Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 mei 2004
gepubliceerd op 23 juni 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201119
pub.
23/06/2004
prom.
05/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/05/2004201119/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 Eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 2003 onder het nummer 67542/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Toekenningsmodaliteiten

Art. 4.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden wordt, samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, door de werkgevers een eindejaarspremie betaald aan alle werklieden die minstens drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming.

Art. 5.Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het effectieve brutoloon, uitbetaald aan 100 pct. tijdens de referteperiode en aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 6.Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient onder "referteperiode" te worden verstaan : het beschouwde kalenderjaar.

Art. 7.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarspremie worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschaps- en bevallingsrust gelijkgesteld met effectieve prestaties. § 2. Voor de berekening van de eindejaarspremie worden de schorsingen wegens ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid (ook schoolverlaters in hun wachtperiode) gelijkgesteld met effectieve prestaties.

Per referteperiode wordt deze gelijkstelling voor alle bovengenoemde gevallen samen evenwel begrensd tot zestig arbeidsdagen afwezigheid.

In de berekening van deze zestig dagen wordt geen rekening gehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever gehouden is tot betaling van het loon aan 100 pct., noch met de tweede week gewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.

Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen, wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 en haar wijzigingen tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974).

Art. 8.In geval van pensioen of brugpensioen vóór 30 juni van de referteperiode, is de premie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van het brutoloon uitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.

In geval van pensioen of brugpensioen na 30 juni van de referteperiode, is de premie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.

Art. 9.In geval van overlijden van de werkman, wordt de premie uitbetaald aan de rechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.

Art. 10.De werklieden waarvan de arbeidsovereenkomst in de loop van de referteperiode beëindigd werd, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 9, § 1, genieten de premie op basis van het in de onderneming gedurende voornoemde periode verdiende loon, zoals is bepaald in de artikelen 3 en 4 voor zover deze werklieden drie maanden anciënniteit tellen.

Art. 11.§ 1.De werklieden ontslagen om dringende redenen alsmede degenen die gedurende de referteperiode de onderneming vrijwillig verlaten, verliezen het recht op de premie. § 2. De werklieden die evenwel de onderneming vrijwillig verlaten terwijl zij zich in een periode van tijdelijke werkloosheid bevinden, in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), of wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten de premie op basis van het in de onderneming gedurende voornoemde periode verdiende loon, zoals is bepaald in de artikelen 3 en 4 voor zover deze werklieden drie maanden anciënniteit tellen. § 3. De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, genieten op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode. § 4. De werklieden met een contract van bepaalde duur, of voor een bepaald werk, of een vervangingsovereenkomst van minstens 3 maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde jaarprestaties.

Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van bepaalde duur van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.

Art. 12.Wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd met onderlinge toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie niet verschuldigd.

Art. 13.Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumuleerd met de eindejaarsvoordelen welke eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 2001 (Belgisch Staatsblad van 19 december 2001).

Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 mei 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^