Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 september 2019
gepubliceerd op 17 september 2019

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van het begrip overeenstemmend voertuig

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2019014584
pub.
17/09/2019
prom.
05/09/2019
ELI
eli/besluit/2019/09/05/2019014584/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 SEPTEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van het begrip overeenstemmend voertuig


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014414 bron federale overheidsdienst financien Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting sluiten tot hervorming van de vennootschapsbelasting heeft onder andere de manier waarop voordelen van alle aard en beroepskosten met betrekking tot het gebruik van voertuigen in de artikelen 36 en 66 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) geraamd worden, gewijzigd.

Teneinde misbruik te voorkomen, is een specifiek stelsel ingevoerd om het gebruik van "valse hybrides" te bestrijden, meer bepaald oplaadbare hybride voertuigen (zogenaamde plug-in hybrides) die deels werken op brandstof en deels op een oplaadbare elektrische batterij, maar waarvan de capaciteit van de elektrische batterij geen aanzienlijk gebruik van het voertuig toelaat via deze energiebron (Parl. Doc., nr. 54-2864/001, p. 73).

Er is een stelsel ingevoerd opdat het VAA en de beroepskosten met betrekking tot een "valse hybride" berekend worden, abstractie makend van de elektrische batterij en bijgevolg met een CO2-uitstoot die volledig berekend wordt op de aandrijving via brandstof (Parl. Doc., nr. 54-2864/001, p. 74).

Praktisch gezien, indien een vanaf 1 januari 2018 aangekocht oplaadbaar hybridevoertuig uitgerust is met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht of een uitstoot heeft van meer dan 50 gram CO2 per kilometer, is de in aanmerking te nemen uitstoot van het betrokken voertuig gelijk aan deze van het overeenstemmende voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof (artikel 36, § 2, negende lid, WIB 92). Indien er geen overeenstemmend voertuig bestaat dat uitsluitend voorzien is van een motor die gebruik maakt van dezelfde brandstof, wordt de uitstootwaarde vermenigvuldigd met 2,5.

De wetgever heeft voorzien dat de Koning kan bepalen wat moet worden verstaan onder "overeenstemmend voertuig". Dit artikel wijzigt het KB/WIB 92 teneinde de definitie van dit begrip "overeenstemmend voertuig" in te voegen.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 bepaalt wat moet worden verstaan onder overeenstemmend voertuig. Er wordt enkel uitgegaan van de gegevens terug te vinden op het bij de inschrijving vereiste Europees gelijkvormigheidsattest (hierna COC), dat gestandaardiseerd is op Europees niveau, opgesteld door de fabrikant en uniek per voertuig.

Het zal er dus op aankomen de gegevens op het COC van de "valse hybride" te vergelijken met de gegevens op het COC van gelijkaardige modellen op de markt, en te bepalen welk model de "valse hybride" op basis van de hierna uiteengezette criteria het dichtst benadert.

De artikelen 36 en 66 WIB 92 vereisen reeds dat het moet gaan om een voertuig voorzien van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof (COC, rubriek nr. 26). Vervolgens wordt ook vereist dat het overeenstemmend voertuig ten opzichte van het hybride voertuig categoriseert onder: - hetzelfde merk (COC, rubriek nr. 0.1); - dezelfde model (COC, rubriek nr. 0.2.1); - hetzelfde type koetswerktype (COC, rubriek nr. 38) (bijvoorbeeld berline, break, ...); - en waarvan de verhouding tussen zijn vermogen en het vermogen van het hybride voertuig, beiden uitgedrukt in kW (COC, rubriek nr. 27.1), het dichtst de één benadert, op voorwaarde dat deze begrepen is tussen 0,75 en 1,25.

Deze vork van 0,75 tot 1,25 staat toe het aantal overeenstemmende voertuigen dat in aanmerking komt te beperken tot enkel deze voertuigen die een vermogen hebben gelijkaardig aan datgene van het hybride voertuig. De voertuigen waarvan de verhouding niet begrepen is in deze vork zullen dus niet als overeenstemmend voertuig kunnen beschouwd worden, ook al voldoen ze aan de overige voorwaarden.

Indien geen enkel voertuig aan deze voorwaarden voldoet, wordt een coëfficiënt van 2,5 toegepast. Ter herinnering: de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, WIB 92 bepalen dat, indien er geen overeenstemmend voertuig is uitgerust met een motor die uitsluitend op dezelfde brandstof werkt, de uitstootwaarde wordt vermenigvuldigd met 2,5.

In de veronderstelling dat meerdere voertuigen op identieke wijze in aanmerking komen om als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd te worden, zal het voertuig met de hoogste CO2-uitstoot als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd worden, en dit in een optiek van de strijd tegen de valse hybrides en om de aankoop van dergelijke voertuigen te ontmoedigen.

De COC-gegevens van alle mogelijke overeenstemmende voertuigen zijn niet publiek en gecentraliseerd beschikbaar voor de belastingplichtigen. Deze laatsten zijn in de regel slechts in het bezit van het COC van hun eigen voertuig. Daarom wordt de verplichting om te vergelijken en het overeenstemmend voertuig vast te stellen opgelegd aan de autofabrikant, of indien deze niet in België is gevestigd, aan de auto-invoerder. Deze laatsten zullen het overeenstemmend voertuig van ieder hybride voertuig dat niet beantwoordt aan de in artikel 36, § 2, achtste lid, WIB 92, vastgelegde voorwaarden moeten bepalen, en deze informatie, alsook alle hierbij noodzakelijk gebleken technische gegevens aan de FOD Financiën moeten doen toekomen bij de marktintroductie van het betreffende hybride voertuig.

Deze informatie is immers onmiddellijk noodzakelijk, bijvoorbeeld voor de inhouding van de bedrijfsvoorheffing op een voordeel van alle aard.

De FOD Financiën zal dus iedere keer haar lijst met overeenstemmende voertuigen actualiseren bij de marktintroductie van nieuwe "valse hybrides".

De bepaling van het overeenstemmende voertuig gebeurt op het moment waarop het hybride voertuig op de markt wordt gebracht, en blijft ongewijzigd tijdens de levensduur van dat voertuig.

Die "marktintroductie" mag niet worden beperkt tot de introductie op de Belgische markt, maar moet worden begrepen als de introductie op de markt van de Europese Economische Ruimte. Enerzijds is het immers zo dat een Belgische belastingplichtige een voertuig kan kopen dat niet in België wordt verkocht, maar wel in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte. Geen maatregel voorzien om ook in dit geval een overeenstemmend voertuig te definiëren, zou neerkomen op het invoeren van een discriminatie door voor niet in België verkochte voertuigen steeds de vermenigvuldiging van de CO2-uitstoot met een factor 2,5 op te leggen. Anderzijds zijn de gegevens die in aanmerking moeten worden genomen om na te gaan of het om een overeenstemmend voertuig gaat, de gegevens die voorkomen op het COC, zijnde het Europees gelijkvormigheidsattest. Hieruit volgt dat de definitie van overeenstemmend voertuig niet mag worden beperkt tot louter de voertuigen die in België worden verkocht, maar moet worden toegepast op alle voertuigen die op de Europese markt worden verkocht.

Het is dus wel degelijk vanaf de introductie op de markt, te verstaan als de markt van de Europese Economische Gemeenschap, dat de fabrikant van het voertuig die in België gevestigd is of, als de fabrikant niet in België gevestigd is, zijn invoerder, informatie moet bezorgen aan de administratie. Wanneer men zich in het hypothetische geval zou bevinden waarbij een bepaald voertuig niet in België wordt ingevoerd en de fabrikant van dat voertuig niet in België gevestigd is, dan rust er op niemand de verplichting om de nodige gegevens aan de administratie te bezorgen. Deze situatie blijft zich slechts voordoen tot het moment waarop het voertuig in kwestie door een handelaar wordt ingevoerd of de autofabrikant zich in België vestigt. Dit belet echter niet dat een belastingplichtige een dergelijk voertuig rechtstreeks in een ander Europees land kan aanschaffen. In dat geval kan de administratie, net als in de andere gevallen trouwens, alle nodige informatie verzamelen om te bepalen of er een overeenstemmend voertuig bestaat.

De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt welke technische gegevens aan de FOD Financiën moeten worden bezorgd en de wijze waarop ze moeten worden bezorgd.

Voorbeelden Voorbeeld nr. 1 De Range Rover Sport (P400e SE) stoot meer dan 50 gram CO2 per kilometer uit (71 g/km).

We zoeken dus het overeenstemmende voertuig onder deze van hetzelfde merk (Land Rover), hetzelfde model (Range Rover), hetzelfde koetswerktype (SUV), en voorzien van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof (benzine).

Drie andere benzine aangedreven Range Rovers komen in aanmerking: a) Range Rover Sport (2.0 Si4 S) b) Range Rover Sport (3.0 I6 P400 MHEV HST) c) Range Rover Sport (5.0 V8 Supercharged HSE Dynamic).

De verhoudingen tussen het vermogen van deze voertuigen, uitgedrukt in kW, en het vermogen van het hybride voertuig, uitgedrukt in kW, zijn als volgt: a) 1,00 b) 0,75 c) 0,57 Het derde voertuig wordt uitgesloten, aangezien zijn ratio niet begrepen is tussen 0,75 en 1,25.Van de overige twee voertuigen zal het overeenstemmende voertuig datgene zijn waarvan de ratio het dichtst de één benadert, namelijk de Range Rover Sport (2.0 Si4 S).

In de plaats van zijn eigen uitstootwaarde die blijkt uit de gegevens van de fabrikant, is het dus de CO2-uitstootwaarde van de Range Rover Sport (2.0 Si4 S) die gebruikt zal worden om het VAA te waarderen en de beroepskosten met betrekking tot de "valse hybride" die de Range Rover Sport (P400e SE) is, te bepalen, namelijk 218 in de plaats van 71.

Voorbeeld nr. 2 Het hybride voertuig BMW 5 Reeks (530e iPerformance) is uitgerust met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram wagengewicht (namelijk 0,499).

Drie andere voertuigen van hetzelfde merk (BMW), model (5 Reeks), koetswerktype (berline) en brandstof (benzine) komen in aanmerking: a) BMW 5 Reeks (520i Aut.) b) BMW 5 Reeks (530i Aut.) c) BMW 5 Reeks (530i xDrive Aut.) De verhoudingen tussen hun vermogen en dat van het hybride voertuig zijn als volgt: a) 1,00 b) 0,73 c) 0,73 Het overeenstemmende voertuig is dus de BMW 5 Reeks (520i Aut.), aangezien zijn ratio het dichtst de één benadert.

In de plaats van de CO2-uitstootwaarde van de BMW 5 Reeks (530e iPerformance) is het dus de CO2-uitstootwaarde van de BMW 5 Reeks (520i Aut) die gebruikt zal worden, namelijk 132 in de plaats van 49.

Voorbeeld nr. 3 De Volvo XC60 (T8 Twin Engine) stoot meer dan 50 gram CO2 per kilometer uit (55 g/km).

Vier andere voertuigen van hetzelfde merk (Volvo), model (XC60), koetswerktype (SUV) en brandstof (benzine) komen in aanmerking: a) XC60 (T5, 4x4 Geartronic Momentum) b) XC60 (T5, 4x4 Geartronic R-design) c) XC60 (T6, 4x4 Geartronic Momentum) d) XC60 (T6, 4x4 Geartronic R-design) De verhoudingen tussen hun vermogen en dat van het hybride voertuig zijn als volgt: a) 1,21 b) 1,21 c) 0,98 d) 0,98 De voertuigen c) en d) blijven over, aangezien hun ratio het dichtst de één benadert. Om te bepalen welk het overeenstemmende voertuig is, kijken we naar hun CO2-uitstoot per kilometer. Het voertuig c) stoot 174 g/km uit, terwijl het voertuig d) 177 g/km uitstoot. Het overeenstemmende voertuig is dus het voertuig d), aangezien het datgene is dat het meeste CO2 per kilometer uitstoot.

Artikel 19, vijfde lid, KB/WIB 92 bepaalt dat een lijst met de overeenstemmende voertuigen zal worden bekendgemaakt op de internetsite van de FOD Financiën. In tegenstelling tot wat de Raad van State in paragraaf 10 van zijn advies nr. 66.396/1/V, van 2 augustus 2019 voorhoudt, hebben noch deze lijst noch de bekendmaking ervan enige reglementaire draagwijdte. Het feit dat een voertuig al dan niet opgenomen is in deze lijst zal niet de jure impliceren dat het voertuig in kwestie een dan wel geen overeenstemmend voertuig is.

De criteria die moeten worden gerespecteerd, zijn die van artikel 19, eerste lid, KB/WIB 92. Enkel deze criteria hebben een reglementaire draagwijdte. De administratie zal de informatie die ze van de fabrikanten of de invoerders heeft gekregen enkel gebruiken om een databank bij te houden. Het enige doel van een dergelijke geactualiseerde lijst op de site van de FOD Financiën is om ervoor te zorgen dat belastingplichtigen steeds over alle informatie beschikken met betrekking tot de fiscale behandeling van de voertuigen waarover ze beschikken of die ze willen aanschaffen. Een dergelijke lijst heeft op zich dus geen enkele normatieve draagwijdte. Ze moet derhalve ook niet door de minister worden vastgesteld en ook niet bekendgemaakt worden in het Belgisch Staatsblad.

Wij zijn het eens met de Inspecteur van Financiën dat dit besluit een loutere uitvoering is van reeds bestaande wettelijke regelgeving, en op zich geen bijkomende invloed op de ontvangsten heeft. Daarom is voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting niet vereist.

Het advies van de Raad van State is op dit punt niet gevolgd.

Voor het overige werd het advies van de Raad van State gevolgd.

Art. 2 Door dit artikel zijn de fabrikanten en de invoerders er eveneens toe gehouden om de informatie te bezorgen voor alle "valse hybrides" die reeds op de markt waren op 31 december 2019.

De technische gegevens die nodig zijn om het overeenstemmend voertuig te bepalen, moeten aan de FOD Financiën overgemaakt worden. Het gaat meer bepaald om de gegevens met betrekking tot alle voertuigen die in aanmerking zouden kunnen komen om als overeenstemmend voertuig te worden beschouwd. De FOD Financiën zal zo kunnen nagaan of het door de fabrikant of invoerder aangemerkte overeenstemmende voertuig correct werd vastgesteld. Deze gegevens moeten voor 20 april 2020 overgemaakt worden.

Art. 3 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 1 treedt in werking op 1 januari 2020. Artikel 2, dat betrekking heeft op de voertuigen die al op 31 december 2019 al op de markt waren, treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4 Dit artikel belast de minister bevoegd voor Financiën met de uitvoering van dit besluit.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

ADVIES 66.396/1/V VAN 2 AUGUSTUS 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KB/WIB 92 OP HET STUK VAN HET BEGRIP OVEREENSTEMMEND VOERTUIG' Op 28 juni 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege (*) verlengd tot 14 augustus 2019, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van het begrip overeenstemmend voertuig' Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 23 juli 2019 . De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Chantal Bamps en Peter Soubron, staatsraden, Bruno Peeters, assessor, en Annemie Goossens, griffier.

Le rapport a été présenté par Frédéric Vanneste, premier auditeur De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 2 augustus 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Er zijn ook taalkundige en wetgevingstechnische opmerkingen bij het ontwerp te maken. Sedert de hervorming van de afdeling Wetgeving bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten (1) is het de Raad van State, gelet op de strikte termijnen die hem voor het geven van de meeste van zijn adviezen worden gelaten en de grote hoeveelheid adviesaanvragen die hij te behandelen krijgt, niet meer mogelijk ontwerpen op dit vlak aan een grondig en gedetailleerd onderzoek te onderwerpen. Dergelijke opmerkingen komen sedert de hervorming van 2003 dan ook minder aan bod in de adviezen die de afdeling Wetgeving verleent, die zich veelal noodgedwongen moet beperken tot het geven van voorbeelden (2)(3). Het komt echter aan de adviesaanvragers toe een grondig taalkundig en wetgevingstechnisch nazicht van hun normatieve teksten door te voeren.

Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om, ter uitvoering van de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), (4) te bepalen wat in die bepalingen moet worden verstaan onder het begrip `overeenstemmend voertuig'. Daartoe wordt in hoofdstuk 1 van het KB/WIB 92 een afdeling VIII ("Overeenstemmend voertuig") ingevoegd 4. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit is te situeren in de artikelen 36, § 2, elfde lid, en 66, § 1, vijfde lid, van het WIB 92. Voorafgaande vormvereisten 5. In de aanhef van het ontwerp is een verwijzing opgenomen naar "de akkoordbevinding van de Minister van Begroting", maar voor zover bekend is dat akkoord niet gegeven. Anders dan de inspecteur van Financiën, is de afdeling Wetgeving van oordeel dat dit akkoord wel vereist is. Krachtens artikel 5, 2°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' dient immers aan de voorafgaande akkoordbevinding van de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort te worden voorgelegd een ontwerp van koninklijk besluit "waardoor, rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontvangsten kunnen worden beïnvloed, of nieuwe uitgaven kunnen ontstaan".

De keuze om, indien meerdere voertuigen in aanmerking komen om als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd te worden, het voertuig met de hoogste CO2-uitstoot te nemen (zie het ontworpen artikel 19, tweede lid, van het KB/WIB 92), volgt niet uit de wet. Er moet dan ook worden besloten dat het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit de ontvangsten kan beïnvloeden en dat het begrotingsakkoord derhalve vereist is.

Onderzoek van de tekst Aanhef 6. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond van het ontworpen besluit (zie opmerking 4).Dat betekent dat meer specifiek naar de artikelen 36, § 2, elfde lid, en 66, § 1, vijfde lid, van het WIB 92 moet worden verwezen.

Artikel 1 7. Het ontworpen artikel 19, eerste lid, van het KB/WIB 92 is zo gesteld dat om als `overeenstemmend voertuig' te worden beschouwd, het voertuig voorzien moet zijn van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof.Artikel 36 van het WIB 92 bevat die voorwaarde reeds en formuleert ze daarenboven niet als voorwaarde om als `overeenstemmend voertuig' te kunnen worden beschouwd, maar als voorwaarde om onder de regeling te vallen: "... het overeenstemmende voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof". De woorden "dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof" dienen derhalve geschrapt te worden in het ontworpen artikel 19, eerste lid, van het KB/WIB 92. (5) 8. Het ontworpen artikel 19, derde lid, van het KB/WIB 92 legt een informatieverplichting op en vangt aan met de woorden "De fabrikant, of bij gebreke hiervan de auto-invoerder".Vermits een voertuig steeds een fabrikant heeft, is het niet duidelijk wat wordt bedoeld.

Uit het verslag aan de Koning kan worden afgeleid dat de verplichting geldt voor de autofabrikant, op voorwaarde dat die in België gevestigd is. Is dat niet het geval, dan rust de verplichting op de auto-invoerder.

De betrokken voorwaarde zal dan ook duidelijker tot uiting gebracht moeten worden in de tekst van de ontworpen bepaling. 9. Nog in het ontworpen artikel 19, derde lid, van het KB/WIB 92 is sprake van "de marktintroductie van een voormeld hybride voertuig".Er is te verduidelijken of het al dan niet gaat om de introductie op de Belgische markt. 10. Bepalen of er een overeenstemmend voertuig is en welk voertuig dat dan is, wordt overgelaten aan de fabrikant of de invoerder (ontworpen artikel 19, derde lid, van het KB/WIB 92).De lijst van de overeenstemmende voertuigen wordt bekendgemaakt "op de webstek van de FOD Financiën" (idem, vijfde lid).

Gelet op het verordenend karakter van die beslissing, dient ze door de overheid - op grond van de door de fabrikant of de invoerder verstrekte informatie - te worden genomen, in de vorm van een besluit te worden gegoten en te worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De beslissing komt normaal de Koning als hoofd van de uitvoerende macht toe, maar zou, gelet op het ontbreken van enige discretionaire beoordeling, ook aan de minister bevoegd voor Financiën gedelegeerd kunnen worden.

Artikel 2 11. Het te nemen besluit treedt volgens artikel 2 van het ontwerp in werking op 1 januari 2020. In het verslag aan de Koning wordt hierbij de volgende toelichting gegeven: "Gegeven het feit dat het een nieuwe verplichting betreft die wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2020, zijn de fabrikanten en de invoerders eveneens gehouden de informatie betreffende alle `valse hybrides' reeds op de markt op die datum, te bezorgen.

De voor de bepaling van het overeenstemmende voertuig noodzakelijke technische gegevens moeten eveneens aan de FOD Financiën overgemaakt worden, meer bepaald de gegevens met betrekking tot alle voertuigen die in aanmerking zouden kunnen komen om als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd te worden. De FOD Financiën zal zo kunnen nagaan of het door de fabrikant of invoerder aangemerkte overeenstemmende voertuig correct werd vastgesteld." De tekst van het ontwerp bevat geen verplichtingen in die zin. Het ontwerp zal derhalve moeten worden aangevuld met een overgangsbepaling waarin deze verplichtingen worden omschreven.

De griffier, A. Goossens De voorzitter, J. Baert _______ Nota's (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (1) Wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten `tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State'.(2) Zie ook: M.Van Damme en B. De Sutter, Raad van State. II. Afdeling Wetgeving, Brugge, die Keure, 2013, nrs. 260 en 261.

(3) In het ontworpen artikel 19, eerste lid, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna: KB/WIB 92) dient in de Nederlandse tekst "hetzelfde model" geschreven te worden in plaats van "dezelfde model".Wat het ontworpen artikel 19, tweede lid, van het KB/WIB 92 betreft, is de overeenstemming tussen beide taalversies niet geheel accuraat; in de Nederlandse versie kan men in plaats van "In de veronderstelling dat" beter schrijven "In het geval dat". In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 19 van het KB/WIB 92 dient, in overeenstemming met de Franse tekst, telkens te worden geschreven "van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992" in plaats van "WIB 92". (4) In dit advies wordt telkens verwezen naar de artikelen 36 en 66 van het WIB 92, zoals ze gewijzigd worden bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014414 bron federale overheidsdienst financien Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting sluiten `tot hervorming van de vennootschapsbelasting', dat wil zeggen zoals ze zullen luiden met ingang van 1 januari 2020.(5) Het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling dient te worden vermeden.Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze inzonderheid aanleiding ertoe zijn dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen.

5 SEPTEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van het begrip overeenstemmend voertuig FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, - artikel 36, § 2, elfde lid, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014414 bron federale overheidsdienst financien Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting sluiten; - artikel 66, § 1, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014414 bron federale overheidsdienst financien Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting sluiten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juni 2019;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, artikel 5;

Overwegende dat dit besluit een loutere uitvoering van een reeds bestaande wettelijke regeling is en op zich geen enkele bijkomende invloed op de ontvangsten heeft;

Dat het akkoord van de Minister van Begroting bijgevolg niet vereist is;

Overwegende dat de zaken waarvoor geen nieuw initiatief van de Regering is vereist en die met het oog op de continuïteit van het gezag door de Uitvoerende Macht moeten worden behandeld, omdat anders een voor de burger nadelig vacuüm zou ontstaan, in lopende zaken moeten worden voortgezet;

Gelet op advies nr. 66.396/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk 1 van het KB/WIB 92, wordt afdeling VIII dat artikel 19 bevat, als volgt hersteld: "Afdeling VIII - Overeenstemmend voertuig (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikelen 36, § 2, elfde lid, en 66, § 1, vijfde lid)

Art. 19.Als overeenstemmend voertuig bedoeld in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt aangemerkt het voertuig dat, op basis van het Europees gelijkvormigheidsattest, categoriseert onder: - hetzelfde merk; - dezelfde model; - hetzelfde koetswerktype; - en waarvan de verhouding tussen zijn vermogen, uitgedrukt in kW, en het vermogen van het hybride voertuig, uitgedrukt in kW, het dichtst de één benadert, op voorwaarde dat deze begrepen is tussen 0,75 en 1,25.

In de veronderstelling dat meerdere voertuigen in aanmerking komen om als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd te worden, wordt het voertuig met de hoogste CO2-uitstoot als overeenstemmend voertuig in aanmerking genomen.

De fabrikant die in het Rijk gevestigd is, of bij gebreke hiervan de auto-invoerder, moet het overeenstemmend voertuig van ieder hybride voertuig dat niet beantwoordt aan de in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vastgelegde voorwaarden bepalen en deze informatie, alsook alle hierbij noodzakelijk gebleken technische gegevens aan de FOD Financiën doen toekomen bij de marktintroductie van een voormeld hybride voertuig. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt welke technische gegevens, alsook de wijze waarop die technische gegevens bij de FOD Financiën moeten toekomen.

Het overeenstemmend voertuig wordt bepaald op het moment van de marktintroductie van het hybride voertuig dat niet beantwoordt aan de in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vastgelegde voorwaarden.

De lijst met de overeenstemmende voertuigen voor de verschillende hybride voertuigen die niet beantwoorden aan de in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vastgelegde voorwaarden, wordt bekendgemaakt op de webstek van de FOD Financiën.".

Art. 2.§ 1. Uiterlijk op 20 april 2020 moet de fabrikant die in het Rijk gevestigd is, of bij gebreke hiervan de auto-invoerder, het overeenstemmend voertuig bepalen van ieder hybride voertuig dat vóór 1 januari 2020 op de markt is gebracht en dat niet beantwoordt aan de in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vastgelegde voorwaarden en deze informatie, alsook alle hierbij noodzakelijk gebleken technische gegevens aan de FOD Financiën doen toekomen. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt welke technische gegevens, alsook de wijze waarop die technische gegevens bij de FOD Financiën moeten toekomen. § 2. Als overeenstemmend voertuig bedoeld in de artikelen 36, § 2, negende lid, en 66, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt aangemerkt het voertuig dat, op basis van het Europees gelijkvormigheidsattest, categoriseert onder: - hetzelfde merk ; - dezelfde model ; - hetzelfde koetswerktype ; - en waarvan de verhouding tussen zijn vermogen, uitgedrukt in kW, en het vermogen van het hybride voertuig, uitgedrukt in kW, het dichtst de één benadert, op voorwaarde dat deze begrepen is tussen 0,75 en 1,25. § 3. In de veronderstelling dat meerdere voertuigen in aanmerking komen om als overeenstemmend voertuig gekwalificeerd te worden, wordt het voertuig met de hoogste CO2-uitstoot als overeenstemmend voertuig in aanmerking genomen.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 1, dat in werking treedt op 1 januari 2020.

Art. 4.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 september 2019.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

^