Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2006
gepubliceerd op 27 maart 2006

Koninklijk besluit tot instelling van een gericht marien reservaat in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2006014065
pub.
27/03/2006
prom.
05/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/05/2006014065/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot instelling van een gericht marien reservaat in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, inzonderheid op de artikelen 6, 7, § 1 en 3, 8, 8bis en 9; gewijzigd bij wet van 17 september 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van speciale beschermingszones en een speciale zone voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, inzonderheid op de artikelen 2, 3 en 4;

Gelet op de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op de beslissingen van de Vlaamse Regering in toepassing van de richtlijn 79/409/EEG van de raad van de Europese Gemeenschappenm van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, inzonderheid in de kustgebieden;

Gelet op het ministerieel besluit van de Vlaamse Minister van Leefmilieu van 22 oktober 1997 houdende oprichting van « De Baai van Heist » als natuurreservaat;

Overwegende de wetenschappelijke adviezen van de Beheerseenheid van de Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), het Instituut voor Natuurbehoud, het Onderzoekscentrum voor zeevisserij en het Departement mariene ecologie van de Universiteit Gent, met betrekking tot het aanduiden van het gericht marien reservaat;

Overwegende dat de vogelrichtlijn vereist dat de vogelsoorten opgenomen in de bijlage I van de richtlijn, strict beschermd dienen te worden en dat de meest geschikte leefgebieden qua grootte en aantal voor de bescherming van die vogelsoorten en andere trekvogels zouden aangeduid worden als speciale beschermingszones;

Overwegende dat in een gezamelijke wetenschappelijke studie, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, federaal wetenschappelijke instelling, en het instituut voor Natuurbehoud, wetenschappelijke instelling van het Vlaamse Gewest, de selectiecriteria voor vogelsoorten bestudeerd hebben voor dewelke het beschermen ervan opportuun geacht wordt ter uitvoering van de vogelrichtlijn om speciale beschermingszones af te bakenen in de mariene gebieden van België; dat van deze soorten in bijlage I van de vogelrichtlijn de selectie twee soorten heeft opgeleverd, met name de grote stern (Sterna sandvicensis) en de visdief (Sterna hirundo); dat van de strekvogelsoorten dewelke deze selectie heeft opgeleverd, dezelfde studie aangetoond heeft dat gedurende de onderzochte periode (1992-2002) twee soorten, met name de fuut (Podiceps cristatus) en de dwergmeeuw (Larus minutus), op een bepaald moment in aantal de één percent van hun biogeografische populatie hebben overschreden; dat ze bijkomend, in deze studie, bijkomende selectiecriteria hebben uitgewerkt om te komen tot een selectie van concentratiezones met soorten weerhouden op basis van kaarten met de verdeling van deze soorten;

Overwegende dat drie zones als speciale beschermingszones, in de zin van artikel 7, § 2, c, van de voormelde wet, werden ingesteld bij koninklijk besluit van 14 oktober 2005;

Overwegende dat één van de zones, een zone voor Zeebrugge betreft, SBZ3 genoemd;

Overwegende dat deze drie beschermingszones eveneens belangrijk zijn voor andere soorten en dat hun afbakening eveneens een positieve invloed kan hebben op die andere soorten;

Overwegende dat in het kunstgebied « Zeebrugge-Heist » drie soorten, te weten de visdief (Sterna hirundo), de grote stern (Sterna sandvicensis) en de dwergstern (Sterna albifrons), door de Vlaamse Regering weerhouden werd;

Overwegende dat deze drie soorten in het vastgestelde kustgebied broeden en foerageren;

Overwegende verder dat deze drie soorten in de Belgische zeegebieden niet broeden maar er wel ook komen foerageren;

Overwegende dat meer bepaald de dwergstern (Sterna albifrons) binnen een straal van twee kilometer van de broedkolonie in de zeegebieden foerageert; dat dit gebied volledig omsloten wordt door de zone SBZ3 rond de voorhaven van Zeebrugge, waarvan hierboven sprake is; dat de bescherming van de visdief (Sterna hirundo) in deze zone bijgevolg in dezelfde wijze ten goede zal komen van de dwergstern (Sterna albifrons);

Overwegende nog dat de grote stern (Sterna sandvicensis), waarvoor twee bijkomende zones, geschikt voor bescherming, in de zeegebieden afgebakend zijn, ook in de zone rond de voorhaven van Zeebrugge foerageert en er van dezelfde bescherming als de visdief (Sterna hirundo) en de dwergstern (Sterna albifrons) kan genieten;

Overwegende dat in SBZ 3 de visdief (Sterna hirundo) en de dwergmeeuw (Laurs minutus) genieten van een speciale bescherming;

Overwegende dat zich binnen de zone van SBZ 3 een bijzonder gebied bevindt dat aansluit bij het strandreservaat « Baai van Heist », met de kenmerken dat het intertidaal zandstrand en de ondiepe zee een fysisch en ecologisch geheel vormen;

Overwegende dat voor dit bijzonder gebied een ruimere bescherming geboden dient te worden, teneinde door een aangepast beheer het bijzonder gebied te behouden in de staat die zijn ecologische functie toewijst;

Overwegende dat elke vorm van scheepvaart een verstoring veroorzaakt voor dit gebied en dat de verzanding een belangrijk bijkomend risico vormt;

Overwegende dat in het in te stellen gericht marien reservaat al lang kabels en pijpleidingen worden gelegd, met inbegrip van het graven van sleuven en ophogen van de zeebodem, zonder de instandhouding van de bestaande toestand in het gedrang te brengen, zoals de hier beoogde vogelsoorten, en dat deze soorten in die gebieden zijn blijven voortbestaan;

Overwegende dat de Europese wateren onder steeds grotere druk komen te staan als gevolg van de ontwikkeling van humane activiteiten in de kustzone en dat een adequate bescherming van deze zone, globaal gezien, van grote waarde voor het behoud van deze met weinig zeewater bedekte zandbanken in haar wateren kan zijn;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 4 oktober 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting op 6 oktober 2005;

Gelet op het advies 39.262/3 van de Raad van State, gegeven op 4 november, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;2° « de vogelrichtlijn » : de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;3° « de habitatrichtlijn » : de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora;4° « de minister » : de minister of de staatssecretaris die de bescherming van het mariene milieu onder zijn bevoegdheid heeft;5° « BMM » : de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-Estuarium, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 29 september 1997 houdende overdracht van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-Estuarium naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen;6° « de administratie » : het directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;7° « het gericht marien reservaat » : de zone die als gericht marien reservaat in die zin van artikel 7, § 2, b, van de wet en van artikel 4 van de vogelrichtlijn bij dit besluit worden aangewezen;8° « de instandhoudingsmaatregelen » : de maatregelen die bij dit besluit worden genomen in het gericht marien reservaat; HOOFDSTUK II. - Het gericht marien reservaat en de instandhoudingsmaatregelen Afdeling 1. - Het gericht marien reservaat

Art. 2.In de zeegebieden wordt een gericht marien reservaat ingesteld van 6,76 km2, afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 3 verbindt waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : punt gelegen op de basislijn, 500 m van de oostelijke strekdam van de Haven van Zeebrugge; punt 2 : 51° 21.716'N/003° 13.268'O; punt 3 : 51° 21.60'N/003°14.20'O; Afdeling 2. - De instandhoudingsmaatregelen

Onderafdeling 1. - Doel

Art. 3.Het doel van de instandhoudingsmaatregelen is : 1° het instandhouden van de mariene habitat en zijn ecosysteemfunctie;2° de bescherming en de instandhouding van biotopen en leefgebieden van beschermde vogelsoorten;3° de instandhouding of brengen van de beschermde vogelsoorten op een niveau dat beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met economische en recreatieve eisen;4° het instandhouden of brengen van een voldoende gevarieerdheid en omvang van leefgebieden voor de beschermde vogelsoorten.

Art. 4.De beschermde vogelsoorten vermeld in artikel 3 zijn de visdief en de dwergmeeuw.

Onderafdeling 2. - De Instandhoudingsmaatregelen

Art. 5.In het gericht marien reservaat zijn alle activiteiten verboden, behoudens : 1° de wettelijke uitzonderingen zoals vermeld in artikel 8, § A, van de wet, met uitzondering van de scheepvaart, onverminderd het optreden vanwege de overheid of in uitvoering van 2° en 3°;2° het leggen en onderhoud van kabels en pijpleidingen;3° het graven van sleuven en het ophogen van de zeebodem;4° de activiteiten die onder het toepassingsgebied van de gebruikersovereenkomsten vallen;

Art. 6.§ 1. In het gericht marien reservaat wordt voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied volgens de procedure, ingesteld bij het koninklijk besluit van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt het geheel van de activiteiten en verwezenlijken die door het plan, programma of project beoogd worden, beschouwd als een activiteit in die zin van artikel 5 van het bedoelde koninklijk besluit. Het maakt het voorwerp uit van de passende beoordeling, zonder afbreuk te doen aan de specifieke beoordelingen waarvan de effecten van de aan een vergunning of machtiging onderworpen activiteiten, onderworpen blijven. § 3. De beoordeling houdt rekening met de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in § 4, geeft de minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. § 4. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, geeft de minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen da de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk, zoals ingesteld bij de habitatrichtlijn, bewaard blijft. Hij stelt de Europese Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen. HOOFDSTUK III. - De gebruikersovereenkomst

Art. 7.De minister sluit voor het in artikel 2 ingesteld gericht marien reservaat een gebruikersovereenkomst af. HOOFDSTUK IV. - De monitoring

Art. 8.De BMM is belast met de permanente monitoring van de toestand van het mariene milieu en in het bijzonder van de hydrodynamica en de samenstelling van de zeebodem, het benthos en de vis en vogelstand in het in artikel 2 ingesteld gericht marien reservaat. HOOFDSTUK V. - Het beleidsplan

Art. 9.Binnen de drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit stelt de minister het eerste beleidsplan op. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen

Art. 10.De minister informeert de overheden, die bevoegd zijn voor de aanmaak van zeekaarten, over de ligging van het gericht marien reservaat met het oog op de aanduiding op deze kaarten. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 11.Artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, wordt vervangen als volgt : « een zone van 50,95 km2, genaamd SBZ 3, afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 9 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51°19.47'N/003°08.63'O; punt 2 : 51°20.67'N/003°04.79'O; punt 3 : 51°21.73'N/003°04.00 'O; punt 4 : 51°23.85'N/003°10.38'O; punt 5 : 51°22.70'N/003°15.08'O; punt 6 : 51°21.19'N/003°16.33'O; punt 7 : punt gelegen op de basislijn, 500 m van de oostelijke strekdam van de Haven van Zeebrugge; punt 8 : 51°21.716'N/003°13.268'O; punt 9 : 51°21.60'N/003°14.20'O; »

Art. 12.Onze Minister van Mobiliteit en Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

^