" gebeuren, met andere woorden de werkgever zal het verzoek van een arbeider die naar een halftijdse arbeidsregeling wil overschakelen moeten aanvaarden voor zover twee arbeiders die dezelfde functie uitoefenen gezamelijk een aanvraag indienen.

De overgang naar de halftijdse arbeidsregeling moet binnen de drie maanden na het verzoek van de wijziging van de arbeidsregeling gebeuren.

De arbeidsovereenkomst van de arbeider wordt gewijzigd tenminste voor wat de arbeidsregeling betreft. Deze arbeidsregeling mag naderhand slechts gewijzigd worden mits akkoord van de werkgever.

TITEL XIV. - Tijdskrediet

Art. 47.In toepassing van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een systeem van tijdskrediet, wordt de duur van het recht op tijdskrediet voor de arbeiders die nog geen 50 jaar zijn, vanaf 1 januari 2008 gebracht van drie op vijf jaar.

Art. 48.In geval van werkoverlast voor de arbeiders omwille van het tijdskrediet, zal het mogelijk zijn op ondernemingsvlak eventuele oplossingen voor deze werkoverlast te onderzoeken.

Art. 49.Voor de berekening van de bijkomende vergoeding in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het netto-referteloon berekend op basis van de voltijdse arbeidsprestaties die de arbeider uitoefende vóór de aanvang van eventuele deeltijdse prestaties in het kader van het tijdskrediet, en op voorwaarde dat de wettelijke werkloosheidsvergoeding zelf op basis van een loon voor voltijdse prestaties is berekend.

TITEL XV. - Werkzekerheid

Art. 50.Indien, tijdens de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, de tewerkstelling drastisch zou worden bedreigd omwille van economische redenen, zullen de ondernemingen voorrang geven aan tewerkstellingsbehoudende maatregelen in functie van de eigen situatie (financiële, concurrentiële, technische,) van de betrokken onderneming, vooraleer over te gaan tot ontslag.

TITEL XVI. - Risicogroepen en beroepsopleiding

Art. 51.Teneinde de bekwaamheden van de arbeiders te verbeteren en hun beroepskansen te verhogen, verbinden de werkgevers bedoeld in artikel 1er zich toe de sectorale overeenkomst betreffende de inspanning voor de risicogroepen en de beroepsopleiding na te leven.

De ondertekenende partijen verbinden er zich toe alle promotiemogelijkheden van de beroepsopleiding te analyseren in de schoot van het technisch comité van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de glasnijverheid".

Art. 52.Teneinde de verplichtingen die voortvloeien uit het interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007 na te leven, verbindt elke onderneming die een aantal arbeiders in dienst er zich toe om jaarlijks een collectieve inspanning te leveren inzake opleiding die gelijk is aan 8 opleidingsuren per actieve arbeider die op 31 december van het vorige kalenderjaar tewerkgesteld was.

De opleidingsdagen moeten bestemd zijn om de beroepskwalificatie, de competenties en de beroepsvaardigheden van de arbeiders te verbeteren.

Hiervoor worden alle vormen van opleidingen - individuele of collectieve, externe, interne, on-the-job', autodidactische - in aanmerking genomen.

Art. 53.Elk jaar, uiterlijk op 31maart, stellen de ondernemingen voor de arbeiders aan de vakbondsafvaardiging een plan voor dat de opleidingen samenvat die tijdens het vorige jaar werden gegeven.

TITEL XVII. - Carenzdag

Art. 54.De eerste dag werkonbekwaamheid van de arbeiders wegens ziekte of ongeval in het privéleven, "carenzdag" genoemd, overeenkomstig artikel 52, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, die niet betaald wordt door de werkgever, wanneer de werkonbekwaamheidsduur geen veertien (14) dagen bedraagt, geeft, volgens punt 2 van het bovenvermelde interprofessioneel akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003, recht op volgende maatregel : Vanaf 1 januari 2005, wordt de eerste "carenzdag" per kalenderjaar betaald door de werkgever aan de arbeiders die reeds 5 jaar of meer anciënniteit tellen in de onderneming op het ogenblik van de betrokken werkonbekwaamheid.

Op 1 januari 2008, zal de eerste "carenzdag" per kalenderjaar betaald worden door de werkgever aan de arbeiders die reeds 2 jaar of meer anciënniteit tellen in de onderneming op het ogenblik van de betrokken werkonbekwaamheid.

Op 1 januari 2008, zal een tweede "carenzdag" per kalenderdag betaald worden door de werkgever aan de arbeiders die reeds 5 jaar of meer anciënniteit tellen in de onderneming op het ogenblik van de betrokken werkonbekwaamheid.

De voordeligere stelsels die in de onderneming van kracht zijn blijven van toepassing.

TITEL XVIII. - Transport en mobiliteit

Art. 55.In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1991 gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de transportkosten (koninklijk besluit van 19 september 1991 - Belgisch Staatsblad van 18 oktober 1991) en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2007 gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, komt de werkgever tussen in de transportkosten voor zover de afgelegde afstand gelijk of meer bedraagt dan 3 km vanaf 1 januari 2008.

Art. 56.De toename van het verkeer vormt vandaag een grote uitdaging en de mobiliteit, een noodzakelijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling, wordt bedreigd. Het betreft een probleem dat niet alleen de overheden aanbelangt maar ook de werkgevers en de werknemers.

Het verplaatsingsplan op het vlak van de onderneming is bestemd om de verplaatsingen gebonden aan de activiteit van de onderneming (verplaatsingen van loontrekkenden, bezoekers, leveringen) te doen evolueren met het oog op een duurzame mobiliteit, met andere woorden economisch verantwoord en gunstig op sociaal en milieu vlak.

Bovenop de federale en regionale verplichtingen, is het aangewezen om vrijwillig de studie te maken, de uitvoering en de follow-up, op ondernemingsvlak of van een groep ondernemingen, van maatregelen die bestemd zijn om een duurzaam beheer van de verplaatsingen die gebonden zijn aan de activiteit van deze onderneming(en) te promoten.

TITEL XIX. - Werkgroepen

Art. 57.De ondertekenende partijen zullen in één werkgroep samenkomen tijdens de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst om de tekst en de actualiseringsproblemen die het huidige akkoord in de praktijk zou kunnen stellen te analyseren in voorbereiding voor de volgende collectieve arbeidsovereenkomst. Bovendien onderzoekt deze werkgroep de context waarin een tweede pensioenpijler voor de subsector zou kunnen ingevoerd worden bij een volgende collectieve arbeidsovereenkomst.

De werkzaamheden zullen ten laatste tijdens het laatste kwartaal van 2007 starten. Tijdens de eerste vergadering zal de samenstelling van de werkgroep worden bepaald en een werkplanning worden opgesteld.

De werkzaamheden zullen uiterlijk op 15 december 2008 afgerond zijn.

TITEL XX. - Sociaal overleg

Art. 58.In geval van sociale conflicten, bevestigen de werkgevers en de arbeiders hun vaste intentie om de aangepast conventionele bemiddelingsprocedures te volgen, met inbegrip van het beroep doen op de voorzitter van het paritair comité in zijn hoedanigheid van sociaal bemiddelaar.

TITEL XXI. - Sociale vrede

Art. 59.Aangezien het een gesloten collectief akkoord betreft, verbinden de ondertekenende vakbonden van de huidige overeenkomst en hun leden er zich toe tot 31 december 2008 geen enkele algemene en collectieve eis meer te stellen, ten gunste van de arbeiders, bij de werkgevers die behoren tot sector van de spiegelmakerij en van de fabricage van kunstramen, buiten de uitvoeringsmaatregelen van de huidige overeenkomst.

Indien de sociale vrede niet nageleefd wordt, indien de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de sociale vrede en prestaties van openbaar nut in vredestijd algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 september 1987, niet nageleefd wordt door de vakbondsorganisaties, zullen de sancties voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987 toegepast worden.

TITEL XXII. - Geldigheid

Art. 60.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2007 en verliest haar uitwerking op 31 december 2008.

Art. 61.De voordeligere maatregelen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de schoot van de onderneming behouden hun uitwerking tijdens de ganse duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 62.Deze huidige collectieve arbeidsovereenkomst zal worden neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen en een aanvraag tot algemene verbindend verklaring bij koninklijk besluit wordt gevraagd door de ondertekende partijen Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^