Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2006
gepubliceerd op 14 september 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de audiovisuele sector, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200486
pub.
14/09/2006
prom.
05/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de audiovisuele sector, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de audiovisuele sector;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de audiovisuele sector, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de audiovisuele sector Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 2005 Protocol van sectoraal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 24 juni 2005 onder het nummer 75379/CO/227) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de audiovisuele sector.

Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk bediendepersoneel ongeacht het type arbeidsovereenkomst waaronder het is tewerkgesteld. HOOFDSTUK II. - Neerlegging

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK III. - Koopkracht

Art. 3.§ 1. Voor de periode 2005-2006 wordt voor alle werknemers met ingang van 1 juli 2005 een maandelijkse bruto loonsverhoging van 10 EUR en met ingang van 1 januari 2006 een maandelijkse bruto loonsverhoging van 25 EUR toegekend. § 2. Uitzonderlijk zal voor de periode 2005-2006 de volgende afwijking worden voorzien : De bedrijven die ten laatste op 1 juli 2005 op ondernemingsvlak reeds overgegaan zijn of overeengekomen zijn tot toekenning van loonsverhogingen (collectief of individueel) of andere gelijkwaardige bijkomende voordelen (bij collectieve arbeidsovereenkomst) zijn vrijgesteld van de sectorale loonsverhogingen voor de werknemers waarvoor de werkgever kan aantonen dat de reeds toegekende voordelen minstens gelijkwaardig zijn aan de sectorale loonsverhogingen.

Daartoe dient de werkgevers voor 1 juli 2005 de nodige informatie te verstrekken aan de syndicale delegatie van de onderneming of bij ontstentenis aan alle werknemers (met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité). § 3. Voor de periode 2003-2004 zal een sectorale evaluatie worden gemaakt (tegen uiterlijk 1 juli 2005) van de toepassing van de loonsverhoging Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden door de bedrijven die van Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden of Paritair Comité voor het filmbedrijf zijn overgegaan naar Paritair Comité voor de audiovisuele sector. Bij negatieve evaluatie zal een suppletief akkoord uitgewerkt worden voor de bedrijven die de sectorale verhogingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden niet hebben toegepast. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsregime

Art. 4.§ 1. Voor de administratieve werknemers is de wekelijkse arbeidsduur vastgesteld op 38 uur.

Voor de operationele werknemers wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur bereikt op jaarbasis. § 2. De weekgrens wordt mits naleving van artikel 8 vastgesteld op : - maximaal 50 u. voor journalisten, werknemers met facilitaire functies, productiewerknemers. Gedurende maximaal 6 weken per trimester kan deze weekgrens van 50 u. verhoogd worden tot 60 u. - maximaal 84 u. voor journalisten, werknemers met facilitaire functies of andere op bedrijfsvlak vastgelegde functies in "uitzonderlijke omstandigheden" te definiëren op ondernemingsvlak. § 3. De daggrens kan worden vastgesteld op maximaal 12 u. voor journalisten, werknemers met facilitaire functies en productiewerknemers.

In dit kader zullen alle inspanningen worden gedaan om de werknemers die 9 u. of langer per dag werken tewerk te stellen in een stelsel van 4 dagen week.

Art. 5.Er mag maximaal 7 opeenvolgende dagen gewerkt worden behalve voor journalisten, werknemers van facilitaire functies, productiewerknemers of andere op bedrijfsvlak vastgelegde functies in "uitzonderlijke omstandigheden" te definiëren op ondernemingvlak.

In dit kader zullen de vrije dagen maximaal gegroepeerd worden en zullen maximaal volledig vrije weekends geprogrammeerd worden.

Art. 6.De uurroosters worden minstens 7 dagen op voorhand bekend gemaakt behalve voor journalisten, werknemers van facilitaire functies, productiewerknemers of andere op bedrijfsvlak vastgelegde functies in "uitzonderlijke omstandigheden" te definiëren op ondernemingsvlak.

Art. 7.Een trimesteriële opvolging van het gebruik dat wordt gemaakt van "uitzonderlijke omstandigheden" in de onderneming wordt voorzien door de ondernemingsraad of bij ontstentenis door de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis met alle werknemers.

Art. 8.De praktische modaliteiten en nadere regels van de sectorale principes voorzien in dit hoofdstuk moeten voorafgaandelijk worden vastgelegd bij : - ondernemings collectieve arbeidsovereenkomst (indien er een syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) of - wijziging van het arbeidsreglement (indien er geen syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité en goedkeuring door het paritair comité. HOOFDSTUK V. - Nachtarbeid

Art. 9.§ 1. Nachtarbeid wordt mits naleving van artikel 11 toegestaan onder de volgende voorwaarden : - voor TV-bedrijven, facilitaire bedrijven en productiebedrijven : - nachtarbeid tussen 1 u. 00 en 6 u. 00 is enkel toegestaan mits toeslag; - voor prestaties gestart voor 0 u. 00 die doorlopen tot na 1 u. 00 is een toeslag verschuldigd vanaf 0 u. 00. - De toeslag voor de periode 2005-2006 is minimaal 50 pct.. - Deze toeslag kan op vraag van de werknemer worden uitbetaald of omgezet worden in recuperatie op voorwaarde dat die keuze wordt gemaakt voor een periode van één jaar; - Een werknemer kan maximaal 48 nachten per jaar tewerkgesteld worden; - voor radiobedrijven : - nachtarbeid tussen 0 u. 00 en 5 u. 00 is enkel toegestaan mits toeslag; voor werknemers met vaste nachtprestaties is geen toeslag vereist indien de nachtprestatie is verrekend in het loon; - de toeslag voor de periode 2005-2006 is minimaal 50 pct. - deze toeslag kan op vraag van de werknemer worden uitbetaald of omgezet worden in recuperatie op voorwaarde dat die keuze wordt gemaakt voor een periode van één jaar; - Een werknemer kan maximaal 48 nachten per jaar tewerkgesteld worden; dit geldt niet voor werknemers met vaste nachtprestaties. § 2. De bepalingen inzake toeslagen en uren bij nachtarbeid zijn niet van toepassing op de kaderleden (defenitie sociale verkiezingen of vastgelegd bij ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst).

Art. 10.Een trimesteriële opvolging van het gebruik dat wordt gemaakt van nachtprestaties in de onderneming wordt voorzien door de ondernemingsraad of bij ontstentenis door de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis met alle werknemers.

Art. 11.De praktische modaliteiten en nadere regels van de sectorale principes voorzien in dit hoofdstuk moeten voorafgaandelijk worden vastgelegd bij : - ondernemings collectieve arbeidsovereenkomst (indien er een syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) of - wijziging van het arbeidsreglement (indien er geen syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité en goedkeuring door het paritair comité. HOOFDSTUK VI. - Arbeid op zon- en feestdagen

Art. 12.Arbeid op zon- en feestdag wordt mits naleving van artikel 17 toegestaan mits het betalen van een toeslag.

Art. 13.§ 1. De toeslag wordt voor de periode 2005-2006 vastgelegd op minstens 10 pct.; deze toeslag is niet cumuleerbaar met de toeslag voor nachtprestaties. § 2. Deze toeslag kan op vraag van de werknemer worden uitbetaald of omgezet worden in recuperatie op voorwaarde dat die keuze wordt gemaakt voor een periode van één jaar.

Art. 14.Een werknemer mag maximaal 42 zondagen/feestdagen per jaar tewerkgesteld worden met uitzondering van werknemers met vaste zondagprestaties.

Art. 15.De bepalingen inzake toeslagen en uren bij zondag en feestdag arbeid zijn niet van toepassing op de kaderleden (definitief sociale verkiezingen of vastgelegd bij ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst).

Art. 16.Een trimesteriële opvolging van het gebruik dat wordt gemaakt van prestaties op zon- en feestdagen in de onderneming wordt voorzien door de ondernemingsraad of bij ontstentenis door de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis met alle werknemers.

Art. 17.De praktische modaliteiten en nadere regels van de sectorale principes voorzien in dit hoofdstuk moeten voorafgaandelijk worden vastgelegd bij : - ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst (indien er een syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) of - wijziging van het arbeidsreglement (indien er geen syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité en goedkeuring door het paritair comité. HOOFDSTUK VII. - Brugpensioen

Art. 18.Voor de periode 2005-2007 wordt een regime van voltijds brugpensioen op 58 jaar en halftijds op 56 jaar ingesteld.

Art. 19.De betaling van de aanvullende vergoeding wordt gesolidariseerd via het sectoraal fonds via de instelling van een vast te stellen werkgeversbijdrage.

Art. 20.De aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt bij overgang van een deeltijds tijdskrediet naar voltijds brugpensioen berekend op basis van het voltijds loon. HOOFDSTUK VIII. - Tijdskrediet

Art. 21.In uitvoering van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, wordt de duur van de uitoefening van het recht op tijdskrediet voor volledige schorsing en vermindering van de arbeidsprestaties tot een maximumperiode van vijf jaar over de gehele loopbaan verlengd op voorwaarde dat het tijdskrediet na de uitoefening van het recht van de eerste 2 jaar ononderbroken wordt opgenomen.

Art. 22.De werknemers ouder dan 50 jaar die gebruik maken van het tijdskrediet worden niet meegeteld in de berekening van het quotum van maximum 5 pct. werknemers die gelijktijdig in tijdskrediet kunnen gaan.

Art. 23.Voor de werknemers die tijdens het opnemen van tijdskrediet ontslagen worden, worden de verschuldigde vergoedingen berekend op basis van het voltijdse loon.

Art. 24.Deze overeenkomst inzake tijdskrediet kan worden ingeroepen om recht te verkrijgen op Regionale premies in het kader van het tijdskrediet.

Art. 25.De middelen inzake de tewerkstelling van de risicogroepen zullen tevens worden aangewend voor het financieren van de vorming van werknemers die na het opnemen van tijdskrediet terug het werk hervatten. HOOFDSTUK IX. - Risicogroepen

Art. 26.Er wordt een werkgeversbijdrage ingesteld van 0,10 pct. via het sectoraal fonds ten voordele van de risicogroepen voor de periode 2005-2006. HOOFDSTUK X. - Arbeidstijdsregistratie

Art. 27.De arbeidstijd wordt op een eenvoudige wijze geregistreerd (via formulier of elektronisch).

Art. 28.De praktische modaliteiten en nadere regels van het sectorale principe voorzien in dit hoofdstuk moeten voorafgaandelijk worden vastgelegd bij : - ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst (indien er een syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) of - wijziging van het arbeidsreglement (indien er geen syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité en goedkeuring door het paritair comité. HOOFDSTUK XI. - Verplaatsingstijd

Art. 29.De verplaatsingstijd naar de locatie andere dan de gewone plaats van tewerkstelling die de gewone verplaatsingstijd naar de normale tewerkstellingsplaats overstijgt, wordt niet als arbeidstijd beschouwd maar wordt wel vergoed.

Art. 30.De praktische modaliteiten en nadere regels van het sectorale principe voorzien in dit hoofdstuk moeten voorafgaandelijk worden vastgelegd bij : - ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst (indien er een syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) of - bij wijziging van het arbeidsreglement (indien er geen syndicale afvaardiging aanwezig is in de onderneming) met mededeling aan de voorzitter van het paritair comité en goedkeuring door het paritair comité. HOOFDSTUK XII. - Duur

Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006 met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk VII die ophouden van kracht te zijn op 31 december 2007.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^