Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 maart 2002
gepubliceerd op 12 maart 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de uitvoering ervan bij proeven op scheikundige stoffen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022200
pub.
12/03/2002
prom.
06/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/06/2002022200/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de uitvoering ervan bij proeven op scheikundige stoffen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 december 2001 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 47;

Gelet op het koninklijke besluit van 27 oktober 1988 betreffende de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de uitvoering ervan bij proeven op scheikundige stoffen;

Gelet op de richtlijn 1999/11/EG van de Commissie van 8 maart 1999 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken als uiteengezet in Richtlijn 87/18/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen;

Gelet op de richtlijn 1999/12/EG van de Commissie van 8 maart 1999 tot tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlage bij Richtlijn 88/320/EEG van de Raad inzake de inspectie en de verificatie van goede laboratoriumpraktijken (GLP);

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 februari 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 1 maart 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat : - dit ontwerp strekt tot omzetting van de richtlijnen 1999/11/EG en 1999/12/EG van de Commissie van 8 maart 1999 betreffende de beginselen van goede laboratoriumpraktijken; - de termijn voor de omzetting van deze richtlijnen reeds verstreken is; - dit ontwerp reeds werd voorgelegd aan het advies van de Raad van State; - de Raad van State het advies nr. 31.066/3 van 2 februari 2001 verstrekt heeft waaruit bleek dat onvoldoende wettelijke basis voor de omzetting van deze richtlijnen bestond; - de Europese Commissie op 18 juli 2001 een met redenen omkleed advies heeft uitgevaardigd wegens het nog niet omzetten van bovenvermelde richtlijnen; - bij de wet van 30 december 2001 houdende sociale en diverse bepalingen rechtsgrond werd gegeven voor de omzetting van deze richtlijnen; - de nodige maatregelen tot omzetting van deze richtlijnen zonder verwijl dienen genomen te worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Beginselen van goede laboratoriumpraktijken : een kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de wijze waarop studies over de eigenschappen van chemische stoffen in laboratoria worden georganiseerd en op de voorwaarden waaronder deze studies worden gepland, uitgevoerd, gecontroleerd, geregistreerd, gerapporteerd, verdeeld en gearchiveerd;2° Toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken : de inspectie van laboratoria en/of studie-audits om na te gaan of de beginselen van goede laboratoriumpraktijken worden nageleefd;3° Programma voor de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken : een specifiek programma opgesteld voor het toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken door laboratoria door middel van inspecties en verificatie van studies;4° Instantie voor het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken : een organisme dat belast is met het toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken door laboratoria en met andere taken die verband houden met de beginselen van goede laboratoriumpraktijken;5° Inspectie van goede laboratoriumpraktijken : een onderzoek ter plaatse van de werkwijzen en praktijken van het laboratorium, om te beoordelen in welke mate de beginselen van goede laboratoriumpraktijken worden nageleefd;6° Studie-audit : een vergelijking van de onbewerkte gegevens met het voorlopig of eindverslag, om na te gaan of de onbewerkte gegevens juist in het verslag zijn verwerkt, om na te gaan of de studies zijn uitgevoerd in overeenstemming met het studieplan en de standaardwerkvoorschriften, om aanvullende informatie te verkrijgen die niet in het verslag is vermeld en om vast te stellen of bij het verkrijgen van de gegevens methodes zijn toegepast die de geldigheid ervan in vraag kunnen stellen;7° Inspecteur van goede laboratoriumpraktijken : de persoon die de inspecties uitvoert namens de instantie bevoegd voor het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken;8° Status van conformiteit met de goede laboratoriumpraktijken : de mate waarin, volgens de bevoegde instantie, een laboratorium de beginselen van goede laboratoriumpraktijken, het toepassingsgebied, de testen en de geldigheidsdatum naleeft;9° Bevoegde instantie voor het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken : het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur is belast met het toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken in de laboratoria;10° Conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken : het document, ondertekend en gedateerd door de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, vermeldend dat het laboratorium studies volgens de beginselen van goede laboratoriumpraktijken uitvoert in een toepassingsgebied dat gespecificeerd is in artikel 1 van de richtlijn 88/320/EEG van de Raad inzake de inspectie en de verificatie van goede laboratoriumpraktijken (GLP);11° Veldstudie : een proef of een geheel van proeven waarbij een chemische stof wordt onderzocht om gegevens te bekomen over zijn eigenschappen en veiligheid met betrekking tot de gezondheid van mens en dier en/of het leefmilieu. HOOFDSTUK II - Toepassingsgebied vin de beginselen van goede laboratoriumpraktijken

Art. 2.De beginselen van goede laboratoriumpraktijken moeten worden toegepast op niet klinische veiligheidsproeven van teststoffen aanwezig in farmaceutische, cosmetische en fytofarmaceutische producten, diergeneesmiddelen, industriële chemicaliën, voedings- en veevoerderadditieven. Deze teststoffen zijn synthetisch chemische producten, producten van natuurlijke of biologische oorsprong of levende organismen. Deze proeven hebben tot doel gegevens te bekomen over de eigenschappen van teststoffen en over hun schadelijkheid met betrekking tot de gezondheid van mens, dier of het leefmilieu.

De beginselen van goede laboratoriumpraktijken moeten eveneens worden toegepast bij proeven die kaderen in veldstudies.

De beginselen van goede laboratoriumpraktijken zijn van toepassing op niet-klinische veiligheidsproeven, vereist door de bevoegde overheid, ten einde de erkenning van farmaceutische, cosmetische en fytofarmaceutische producten, diergeneesmiddelen, industriële chemicaliën, voedings- en veevoerderadditieven toe te staan of te weigeren. HOOFDSTUK III. - Conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken

Art. 3.Bij het voorleggen van de resultaten moet het laboratorium, dat de in artikel 2 van dit besluit bedoelde proeven heeft uitgevoerd, bevestigen dat de uitvoering van de proeven is gebeurd overeenkomstig de beginselen van goede laboratoriumpraktijken bedoeld in artikel 1 van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken

Art. 4.Het toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken wordt uitgeoefend door uitvoering van inspecties van laboratoria en studie-audits door de bevoegde instantie voor het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken als beschreven in artikel 5 van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Inspectie van goede laboratoriumpraktijken en studie-audits

Art. 5.§ 1. Het verzoek tot toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken door de laboratoria die proeven uitvoeren bedoeld in artikel 2 van dit besluit, moet gericht worden aan de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, Juliette Wytsmanstraat 14, 1050 Brussel. In dat verzoek moeten de sectoren van producten, bedoeld in artikel 2 van dit besluit, en het type van proeven, waarvoor de conformiteitsverklaring wordt gevraagd, duidelijk zijn omschreven. § 2. Het laboratorium moet kunnen aantonen dat het de proeven, waarvoor een conformiteitsverklaring wordt aangevraagd, uitvoert volgens de beginselen van goede laboratoriumpraktijken. Het laboratorium moet er zich toe verbinden : 1° alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor het uitvoeren van inspecties en studie-audits;2° aan de in artikel 5, § 5, 2°, van dit besluit bedoelde agenten toegang te verlenen tot het laboratorium. § 3. In het raam van dit besluit stelt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur een programma voor de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken op en voert dit uit in de laboratoria die de in artikel 2 van dit besluit bepaalde proeven uitvoeren, overeenkomstig de instructies beschreven in het handboek van het Belgisch bewakingsprogramma voor de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken. Het Instituut beheert de administratie betreffende dit programma en besteedt vooral aandacht aan de vertrouwelijkheid van de informatie en resultaten verstrekt door de laboratoria. Het programma kan aangevraagd worden bij het Bureau Kwaliteitszorg van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur. § 4. Het programma voor de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken omvat : 1° de inspecties van laboratoria bestaande uit een algemene inspectie van het laboratorium en de verificatie van tenminste twee beëindigde studies.De inspectie van de laboratoria zal om de twee tot drie jaar uitgevoerd worden. De inspecties mogen vaker gebeuren wanneer er een vermoeden van niet-conformiteit bestaat; 2° de inspecties en studie-audits op verzoek van een federale overheid op het ogenblik dat aan deze overheid gegevens worden voorgelegd;3° de inspecties en studie-audits op verzoek van een buitenlandse overheid.Deze verzoeken moeten behoorlijk worden verrechtvaardigd en hun draagwijdte moet duidelijk worden gepreciseerd. § 5. De inspecties en studie-audits worden uitgevoerd door inspecteurs van goede laboratoriumpraktijken. Deze worden voor de duur van de inspectie en van de studie-audits door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur aangeduid.

Indien het dossier van de aanvraag behoort tot één of meerdere gereglementeerde sectoren, kunnen vertegenwoordigers van de betrokken departementen de inspecties en studie-audits bijwonen.

In bepaalde omstandigheden kan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur beroep doen op federale, communautaire, gewestelijke of internationale experten om bepaalde deelaspecten van studies te verifiëren. § 6. De samenstelling van het inspectieteam en het programma van de inspectie worden normaliter 14 dagen vóór het uitvoeren van de inspectie aan de aanvrager meegedeeld. § 7. Na afloop van de inspecties en controles van studies stellen de inspecteurs van goede laboratoriumpraktijken, bedoeld in artikel 5, § 5, van dit besluit, op basis van hun bevindingen een geschreven rapport op over de staat van conformiteit van het laboratorium en van de beoordeelde studies.

Dit rapport wordt binnen de 20 dagen aan de aanvrager overgemaakt, die binnen de 30 dagen, door middel van een aangetekend schrijven, zijn opmerkingen en commentaren kan laten geworden aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur. § 8. De Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis beslist op basis van het eindverslag en de opmerkingen en commentaren van het laboratorium of het laboratorium conform is met de beginselen van goede laboratoriumpraktijken, bedoeld in artikel 1 van dit besluit.

De beslissing en een kopie van het eindverslag worden bij een ter post aangetekende brief naar het laboratorium opgestuurd. Indien de beslissing gunstig is, bevat het certificaat dat verklaart dat het laboratorium de beginselen van goede laboratoriumpraktijken naleeft minstens de volgende elementen : - de identiteit van het laboratorium; - het identificatienummer van het laboratorium; - de handtekening van de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur en de datum van de handtekening; - de datum waarop de inspectie en de studie-audits werden uitgevoerd; - het toepassingsgebied van de conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken.

Indien de beslissing ongunstig is, beschikt het laboratorium, vanaf de ontvangst van de beslissing van de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, over 30 dagen om deze laatste ervan in kennis te stellen of : - hij afziet van het verzoek tot toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken; in dit geval wordt de aanvraag zonder gevolg geklasseerd; - hij zijn verzoek weerhoudt; in dit geval wordt de verdere behandeling van het aanvraagdossier geschorst totdat de aanvrager van oordeel is dat hij klaar is voor een tweede inspectie en verificatie van studies.

Bij onstentenis van deze kennisgeving wordt de beslissing definitief bij het verstrijken van deze termijn. Deze beslissing wordt meegedeeld aan het laboratorium bij een ter post aangetekend schrijven. HOOFDSTUK VI. - Duur, behoud, uitbreiding en intrekking van de conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken

Art. 6.§ 1. De status van conformiteit met de goede laboratoriumpraktijken wordt toegekend voor maximum drie jaar, tenzij anders bepaald in de conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken. De status van conformiteit heeft uitsluitend betrekking op de in de conformiteitsverklaring van goede laboratoriumpraktijken vermelde toepassingsgebieden. § 2. Onverminderd de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van dit besluit vermelde algemene voorwaarden moeten de laboratoria, om conform te blijven met de beginselen van goede laboratoriumpraktijken, voldoen aan de volgende voorwaarden : - het vereffenen van de vergoedingen die vastgesteld zijn in het koninklijk besluit van 6 maart 2002 tot vaststelling van de vergoedingen in het kader van het toezicht op de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken van laboratoria voor proeven bedoeld in artikel 2 van dit besluit; - het schriftelijk meedelen aan de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur van elke wijziging van organisatorische of technische aard, die van invloed kan zijn op de status van conformiteit met de goede laboratoriumpraktijken; - het indienen van een aanvraag tot verlenging aan de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de termijn bepaald in de conformiteitsverklaring, volgens de procedure bepaald in artikel 5, § 1, van dit besluit. § 3. Elke aanvraag tot uitbreiding van de naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken dient de procedure, bepaald in artikel 5, § 1 van dit besluit te volgen.

Een laboratorium kan op ieder ogenblik, geheel of gedeeltelijk, aan zijn naleving van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken verzaken, door het sturen van een aangetekende brief aan de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur.

Dit verzaken ontslaat het laboratorium, gedurende de periode van de status van naleving van de goede laboratoriumpraktijken, niet van de aangegane verplichtingen ten opzichte van de instantie bevoegd met het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken. § 4. Wanneer niet meer voldaan wordt aan de beginselen van goede laboratoriumpraktijken, beslist de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, die het programma voor de naleving van goede laboratoriumpraktijken onder zijn bevoegdheid heeft, op basis van een met redenen omkleed advies, tot de gehele of gedeeltelijke, tijdelijke of definitieve intrekking van de status van conformiteit met de goede laboratoriumpraktijken.

De beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief aan het laboratorium meegedeeld en heeft onmiddellijk uitwerking. HOOFDSTUK VII. - De instantie bevoegd voor het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken

Art. 7.§ 1. Het secretariaat van de bevoegde instantie voor toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken wordt verzekerd door het Bureau Kwaliteitszorg van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur. § 2. De bevoegde instantie voor toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken stelt zijn reglement van inwendige orde op. § 3. Benevens het uitvoeren van de taken beschreven in artikel 5, § 3 van dit besluit is de bevoegde instantie voor toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken inzonderheid belast met : - het voorstellen van leidraden voor de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken; - het voorstellen van de vorm en de minimale inhoud van de aanvraagformulieren tot naleving van de beginselen met de goede laboratoriumpraktijken en de inspectierapporten; - het voorstellen van de criteria betreffende de kwalificatie en opdrachten van de inspecteurs en de technische experten; - het beheren van de lijst van inspecteurs en technische experten; - het beheer van de lijst van laboratoria met status van naleving van de beginselen van de goede laboratoriumpraktijken. De wijzigingen aan deze lijst worden jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; - het deelnemen aan inspecties met andere internationale monitoring autoriteiten belast met het toezicht op de naleving van goede laboratoriumpraktijken; - het ter beschikking stellen van inspectierapporten van de laboratoria en van de controles van studies aan andere bevoegde overheden en/of opdrachtgevers van studies indien dit kan verrechtvaardigd worden.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 27 oktober 1988 betreffende de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de uitvoering ervan van de proeven op scheikundige stoffen wordt opgeheven.

Art. 9.Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 maart 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET

^