Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 juni 1997
gepubliceerd op 20 november 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012412
pub.
20/11/1997
prom.
06/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/06/1997012412/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 JUNI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 25 juli 1995 onder het nummer 38586/CO/102.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan.

Zij heeft tot doel de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten te coördineren en aan te passen en zij mag geen afbreuk doen aan de gunstiger ondernemingsovereenkomsten die reeds werden gesloten, noch aan de voordeliger loonregelingen die werkelijk worden toegepast.

Art. 2.Classificatie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Uurlonen in de verschillende arbeidstijdregelingen.

De nieuwe lonen op 1 januari 1995, gekoppeld aan het indexcijfer 117,12 zijn vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.Op 1 januari 1995 is de loonschaal voor de steenklovers in de laag in opleiding de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de "Carrières du Hainaut" moeten de vier trimestriële verhogingen worden aangepast met 1,00 F.

Art. 5.Op 1 januari 1995 worden de hieronder vermelde categorieën tegen de volgende minimumuurlonen betaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Personeel dat werkt aan de breekmolen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.De steenopvullers hebben geen vast loon; zij ontvangen een bijslag bij hun loon als steenhouwer op het ogenblik waarop zij steenopvullers worden, hetzij : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 7.Op 1 januari 1995 zijn de lonen en de produktiecriteria van de brekers de volgende : a) Lonen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Productiecriteria van de brekers ( tonnemaat per uur) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.8. Op 1 januari 1995 zijn de lonen van de werknemers van het onderhoudsatelier en van het atelier voor het mechanisch kappen de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 9.Op 1 januari 1995 ontvangen de "non-stop"-diamantzagers : a) hetzij een bijslag per uur van : 2,17 F in de regeling van 40 uren/week; 2,22 F in de regeling van 39 uren/week; 2,27 F in de regeling van 38 uren/week. b) hetzij een premie waarvan het bedrag in elke onderneming wordt bepaald.

Art. 10.Op 1 januari 1995 ontvangen de werknemers die het brevet van mijnwerker hebben bekomen een loon van : 386,99 F in de regeling van de 40 uren/week; 395,78 F in de regeling van de 39 uren/week; 406,18 F in de regeling van de 38 uren/week. HOOFDSTUK III. - Ploegenpremies. - Verplaatste arbeidstijdregelingen

Art. 11.Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, worden de ploegenpremies vastgesteld als volgt op 1 januari 1995 : a) in de regeling van 40 uren/week : 16,95 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uur en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 62,42 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur. b) in de regeling van 39 uren/week : 17,39 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uur en voor die welke worden verricht tussen 14 en 22 uur; 64,06 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 22 en 6 uur. c) in de regeling van 38 uren/week : 18,06 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 6 en 14 uur en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 65,69 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur.

Deze bijslagen worden toegekend aan de werknemers die volgens een "verplaatste arbeidstijdregeling" werken, voor zover het tijdverschil overeenstemt met een van de ploegen die in de onderneming bestaan.

Ingeval de regeling van de ploegenarbeid tijdelijk wordt afgeschaft, zullen de werkgevers pogen de betrokken werknemers tewerk te stellen in een categorie die overeenstemt met het vroegere loon, met inbegrip van de bijslag voor ploegenarbeid.

Voor de toepassing van dit artikel in sommige ondernemingen worden de vermeldingen 6 uur, 14 uur en 22 uur respectievelijk vervangen door 5 uur, 13 uur en 21 uur. HOOFDSTUK IV. - Werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn

Art. 12.De minimumuurlonen van de werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn worden vastgesteld volgens de volgende percentages, die toepasselijk zijn op de lonen van de werknemers die ten minste 20 jaar oud zijn van de categorie waartoe zij behoren : van 18 jaar tot 18 1/2 jaar : 80 p.c. van 18 1/2 jaar tot 19 jaar : 85 p.c. van 19 jaar tot 19 1/2 jaar : 90 p.c. van 19 1/2 jaar tot 20 jaar : 95 p.c. op 20 jaar : 100 p.c.

Art. 13.De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn die de vereiste vakbekwaamheid en het vereiste rendement hebben en die hetzelfde niveau bereiken als de werknemers van ten minste 20 jaar oud, van dezelfde beroepencategorie ontvangen het loon van de werknemer die ten minste 20 jaar oud is.

Art. 14.De werknemers van minder dan 20 jaar oud die de beroepsvervolmakingscursussen in de mechanica, de elektriciteit of het steenzagen of andere cursussen volgen die betrekking hebben op hun beroepsactiviteit, ontvangen gedurende de maximum periode van deze cursussen van vier jaar een bijslag per uur van : 1,00 F in de regeling van 40 uren/week; 1,03 F in de regeling van 39 uren/week; 1,05 F in de regeling van 38 uren/week.

Deze bijslag per uur wordt per maand betaald, voor zover de werknemers blijk geven van een regelmatige aanwezigheid van 80 pct. van het aantal uren van de cursussen.

Bovendien wordt deze bijslag per uur de eerste maal dat een schooljaar wordt overgedaan verminderd : van 1,00 tot 0,88 F in de regeling van 40 uren/week; van 1,03 tot 0,90 F in de regeling van 39 uren/week; van 1,05 tot 0,93 F in de regeling van 38 uren/week.

De betrokkenen ontvangen deze bijslag niet voor elk nieuw jaar dat wordt overgedaan.

De premies waarop artikel 14 betrekking heeft worden niet geïndexeerd. HOOFDSTUK V. - Premies voor moeilijk werk

Art. 15.a) Werken in een kast of opgehangen boven de afgrond om een muur te schilderen : uurpremie gelijk aan 20 pct. van het basisloon. b) Herstelling van de brug boven de groeve : beperkt tot de herstelling van de trolleydraden : uurpremie van 5,40 F in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 5,53 F in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 5,69 F in een regeling van 38 uren/week. c) Aanbrengen van een katrol of plaatsen van een koord in de groef van een katrol die aan de muur van de groeve is bevestigd in een kast boven de groeve : uurpremie van 14,07 F in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 14,43 F in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 14,78 F in een regeling van 38 uren/week. d) Werken op een mast tijdens de winter, beperkt tot het werk dat wordt verricht wanneer de arbeid in de groeve wordt stopgezet wegens slecht weer : premie van 3,00 F per uur. De premies die reeds werden toegekend en die gunstiger zijn dan die waarin hierboven is voorzien zullen verworven blijven. HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 16.De minimumuurlonen, de werkelijk betaalde lonen, alsmede de verschillende premies, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, behoudens uitzonderingen die in deze overeenkomst worden vermeld.

Art. 17.Deze lonen en premies schommelen naar boven of naar onder toe per reeks van 1 pct. van hun waarde voor elke wijziging van het indexcijfer met hetzelfde percentage, waarbij het spilindexcijfer de grondslag is.

De in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde lonen en ploegenpremies worden tegenover het indexcijfer 117,12 geplaatst.

Het eerste spilindexcijfer naar boven toe is vastgesteld op 118,29.

De opeenvolgende spillen naar boven toe zijn dus : 118,29 - 119,47.

Art. 18.De schommelingen van de in artikel 16 bedoelde lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het spilindexcijfer wordt overschreden. HOOFDSTUK VII. - Eindejaarspremie

Art. 19.1° Er wordt een jaarlijkse uitkering toegekend naar verhouding van het aantal gewerkte en gelijkgestelde uren. Deze wordt eveneens toegekend aan de rechtverkrijgenden van een werkman die in de loop van het dienstjaar overleden is, aan de bruggepensioneerde of gepensioneerde werknemers, alsmede prorata temporis aan de werklieden die worden ontslagen om economische redenen. 2° De toekenningsvoorwaarden voor de "Carrières du Hainaut" worden bepaald in een ondernemingsovereenkomst. 3° Vanaf 1994 wordt de eindejaarspremie gebracht op 20.030 F per jaar. 4° Deze premie wordt betaald vóór 25 december van elk jaar aan het personeel dat op 30 november aanwezig is. Dit bedrag is onderworpen aan de bepalingen betreffende de eindejaarspremie, behalve wat de werkloosheidsdagen betreft, die worden gelijkgesteld met arbeidsdagen.

Met werkelijk gewerkte uren worden gelijkgesteld : 1° de uren tijdens welke de volgende syndicale verplichtingen worden vervuld : - het bijwonen van officiële of officieuze vergaderingen van het paritair comité of van een verzoeningsbureau; - de uren studie, vakbondsopleiding en opleiding voor de ondernemingsraden, die beperkt zijn tot maximum 80 uren; 2° het verlies van arbeidsuren tengevolge van een arbeidsongeval of van een ongeval op de weg van en naar het werk, naar rata van 480 uren per jaar;3° het verlies van arbeidsuren tengevolge van ziekte, naar rata van 400 uren per jaar;4° de bijzondere en specifieke reglementen die in de verschillende ondernemingen van kracht zijn, blijven toepasselijk. De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn ontvangen deze premie, rekening houdend met de degressieve bedragen die zijn vastgesteld in de loonschaal van de werknemers van minder dan 20 jaar oud.

Het refertebedrag is het bedrag dat respectievelijk op 31 december 1995 voor het jaar 1995 en op 31 december 1996 voor het jaar 1996 van kracht is.

Art. 20.De werknemers die niet meer dan twee dagen ongeoorloofd afwezig zijn geweest, met name respectievelijk tussen 1 januari en 31 december 1995 en tussen 1 januari en 31 december 1996, hebben recht op de volledige eindejaarspremie.

Deze premie wordt, per refertejaar, als volgt verminderd : a) voor 3 dagen tot 5 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 25 pct.; b) voor 6 dagen tot 10 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 50 pct.; c) voor 11 dagen ongeoorloofde afwezigheid en meer : de werknemers hebben geen recht op de premie.

Art. 21.Voor de werknemer die in de loop van het refertejaar in dienst treedt bij een werkgever, wordt het bedrag van de eindejaarspremie berekend naar verhouding van het aantal gewerkte maanden in de onderneming tijdens het refertejaar; de dagen ongeoorloofde afwezigheid worden eveneens vastgesteld naar verhouding van het aantal gewerkte maanden tijdens het refertejaar.

Art. 22.Indien een werknemer die een onderneming verlaat die ressorteert onder dit paritair subcomité in de loop van het jaar in dienst wordt genomen in een andere onderneming van dezelfde sector, betaalt elke werkgever de eindejaarspremie naar verhouding van het aantal maanden tijdens welke de werknemer in zijn onderneming heeft gewerkt. HOOFDSTUK VIII. - Patroonsfeest van de gedecoreerde werknemers

Art. 23.Naar aanleiding van het feest van de gedecoreerde werknemers is voor 1993 een premie van 2.320 F toegekend aan alle werknemers.

Vanaf 1 januari 1994, zal deze premie geïndexeerd worden op basis van het indexcijfer van de maand die de betaling voorafgaat. HOOFDSTUK IX. - Zaterdagarbeid

Art. 24.De werknemer die door de werkgever wordt opgeroepen om op zaterdag vanaf 6 uur in de ochtend te komen werken, ontvangt een overloon van 35 pct., met uitsluiting van : a) het personeel dat in het stelsel van de 6-dagenweek werkt;b) het personeel dat in 3 ploegen werkt, waarvoor het overloon wordt berekend op maximum 40 uren/week;c) het personeel dat op zaterdag overuren verricht en het wettelijk overloon geniet. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling van de vervoerkosten

Art. 25.Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, ontvangen de werknemers een geïndexeerde vergoeding van 2,79 F per werkelijk gewerkt uur tegen het indexcijfer 117,12.

Voor de werknemers die een produktiepremie ontvangen, wordt deze vergoeding afgetrokken van de genoemde premie, naar verhouding van : 1,90 F per uur in de regeling van 40 uren/week; 1,90 F per uur in de regeling van 39 uren/week; 1,90 F per uur in de regeling van 38 uren/week.

De werkgevers zullen de flagrante gevallen van werknemers onderzoeken die in de onmogelijkheid verkeren om het gemeenschappelijk openbaar vervoer te gebruiken.

Art. 26.De terugbetaling geschiedt ten minste maandelijks. HOOFDSTUK XI. - Vastheid van betrekking

Art. 27.Voor de periode waarop deze collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft en in een onveranderde economische context zal de sector het globaal tewerkstellingsvolume zoals het bestond op 31 december 1994 handhaven, volgens de overzichten van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van het 4e kwartaal van 1994.

In geval van werkloosheid om economische redenen, zullen de werkgevers er zo veel mogelijk voor zorgen dat er na overleg tussen de partijen, een beurtregeling voor het betrokken personeel wordt opgesteld, ten einde de gevolgen ervan voor de betrokken werknemers te beperken.

Indien een onderneming in de toekomst onvermijdelijk wordt geconfronteerd met ernstige economische moeilijkheden, brengt de directie van deze onderneming de vakbondsafgevaardigden hiervan vooraf op de hoogte en wint zij hun advies in over de maatregelen die volgens haar op sociaal niveau moeten worden genomen.

Bovendien zullen op sectoriaal niveau 8 uitzendkrachten worden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. HOOFDSTUK XII. - Brugpensioen

Art. 28.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 in deze sector aanvaard voor het werkend personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 1995 en 31 december 1996 de leeftijd van 58 jaar bereikt.

Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.

Art. 29.Ter aanvulling van wat is bepaald bij artikel 28, komen de partijen, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994, overeen om voor een periode beperkt tot de jaren 1995 en 1996 de brugpensioenleeftijd te verlagen tot 55 jaar ten voordele van de werknemers met een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar.

Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsduur

Art. 30.De arbeidsduur wordt gehandhaafd op 38 uren per week.

Er bestaan evenwel drie arbeidstijdregelingen : a) de arbeidstijdregeling van 40 uren/week met toekenning van 12 inhaalrustdagen;b) de arbeidstijdregeling van 39 uren/week met toekenning van 6 inhaalrustdagen;c) de arbeidstijdregeling van 38 uren/week zonder toekenning van inhaalrustdagen. De wijzen van toepassing van de verschillende arbeidstijdregelingen moeten worden vastgesteld door de ondernemingsraden of, bij gebrek ervan, door dit paritair subcomité. HOOFDSTUK XIV. - Vakbondsopleiding

Art. 31.Het krediet dat voor de vormingscursussen wordt toegekend bedraagt 5 dagen per jaar en per gewoon of plaatsvervangend afgevaardigde in het comité voor veiligheid en gezondheid en in de ondernemingsraad.

Dit krediet vormt een totaal dat kan worden aangewend door de vakorganisaties, in overleg met de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werkgevers. HOOFDSTUK XV. - Vergoedingen in geval van arbeidsongevallen

Art. 32.De vergoedingen in geval van arbeidsongevallen zullen worden betaald zodra de verzekeringsinstelling het ongeval heeft erkend en tijdens dezelfde periodes als die welke gelden voor de betaling van de lonen. HOOFDSTUK XVI. - Hospitalisatieverzekering

Art. 33.De werkgever verbindt zich ertoe een sectorale hospitalisatieverzekering (collectief contract) te onderschrijven ten bedrage van 1.000 F per jaar en per werknemer met een anciënniteit van minstens één jaar in de sector.

De werkgeversbijdrage zal verhoogd worden met 618 F/jaar vanaf 1993.

Er zal door de werkgever 2.000 F vrijstelling worden betaald per eerste schadegeval en per werknemer.

De bepalingen hernomen onder artikelen 28 en 29 zijn van toepassing op de huidige collectieve arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK XVII. - Valorisatie van de kwalificatie

Art. 34.Dit probleem zal in elke betrokken onderneming worden onderzocht.

Art. 35.Het probleem van de recuperatie van de overuren van het onderhoudspersoneel wordt onderzocht op het niveau van de ondernemingen waar er een probleem rijst. HOOFDSTUK XVIII. - Vergoeding van de leerling-steenhouwers

Art. 36.In geval van indienstneming van een leerling, zal er tussen de betrokken partijen een paritair overleg plaatshebben. HOOFDSTUK XIX. - Geschenkcheque

Art. 37.Ieder jaar, ontvangt iedere werknemer een cadeaucheque met een nominale waarde van 1.500 F. HOOFDSTUK XX. - Premie aan de georganiseerden

Art. 38.Voor 1995 en 1996 verbinden de werkgevers zich er toe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" waarvan de zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 3.618 F administratieve kosten inbegrepen per werkman die op 31 december van het vorige jaar werkelijk is ingeschreven in het personeelsregister alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden. Voor iedere werknemer die tijdens de referteperiode meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet in het fonds. Met dit bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 3.500 F toekennen.

Deze bedragen worden niet geïndexeerd.

Art. 39.Deze storting die per werkgever en onderneming geschiedt, is afhankelijk van de naleving van de voorwaarden betreffende de verzoenings- en opzeggingsprocedure in geval van stopzetting van de arbeid en zij wordt verricht wanneer noch collectief, noch individueel het werk in de onderneming wordt belemmerd.

Elke actie die tot gevolg heeft dat de in § 1 van dit artikel vermelde punten niet in acht worden genomen kan een vermindering met een vierde van de storting meebrengen; de beslissing van de werkgever wordt slechts genomen nadat er in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties een onderzoek is verricht.

Art. 40.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28, te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door het fonds prorata temporis verdeeld onder de werklieden die aangesloten zijn bij één van de drie erkende vakorganisaties en tewerkgesteld in de hardsteengroeven op 31 december alsook onder de gepensioneerde, de bruggepensioneerde werklieden, de werklieden ontslagen wegens economische redenen, de werklieden die hun militaire dienstplicht vervullen, de werklieden die een individuele opleiding in de onderneming volgen alsmede aan de rechtverkrijgenden van de tijdens het refertejaar overleden werklieden.

Art. 41.De rekeningen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" worden, voor goedkeuring, één maal per jaar, en ten laatste op 1 juni, aan de vertegenwoordiger van de werkgevers voorgelegd en aan het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen. HOOFDSTUK XXI. - Werkloosheid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen

Art. 42.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 27 en 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden, ten laste van hun werkgever, recht op de betaling van een dagelijkse uitkering in geval van volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen.

Art. 43.De beslissing om de arbeid al dan niet te onderbreken wordt genomen door de werkgever (in geval van onderbreking wordt deze aan het personeel medegedeeld door middel van het gebruikelijke aanplakbiljet) die de arbeidsproblemen onderzoekt en zowel binnen als buiten de maatschappij alle mogelijke informatie inwint over de mogelijke evolutie van de technische en klimatologische omstandigheden.

In geval van betwisting wordt deze beslissing genomen na rechtstreeks contact met de hoofdafgevaardigde van de werklieden vergezeld van - indien er een is - een afgevaardigde van het comité voor veiligheid en gezondheid en, indien nodig, na een paritaire vergadering met de afgevaardigden van de werkgevers en van de werklieden van de ondernemingen uit het bekken. Deze vergadering wordt, indien mogelijk, de dag zelf dringend bijeengeroepen.

Zo de beslissing omtrent de onderbreking van de arbeid tijdens een weekend wordt genomen, wordt zij (volgens een akkoord dat door de R.T.B.F. Brussel in november 1986 werd bevestigd) medegedeeld aan het personeel na de uitzending van het gesproken dagblad om 19 uur op de vooravond van de dag waarop de arbeid normaal wordt hervat, met name over het algemeen op zondag.

De beslissing omtrent de hervatting van de arbeid en de datum van de hervatting wordt aan het personeel medegedeeld volgens dezelfde procedure, met name na het gesproken dagblad van de R.T.B.F. Brussel (uitzending van 19 uur).

Art. 44.De oorzaken die niet afhankelijk zijn van de onderneming, zoals de gedeeltelijke of totale stilligging van het vervoer, de schorsing van de arbeid bij leveranciers of kopers, kunnen geen aanleiding geven tot de betaling van de uitkering indien de onderneming, die enkel om deze vreemde redenen de arbeid moet staken, haar personeel uit dien hoofde de werkloosheid oplegt.

Art. 45.De bij artikel 42 bedoelde daguitkering is alleen dan aan de in deze overeenkomst beoogde werklieden verschuldigd, wanneer zij gedurende de uren die onmiddellijk de schorsing van de arbeid voorafgaan (bijvoorbeeld de vooravond) persoonlijk blijk hebben gegeven van de noodzakelijke goede wil in klimatologische omstandigheden die door sneeuw, vorst of ijzel worden bemoeilijkt.

Het personeel moet, in geval van sneeuw en/of ijzel die tijdens deze uren optreedt, meer bepaald aanvaard hebben om de doorgang en de werkplaats vrij te maken zodat er kan worden voortgewerkt tot aan de door de werkgever bevolen schorsing. Deze arbeidsprestaties moeten onder normale voorwaarden inzake veiligheid ten aanzien van de betrokkenen worden verricht.

Art. 46.De uitkering wordt niet toegekend voor de dagen slecht weer wegens vorst, sneeuw of ijzel tijdens periodes van staking of lock-out.

Art. 47.Ingeval dit nodig is en zonder dat hij hierop systematisch een beroep doet, heeft de werkgever de mogelijkheid de in artikel 42 bedoelde werklieden tewerk te stellen in een andere sector die niet afhankelijk is van het slechte weer en/of van economische redenen, en arbeid te laten verrichten die overeenstemt met hun bekwaamheid.

Art. 48.De in artikel 42 bedoelde uitkering wordt berekend overeenkomstig de als bijlage overgenomen schaal waarin de forfaitaire uitkering is bepaald.

De berekeningen van de uitkering voor bestaanszekerheid zullen worden gemaakt op basis van een forfaitaire uurschaal die steunt op de criteria van de vorige overeenkomst (overeenstemmend met 85 pct.).

Een bijkomende uitkering, berekend op 2,5 pct. van het normaal netto dagloon, wordt uitsluitend in geval van werkloosheid wegens slecht weer betaald (met name in geval van vorst, sneeuw of ijzel).

Deze bijkomende uitkering compenseert de gevolgen van het niet gelijkgestellen, van de dagen die verloren zijn gegaan, door de Kas voor Jaarlijkse Vakantie voor de periode van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar.

De bijslag wordt samen met het bijkomend vakantiegeld betaald, namelijk bij de eerste loonuitbetaling na 30 juni.

Deze uitkering wordt verhoogd met 5 pct. van het normaal netto dagloon voor de werklieden die, op het ogenblik van het slechte weer, een loon ontvangen dat lager ligt dan dat van de eerste categorie van de loonschaal.

Art. 49.De in artikel 42 bedoelde werknemers hebben recht op de betaling van de uitkering, voor zover : a) zij zonder onderbreking in dezelfde onderneming in dienst van hun werkgever zijn gebleven, gedurende ten minste één maand die onmiddellijk de onderbreking van de arbeid in de onderneming voorafgaat;b) zij vóór de datum van de uitbetaling van de uitkering hun arbeidsovereenkomst voor werklieden niet hebben opgezegd of niet om dringende redenen door hun werkgever zijn ontslagen.

Art. 50.De uitkering wordt rechtstreeks aan de werknemer betaald door de werkgever die hem tewerkstelt.

De betaling van de uitkering gebeurt op de gewone dag van de uitbetaling van de lonen voor de periode waarin de arbeid is geschorst of op een tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging overeen te komen datum.

Art. 51.Duur van de tegemoetkoming.

De uitkeringen die vastgesteld zijn in hoofdstuk XXI zijn verschuldigd tot maximum 80 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 1995; hetzelfde geldt voor het dienstjaar 1996. HOOFDSTUK XXII. - Anciënniteitsverlof

Art. 52.Aan de werknemer die op 1 januari van het beschouwde dienstjaar 15 jaar anciënniteit heeft, wordt jaarlijks één betaalde verlofdag toegekend. Degenen dit langdurig ziek zijn, zijn uitgesloten van die voordeel. HOOFDSTUK XXIII. - Gevallen van overlijden

Art. 53.Er wordt een vergoeding van 100.000 F betaald aan de persoon die de begrafeniskosten van een werknemer die overleden is tengevolge van een arbeidsongeval ten laste neemt.

De rechthebbende overlegt een bewijs van overlijden en een attest van het ziekenfonds, waaruit blijkt dat hij wel degelijk rechthebbende is. HOOFDSTUK XXIV. - Bevordering van de tewerkstelling

Art. 54.De partijen komen overeen om in 1995 een percentage van 0,15 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Centre de formation aux métiers de la pierre" (CEFOMEPI). Dit bedrag wordt op 0,20 pct. gebracht in 1996.

Art. 55.De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 1993 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (koninklijk besluit van 22 april 1994) die niet worden gewijzigd door de artikelen van deze overeenkomst, worden verlengd onder dezelfde voorwaarden tot 31 december 1996. HOOFDSTUK XXV. - Geldigheidsduur

Art. 56.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1995 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^