Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 juni 1997
gepubliceerd op 11 september 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf"

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012400
pub.
11/09/1997
prom.
06/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/06/1997012400/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 JUNI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, inzonderheid op de artikelen 3, 5, 6, 7, 13, §§ 3 en 4 en 14;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf".

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1994 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 23 november 1994 onder het nummer 36752/CO/215)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de mannelijke en vrouwelijke bedienden, hierna bedienden genoemd, van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.Artikel 3 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 april 1992, wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1. het innen van de bijdragen nodig voor de werking van het fonds;2. aan de bij artikel 6 bedoelde bedienden een aanvullende sociale uitkering toe te kennen en te vereffenen;3. het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding in het kader van het conventioneel brugpensioen voorzien bij collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1994 evenals van de bijzondere werkgeversbijdrage bepaald bij artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989 en van de bijzondere werkgeversbijdrage bepaald bij artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;4. de uitkering van de bijdrage, bedoeld bij artikel 13, § 3 van deze statuten, tot stijving van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en vaststelling van zijn statuten;5. de uitkering te verzekeren van de vergoeding voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid;6. het uitkeren van de vergoeding voorzien bij artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1991 betreffende de sectoriële maatregelen ten voordele van risicogroepen;7. het financieren van de initiatieven te nemen door de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties, met het oog op de sociale- en beroepsopleiding zoals zij door de raad van bestuur van het fonds worden omschreven;8. de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 13, § 4 van deze statuten, ter financiering van het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1993 betreffende vorming en tewerkstelling van werknemers uit de risicogroepen; 9. het financieren van de codex houdende de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.".

Art. 3.Artikel 5 van dezelfde statuten wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 5.De bepalingen van deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en op de door deze werkgevers tewerkgestelde bedienden, met uitzondering van diegenen waarvan de functie voorkomt onder II van de bij onderhavige statuten gevoegde lijst."

Art. 4.Artikel 6 van dezelfde statuten wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 6.§ 1. De in artikel 5 bedoelde bedienden, die lid zijn van een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, hebben recht op de bij artikel 7 vastgestelde aanvullende sociale uitkering voor zover zij om cumulatieve wijze de hierna onder a) vermelde voorwaarden en de beide onder b) opgesomde voorwaarden vervullen : a) in één van de ondernemingen bedoeld in artikel 5 zijn tewerkgesteld op de datum van 30 september;b) 1° op 30 september sinds tenminste zes maanden zijn aangesloten bij één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd;2° van dit recht niet zijn uitgesloten ingevolge een verstoring van de sociale vrede.Deze uitsluiting wordt vastgesteld door een beperkt comité dat daartoe is aangesteld in de schoot van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 2. De in § 1 bedoelde bedienden die worden gepensioneerd tussen 1 oktober van een jaar waarvoor zij de voorwaarden van toekenning van de aanvullende sociale uitkering vervullen en 1 oktober van het volgend jaar, genieten eveneens de uitkering met betrekking van dit laatste jaar. § 3. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale uitkering, de in § 1 bedoelde bedienden die lid zijn van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meerdere kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest tot na 30 september van een bepaald jaar en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot 30 september van het eerstvolgende jaar of van één van de twee daarop volgende jaren. § 4. De uitkering aan deze rechthebbenden tijdens een ononderbroken werkloosheidsperiode kan slechts worden opgevorderd indien zij, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot uitkering van de aanvullende sociale uitkering, bij het uitbetalend organisme van hun keuze en ten behoeve van het Fonds : - een attest inleveren, uitgaande van de werkgever van de kleding- en confectiesector die hen het laatst tewerkstelde en waaruit de datum van het ontslag blijkt; - een bewijs van ononderbroken werkloosheid voorleggen, uitgaande van het betaalorganisme van de wettelijke werkloosheidsvergoeding.".

Art. 5.In artikel 7 van dezelfde statuten wordt de derde zin vervangen door de volgende bepalingen : "Deze titel wordt door het fonds aan de in artikel 5 bedoelde ondernemingen gezonden.".

Art. 6.Artikel 13, § 3 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : "§ 3. Ter uitvoering van artikel 3, 4° van deze statuten maakt het Fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Fonds voor Bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1991 tot 30 juni 1991 : 1,41 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 juli 1991 tot 30 juni 1993 : 1,28 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - vanaf 1 juli 1993 : 1,47 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen."

Art. 7.Artikel 13, § 4 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : "§ 4. Ter uitvoering van artikel 3, 8° van deze statuten maakt het Fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1991 tot 30 juni 1991 : 25,35 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 juli 1991 tot 30 juni 1993 : 32,05 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - vanaf 1 juli 1993 : 22,06 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen.".

Art. 8.Artikel 14 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : "

Art. 14.§ 1. Van 1 januari 1991 tot 30 juni 1991 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,71 pct. van de brutolonen van de bedienden. § 2. Van 1 juli 1991 tot 30 juni 1993 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,78 pct. van de brutolonen van de bedienden. § 3. Vanaf 1 juli 1993 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,68 pct. van de brutolonen van de bedienden. § 4. Het bedrag van de bijdrage kan alleen worden gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.".

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd door één van de partijen, met een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter en aan de organisaties die zijn vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van6 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^