Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 mei 2020
gepubliceerd op 10 juni 2020

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2020030955
pub.
10/06/2020
prom.
06/05/2020
ELI
eli/besluit/2020/05/06/2020030955/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MEI 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, heeft als hoofddoel het koninklijk besluit van 14 januari 2013 aan te passen aan de wijzigingen aangebracht aan de wet van 4 december 2012 - tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken - door Titel IV van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, die met betrekking tot de nationaliteit in werking is getreden op 12 juli 2018.

Het ontwerp van besluit beoogt inzonderheid de tenuitvoerlegging van de delegatie van bevoegdheid bepaald in: - artikel 15, § 2, tweede en zevende lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit - hierna WBN - waardoor U naar aanleiding van de wijzigingen aangebracht aan het Wetboek van de Belgische nationaliteit bij de wet van 18 juni 2018 enerzijds eveneens de akten en stavingsstukken kunt bepalen die bij de verklaringen op grond van de artikelen 17 en 24 WBN moeten worden gevoegd, alsook de formulieren inzake de kennisgeving van ontbrekende stukken in het kader van deze procedures kunt vastleggen en anderzijds artikel 1 van het koninklijk besluit kunt wijzigen waarin de wijzen waarop het bewijs kan worden geleverd van de kennis van een van de drie landstalen op exhaustieve wijze worden opgesomd; - artikel 7bis, § 2, vierde lid, WBN, waardoor U de lijst van de verblijfsdocumenten die als bewijs van het wettelijk verblijf worden vereist in het kader van de procedures tot verkrijging en herkrijging van de Belgische nationaliteit, kunt aanvullen.

Er moet worden opgemerkt dat het ontwerp van koninklijk besluit zorgt voor de tenuitvoerlegging van de delegatie van bevoegdheid vermeld in de alinea's 2 en 7 van artikel 15, § 2 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, waardoor de Koning de akten en stavingsstukken kan bepalen die bij de nationaliteitsverklaring moeten worden gevoegd en de formulieren van kennisgeving van ontbrekende stukken kan opstellen.

De goedkeuring van dit koninklijk besluit binnen de context van lopende zaken wordt volledig gerechtvaardigd door de technische en louter uitvoerende aard van zijn bepalingen en vooral door de noodzaak om een eenvormige behandeling te kunnen verzekeren van de nationaliteitsaanvragen die overal in het Koninkrijk kunnen worden ingediend. De rechtszekerheid en de gelijkheid tussen burgers moet bijgevolg gewaarborgd kunnen worden in een aangelegenheid die van openbare orde is. Anders dreigt een lacune te ontstaan die nadelig is voor de burger.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING: ARTIKEL 1.

De wet van 18 juni 2018 heeft de verwijzing naar de inburgeringscursus opgeheven en vervangen door de bewoordingen "inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours" overeenkomstig de terminologie gebruikt door de deelstaten die bevoegd zijn inzake integratie.

Rekening houdend met deze wijziging past het artikel 1 van het ontwerp van besluit het artikel 1, 4° van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 aan, dat in zijn huidige bewoordingen voorziet in de mogelijkheid voor de kandidaat-Belg om de kennis van één van de drie landstalen te bewijzen via een "inburgeringscursus".

ARTIKEL 2.

Artikel 2 van het ontwerp van besluit werkt de lijst vastgelegd in artikel 4 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 opnieuw bij naar aanleiding van de inschrijving van het beginsel van de declaratoire werking van het verblijf van de burgers van de Europese Unie en van hun familieleden en van de erkende vluchtelingen in artikel 7bis, § 2, tweede en derde lid.

De lijst waarvan de wijziging wordt beoogd, houdt voortaan rekening met alle verblijfsdocumenten die worden afgegeven aan de betrokken personen voor de periode van de behandeling van hun verzoek, zelfs degene met een voorlopig karakter, voor zover de houders niet het voorwerp uitmaken van een schrapping wegens verlies van het recht tot het verblijf.

De opsomming van de verblijfsdocumenten beoogd in artikel 4 werd voor de duidelijkheid en leesbaarheid gereorganiseerd op grond van de beoogde categorie van vreemdeling.

ARTIKEL 3.

Artikel 3 van het ontwerp van besluit wijzigt artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 als volgt : - De in punt 2° van dit artikel voorgestelde wijziging is een terminologische aanpassing als gevolg van de inwerkingtreding op 1 mei 2018 van een nieuwe organisatiestructuur bij de Administratie Rechtszekerheid, waarmee een wijziging van de benaming van de operationele diensten gepaard gaat. Voortaan wordt niet meer gesproken over "registratie- en hypotheekkantoren". Hun bevoegdheid wordt volledig toebedeeld aan het Kantoor Rechtszekerheid (koninklijk besluit van 15 juni 2018 van de Voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën tot vaststelling van de taken waarmee de Administratie Rechtszekerheid is belast en tot vaststelling van de bevoegdheden en de zetel van haar operationele diensten). - Het punt 5° van dit artikel met betrekking tot het bewijs van de wettelijke vertegenwoordiging van de onbekwamen inzake nationaliteit werd aangepast teneinde het in overeenstemming te brengen artikel 7 WBN zoals gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 14 juni 2013 en in werking getreden op 1 september 2014.

ARTIKELEN 4 en 5.

De wet van 18 juni 2018 heeft de verwijzing naar de inburgeringscursus opgeheven en vervangen door de bewoordingen "inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours" overeenkomstig de terminologie gebruikt door de deelstaten die bevoegd zijn inzake integratie. Zij heeft eveneens een nieuwe overgangsbepaling ingevoegd opdat de kandidaat voor de Belgische nationaliteit een beroep kan doen op de attesten die zijn afgegeven in het kader van een gevolgde "inburgeringscursus" op voorwaarde dat hij die cursus aanvangt binnen drie jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Rekening houdend met deze wijzigingen passen de artikelen 4 en 5 van het ontwerp van besluit de artikelen 7, 4°, en 8, 5°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 aan die in hun huidige bewoordingen enkel voorzien in de mogelijkheid voor de kandidaat voor de Belgische nationaliteit om zijn maatschappelijke integratie te bewijzen via een "inburgeringscursus".

ARTIKEL 6.

De wet van 18 juni 2018 heeft artikel 17 WBN hersteld waarin werd voorzien in het terugkrijgen van de Belgische nationaliteit ten voordele van personen te goeder trouw aan wie de Belgische nationaliteit onterecht is verleend en die gedurende ten minste tien jaar zonder onderbreking door de Belgische overheden behandeld werden als Belg. De betrokken persoon beschikt om zijn verklaring in te dienen over een termijn van een jaar vanaf de datum waarop de bevoegde overheid het houden van de Belgische nationaliteit definitief betwist.

Overeenkomstig artikel 15, § 1, tweede lid, zoals ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, kan het verzoek tot het terugkrijgen eveneens worden ingediend vanuit het buitenland.

Teneinde de controle van de volledigheid van de verklaringen op grond van artikel 17 WBN door de bevoegde Belgische overheden te vergemakkelijken, voegt artikel 6 van dit besluit een nieuw hoofdstuk (IV/1) in met een limitatieve opsomming van de stavingsstukken die de ontvankelijkheid van deze verklaringen vaststellen zoals zij voortvloeien uit de bij wet vastgestelde voorwaarden. Zoals reeds vermeld in de inleidende toelichting is het bepalen van deze lijsten een prerogatief van de Koning die door het ontwerp van besluit ten uitvoer wordt gelegd.

ARTIKEL 7.

Artikel 7 van het ontwerp van besluit wijzigt artikel 13 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 als volgt : - Het puntje 2° van dit artikel betreft dezelfde terminologische aanpassing als deze die gebeurd is in puntje 2° van artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013; - Het puntje 9° van artikel 13 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 dat betrekking heeft op het bewijs van de wettelijke vertegenwoordiging van de onbekwamen inzake nationaliteit, is aangepast teneinde het in overeenstemming te brengen met artikel 7 WBN zoals gewijzigd door de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid die van kracht is sinds 1 september 2014.

Artikel 13 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 wordt, aangevuld door een punt 10° teneinde rekening te houden met de wijziging van de wet van 18 juni 2018 die voortaan de naturalisatieprocedure open stelt voor de ontvoogde minderjarige personen.

ARTIKEL 8.

De wet van 18 juni 2018 heeft de procedure tot herkrijging van de Belgische nationaliteit waarin artikel 24 WNB voorziet eveneens vanuit het buitenland mogelijk gemaakt, voor de personen die niet in staat waren om de akte van behoud van de Belgische nationaliteit zoals bepaald in artikel 22, § 1, 5°, WBN te ondertekenen.

Teneinde de controle van de volledigheid van de verklaringen op grond van artikel 24 WBN door de bevoegde Belgische overheden te vergemakkelijken, voegt artikel 8 van dit besluit een nieuw hoofdstuk V/1 in met de limitatieve opsomming van de stavingsstukken die de ontvankelijkheid van deze verklaringen vaststellen zoals zij voortvloeien uit de bij wet vastgestelde voorwaarden. Zoals reeds vermeld in de inleidende toelichting is het bepalen van deze lijsten een prerogatief van de Koning die door het ontwerp van besluit ten uitvoer wordt gelegd.

ARTIKEL 9.

Artikel 9 van het ontwerp van besluit past artikel 14, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 aan teneinde het in overeenstemming te brengen met de wijzigingen aangebracht door Titel 2 van de wet van 18 juni 2018 die inzonderheid de modernisering, informatisering en vereenvoudiging van de burgerlijke stand tot doel heeft door de oprichting van een centrale Databank Akten Burgerlijke Stand (DABS).

In het kader van deze omvangrijke hervorming kan de burger de waarborg van een dienstverlening onafhankelijk van de plaats genieten, zodat hij zich niet meer moet richten tot de gemeente die de akte heeft opgesteld, noch moet zorgen voor de overschrijving met toepassing van het beginsel "Only Once".

ARTIKEL 10.

Artikel 10 van dit besluit legt aan de overheden, bevoegd inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit, op om aan de belanghebbende alle stavingsstukken terug te bezorgen die hij overgemaakt heeft met betrekking tot zijn aanvraag of zijn nationaliteitsverklaring, en dit wanneer deze procedure definitief afgesloten is, wat betekent : - Wanneer de procedure geleid heeft tot de inschrijving van de belanghebbende als Belg in de registers na positief advies van de Procureur des Konings, afwezigheid van dit advies binnen de wettelijke termijn van vier maanden of in de hypothese van een definitieve gerechtelijke uitspraak dat het negatief advies van de procureur des Konings ongegrond verklaart, - Wanneer de procedure geleid heeft tot een negatief advies van het parket waartegen de belanghebbende binnen de geboden wettelijke termijn geen beroep heeft ingesteld, waardoor hij op die manier impliciet de aan hem betekende weigering om de Belgische nationaliteit te bekomen, heeft aanvaard.

De verplichting om de stukken in verband met de procedure terug te bezorgen, heeft natuurlijk geen betrekking op de gegevens waartoe de bevoegde overheid rechtstreeks toegang heeft - welke zij bijgevolg niet mag opvragen aan de belanghebbende - en die gepreciseerd worden in artikel 14 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 betreffende de administratieve vereenvoudiging.

Het huidig besluit eerbiedigt op die manier een fundamenteel principe van de algemene verordening gegevensbescherming, dat erin bestaat dat persoonsgegevens niet langer mogen bewaard worden dan nodig voor de realisatie van het verwerkingsdoel.

Teneinde te beantwoorden aan de opmerkingen van de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies n° 157/2019 van 27 september 2019, dat enerzijds de noodzaak benadrukt om de verwerkingsverantwoordelijke aan te wijzen, en anderzijds er op wijst de bewaringstermijnen vast te leggen voor de documenten die aan de Procureur des konings en aan de adviserende instanties worden verzonden, is voortaan bepaald in artikel 14/1 dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de verwerkingsverantwoordelijke zal zijn. Deze bepaling regelt eveneens het lot van het afschrift van het dossier van de belanghebbende dat door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de Procureur des konings en aan de adviserende instanties wordt verzonden aan het einde van de procedure.

Daarentegen betekent de vraag van de Gegevensbeschermingsautoriteit betreffende de oprichting van een centrale gegevensbank waarin de volledige dossiers door de verschillende actoren geraadpleegd kunnen worden, een grootschalige investering die in de context van lopende zaken niet kan overwogen worden. De oprichting van een centrale gegevensbank zou bovendien de delegatie verleend aan de Koning door artikel 15, zevende lid van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, overschrijden.

ARTIKEL 11.

Het formulier inzake de kennisgeving van ontbrekende stukken waarin is voorzien in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 14 januari 2013, vermeldt in zijn huidige versie een bepaald aantal documenten waartoe de ambtenaren van de burgerlijke stand of de commissie voor de Naturalisaties van de Kamer rechtstreeks toegang hebben. Deze documenten moeten dan ook niet worden opgevraagd bij de verzoekers.

In dat opzicht was een vereenvoudiging van dat formulier noodzakelijk.

Door bijlage 1 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 te vervangen brengt artikel 11 van het ontwerp van besluit het formulier in overeenstemming met de wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren.

Daarnaast past artikel 11 de formulieren aan de wijzigingen die worden aangebracht door de wet van 18 juni 2018, aan zodat zij voortaan verwijzen naar de integratieparcours - en niet meer naar de inburgeringscursussen - als bewijs voor de maatschappelijke integratie alsook aan de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid.

Tot slot, op ondergeschikte wijze, schrapt artikel 11 in het formulier de vermelding met betrekking tot de arbeidsovereenkomst als bewijs van de gewerkte arbeidsdagen - wat een van de voorwaarden is die worden vereist in artikel 12bis, § 1, 2°, d) en e), en 3°, e), WBN - aangezien de arbeidsovereenkomst niet is opgenomen in de limitatief opgesomde bewijsmiddelen in de artikelen 7, 4° en 5°, en 8, 5°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013.

Het formulier voor de naturalisatieaanvraag dat door de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt opgesteld, bevat eveneens persoonsgegevens. Het is in dit kader noodzakelijk dat de belanghebbenden, vooraleer deze gegevens worden verwerkt, op correcte wijze worden ingelicht omtrent de doelstellingen, de soorten verzamelde gegevens, de bestemmelingen en hun recht op bescherming van deze gegevens.

In navolging van de opmerkingen van de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies n° 166/2019 van 18 oktober 2019, zal bijlage 3 van het huidige ontwerp als volgt worden gewijzigd: - Het punt 4° van bijlage 3 is aangepast teneinde de verwerkingsdoeleinden te preciseren. In dit kader zijn de normen - de artikelen 18 tot 21 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en de uitvoeringsbesluiten - waarvan de toepassing voorzien is, beter gedefinieerd. De grondwettelijke, wettelijke, en reglementaire bevoegdheden zijn eveneens beter omschreven, in die zin dat zij de belangrijkste normatieve bepalingen aanduiden. De vermelding van de vrijheid van informatie, die artikel 85 van de algemene verordening gegevensbescherming herhaalt, is op haar beurt verwijderd. - Bijlage 3 wijst de Kamer van volksvertegenwoordigers als verwerkingsverantwoordelijke aan voor de procedures tot verkrijging van de Belgische nationaliteit door naturalisatie, zoals bedoeld in de artikelen 18 tot 21 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. De Kamer van volksvertegenwoordigers is bevoegd om de aanvraag van naturalisatie in het kader van deze artikelen te behandelen, en conform artikel 9 van de Grondwet de naturalisatie te verlenen. In dit geval is de Kamer van volksvertegenwoordigers de overheidsinstantie die het doel van en de middelen voor de verwerking vaststelt, in de zin van artikel 4, 7 van de algemene verordening gegevensbescherming.

Voor zover de Kamer van volksvertegenwoordigers als verwerkingsverantwoordelijke wordt aangewezen, heeft de vermelding van de dienst van de Kamer die verantwoordelijk is geen specifieke draagwijdte, en is daarom verwijderd. Daarnaast is de vermelding van de identiteit van de titularis van een functie (de functionaris voor gegevensbescherming) niet gepast in een reglementaire tekst en moet worden weggelaten. Hierdoor beantwoordt het huidige ontwerp aan de opmerking geformuleerd door de Gegevensbeschermingsautoriteit in punt 14 van haar advies. - Op vraag van de Gegevensbeschermingsautoriteit, omvat het punt 7° van bijlage 3 voortaan de criteria met betrekking tot de bewaring van persoonsgegevens van verzoekers.

ARTIKEL 12.

Dit artikel behoeft geen bijzondere commentaar.

Dit ontwerp van besluit houdt rekening met alle opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in haar advies n° 66.470/2/V van 27 augustus 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, 1ste alinea, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 66.470/2/V van 27 augustus 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken' Op 22 juli 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice Eerste Minister en Minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen verzocht binnen een termijn van dertig dagen van rechtswege(1) verlengd tot 5 september 2019 een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken'.

Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 27 augustus 2019. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Wanda VOGEL en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT, assessor, en Béatrice DRAPIER, griffier. Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda VOGEL. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 augustus 2019.

Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAAND VORMVEREISTE Krachtens artikel 36, lid 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)', gelezen in samenhang met artikel 57, lid 1, c), en overweging 96 van die verordening, dient de toezichthoudende autoriteit, in casu de Gegevensbeschermingsautoriteit bedoeld in de wet van 3 december 2017 `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit', geraadpleegd te worden bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking.

Gelet op het feit dat met dit ontwerp uitvoering gegeven wordt aan artikel 15, § 2, zevende lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, naar luid waarvan de Koning bepaalt welke akten en stavingsstukken bij een verzoek tot nationaliteitsverklaring gevoegd moeten worden, dient dit ontwerp om advies aan de Gegevensbeschermingsautoriteit voorgelegd te worden.

Er dient dan ook op toegezien te worden dat dit voorafgaand vormvereiste naar behoren vervuld wordt, waarna in de aanhef vermeld moet worden dat dit vormvereiste vervuld is.

Indien die raadpleging aanleiding zou geven tot wijzigingen aan de tekst die niet voortvloeien uit het gevolg dat aan dit advies gegeven wordt, moeten die wijzigingen nogmaals aan de Raad van State voorgelegd worden.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP 1. Het ontworpen besluit ontleent zijn rechtsgrond aan de artikelen 1, § 2, 5°, 7bis, § 2, vierde lid, 15, § 2, tweede en zevende lid, en 21, § 1, tweede en derde lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Het eerste lid van de aanhef dient bijgevolg aangepast te worden. 2. Het ontwerp heeft vier bijlagen: bijlage 1, die in de plaats komt van het formulier waarvan het model in bijlage 1 van het gewijzigde koninklijk besluit vastgesteld is (artikel 11 van het ontwerp), de bijlagen 2 en 3, waarbij het model van twee nieuwe formulieren vastgesteld wordt (ontworpen artikelen 11/2 en 13/2) en bijlage 4, die strekt ter aanvulling van bijlage 2 van het gewijzigde koninklijk besluit (artikel 12 van het ontwerp). Elk van de bijlagen die in het gewijzigde koninklijk besluit ingevoegd of vervangen zouden worden, moet voorafgegaan worden door een eerste opschrift om aan te geven dat het gaat om "Bijlage (...) bij het koninklijk besluit van (...) tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken", gevolgd door een tweede opschrift om aan te geven dat het gaat om "Bijlage (...) bij het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken".(2) Bijlagen bij een besluit dienen genummerd te worden in de volgorde van de artikelen waarbij ze ingevoegd worden. Mede gelet op de nadelen die elke vernummering op wetgevingstechnisch vlak oplevert,(3) moet de bijlage die bij het ontworpen artikel 11/2 ingevoegd wordt, genummerd worden als "bijlage 1/1"(4) in plaats van als "bijlage 2", aangezien het gewijzigde besluit reeds een bijlage 2 bevat, die ingevoegd wordt bij artikel 12 van dit besluit.

DE GRIFFIER Béatrice DRAPIER DE VOORZITTER Martine BAGUET _______ Nota's (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 174 en formules F 4-2-13-2 en F 4-2-13-4. (3) Ibid., aanbeveling 125. (4) Ibid., aanbeveling 174, eerste alinea, b), waarin naar aanbeveling 124.1 verwezen wordt.

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 67.093/2 van 7 april 2020 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken' Op 11 maart 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice eersteminister en minister van Justitie, belast met de Regie van Gebouwen, en minister van Europese Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 7 april 2020. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, en Béatrice DRAPIER, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 april 2020.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING Op 27 augustus 2019 heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State advies 66.470/2/V uitgebracht over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken'.

Wanneer de afdeling Wetgeving van de Raad van State een advies heeft gegeven, heeft ze, volgens een vaste adviespraktijk, haar bevoegdheid betreffende de onderzochte bepalingen opgebruikt en komt het haar derhalve niet toe om zich daarover opnieuw uit te spreken, ongeacht of die bepalingen ongewijzigd zijn gebleven dan wel zijn herzien om rekening te houden met de opmerkingen die in het eerste advies zijn geformuleerd. In dat laatste geval spreekt de Raad van State zich niet uit over de vraag of die opmerkingen al dan niet correct zijn gevolgd.

Dit advies gaat dus enkel over artikel 10 en bijlage 3, partim.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP 1. In het vijfde lid van de aanhef dient het volgende geschreven te worden: "Gelet op de adviezen 66.470/2/V en 67.093/2 van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 2019 en 7 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;". 2. In artikel 10, § 3, van het ontwerp dienen de woorden "artikel 15, achtste en negende lid" vervangen te worden door de woorden "artikel 15, § 2, achtste tot tiende lid,". DE GRIFFIER Béatrice DRAPIER DE VOORZITTER Pierre VANDERNOOT

6 MEI 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de Belgische nationaliteit, artikel 1, § 2, 5°, ingevoegd door de wet van 4 december 2012, artikel 7bis, § 2, vierde lid, ingevoegd door de wet van 4 december 2012, artikel 15, § 2, tweede en zevende lid, vervangen door artikel 12 van de wet van 4 december 2012, en artikel 21, § 1, tweede en derde lid, vervangen door artikel 12 van de wet van 4 december 2012;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2013 besluit tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 februari 2019;

Gelet op het akkoord van de Minister voor Begroting, gegeven op 15 april 2019;

Gelet op de adviezen 66.470/2/V en 67.093/2 van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 2019 en 7 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies 166/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 18 oktober 2019;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, wordt het puntje 4° vervangen als volgt: "4° ofwel een document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van de hoofdverblijfplaats van betrokkene op het tijdstip dat hij dit aanvat, met succes gevolgd werd;".

Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "

Art. 4.De verblijfsdocumenten die in aanmerking moeten worden genomen als bewijs van het wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis, § 2, eerste lid, 2°, tweede en derde lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit zijn de volgende: 1° Voor de burger van de Europese Unie bedoeld in artikel 40bis, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen: a) de aanvraag van een verklaring van inschrijving, opgesteld overeenkomstig de bijlage 19 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) de verklaring van inschrijving, opgesteld overeenkomstig de bijlage 8 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) het document ter staving van het duurzaam verblijf, opgesteld overeenkomstig de bijlage 8bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;2° Voor de familieleden van de burgers van de Europese Unie bedoeld in artikel 40bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, die zelf geen burgers zijn van de Europese Unie: a) de aanvraag voor een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Europese Unie, opgesteld overeenkomstig de bijlage 19ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) het attest van immatriculatie, opgesteld overeenkomstig de bijlage 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, opgesteld overeenkomstig de bijlage 9 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;d) de duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, opgesteld overeenkomstig de bijlage 9bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;e) de bijlage 15, wanneer het familielid een aanvraag voor een duurzaam verblijf heeft ingediend, en de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie waarvan hij houder is, verstrijkt in de loop van de termijn die aan de minister of diens gemachtigde is toegekend om te beslissen over voormelde aanvraag;3° Voor de vluchtelingen die erkend zijn volgens het Internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951: a) de bijlage 25 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, afgegeven met toepassing van artikel 72, § 1, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit;b) de bijlage 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, afgegeven met toepassing van de artikelen 71/4, 73 of 79, van voornoemd koninklijk besluit;c) het attest van immatriculatie, opgesteld overeenkomstig de bijlage 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;d) de bijlage 25quinquies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, afgegeven met toepassing van artikel 72, § 1, eerste lid, van voornoemd koninklijk besluit;e) de bijlage 26quinquies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, afgegeven met toepassing van de artikelen 71/4, 73 of 79, van voornoemd koninklijk besluit;f) het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, met de vermelding `tijdelijk verblijf', opgesteld overeenkomstig de bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;g) het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, opgesteld overeenkomstig de bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;4° Voor buitenlandse onderdanen van een derde land die niet beoogd worden in de voorgaande punten: a) het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, met de vermelding `tijdelijk verblijf', opgesteld overeenkomstig de bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, opgesteld overeenkomstig de bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;c) de identiteitskaart voor vreemdeling, opgesteld overeenkomstig de bijlage 7 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;d) de vergunning voor langdurig EU-ingezetene, opgesteld overeenkomstig de bijlage 7bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;e) de Europese blauwe kaart, opgesteld overeenkomstig de bijlage 6bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;f) het document opgesteld overeenkomstig de bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, voorzover het is afgegeven in de volgende gevallen: - indien de Burgemeester of diens gemachtigde zich in de onmogelijkheid bevindt de vreemdeling onmiddellijk in de bevolkingsregisters in te schrijven, of indien hij zich in de onmogelijkheid bevindt hem de documenten waarop hij recht heeft te kunnen afgeven; - indien de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, of diens gemachtigde, geen beslissing kan nemen inzake de aanvraag voor vernieuwing van de voorlopige machtiging tot verblijf die door de vreemdeling werd ingediend vóór het verstrijken van zijn huidige machtiging tot verblijf; - indien de betrokkene een aanvraag van machtiging tot vestiging of van verkrijging van de status van langdurig EU-ingezetene heeft ingediend, en de verblijfsvergunning waarvan hij houder is, verstrijkt in de loop van de termijn die aan de minister of diens gemachtigde is toegekend om te beslissen over voormelde aanvraag.".

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in puntje 2° worden de woorden "der registratie" vervangen door de woorden "van het kantoor rechtszekerheid"; 2° het puntje 5° wordt als volgt vervangen: "5° voor de persoon bedoeld in artikel 7 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, die het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke beschermingsmaatregel: het bewijs dat de persoon die hem vertegenwoordigt zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn bewindvoerder is.".

Art. 4.In artikel 7, 4° van hetzelfde besluit wordt c) vervangen als volgt: "c) ofwel door een document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij die aanvat, met succes is gevolgd, of door een document waaruit blijkt dat de inburgeringscursus bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit werd gevolgd;".

Art. 5.In artikel 8, 5° van hetzelfde besluit wordt het c) vervangen als volgt: "c) een document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours voorzien door de bevoegde overheid van de hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij die aanvat, met succes is gevolgd, of door een document waaruit blijkt dat de inburgeringscursus bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit werd gevolgd. ".

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, dat de artikelen 11/1 en 11/2 bevat en luidt als volgt: "HOOFDSTUK IV/ 1. - Bepaling van de akten en stavingsstukken die moeten worden gevoegd bij de verklaring tot het terugkrijgen van de Belgische nationaliteit bedoeld in artikel 17 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, en bepaling van de inhoud van het formulier inzake de kennisgeving van de ontbrekende stukken

Art. 11/1.De akten en stavingsstukken bedoeld in artikel 15, § 2, zevende lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikel 17 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zijn: 1° een van de volgende documenten: a) een eensluidend afschrift van de akte van geboorte van de betrokkene, waarvoor naargelang van het geval de formaliteiten van legalisatie en vertaling moeten zijn vervuld of, indien de aanvrager een erkende vluchteling of staatloze is, een getuigschrift van geboorte afgegeven door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen overeenkomstig artikel 57/6, 8°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) voor de landen vermeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2013 tot vaststelling van de lijst van de landen waar het verkrijgen van akten van geboorte onmogelijk is of op zware moeilijkheden botst, een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van het land van geboorte;c) in geval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich een eensluidend afschrift van de akte waarvan sprake in punt a) te verschaffen, een akte van bekendheid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en gehomologeerd overeenkomstig artikel 5, § 3, van hetzelfde Wetboek;d) in geval van onmogelijkheid om zich de akte van bekendheid waarvan sprake in punt c) te verschaffen, een beëdigde verklaring afgelegd overeenkomstig artikel 5, § 4, van hetzelfde Wetboek;2° de gemotiveerde officiële vaststelling van het ontbreken van Belgische nationaliteit in hoofde van de betrokkene door de bevoegde Belgische administratieve overheid middels elke vorm van schriftelijke communicatie met bewijs van de datum van verzending;3° het bewijs, met alle rechtsmiddelen, dat de betrokkene gedurende minstens tien jaar ten onrechte als Belg werd beschouwd door de Belgische overheid;4° voor de verklaarder die in België verblijft: een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 3, dat het bewijs levert van het wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, op het tijdstip van de neerlegging van de verklaring;5° voor de verklaarder die een mandataris heeft aangewezen om in zijn plaats de formaliteiten met betrekking tot de nationaliteitsverklaring te vervullen: de bijzondere en authentieke volmacht die is gegeven aan deze mandataris;6° voor de persoon bedoeld in artikel 7 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, die het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke beschermingsmaatregel: het bewijs dat de persoon die hem vertegenwoordigt zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn bewindvoerder is;7° in het bijzondere geval waar de afstamming van de verklaarder ten aanzien van de Belgische ouder opgehouden is te bestaan, terwijl hij niet was ontvoogd en niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt: elk document waaruit de vernietiging van de juridische afstammingsband ten aanzien van de Belgische ouder blijkt;

Art. 11/2.Het formulier waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand aangeeft welke stukken ontbreken in de verklaring, wordt opgesteld overeenkomstig het model gevoegd bij bijlage 1/1 bij dit besluit."

Art. 7.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in puntje 2° worden de woorden "der registratie" vervangen door de woorden "van het kantoor rechtszekerheid";2° het puntje 9° wordt vervangen als volgt: "9° voor de persoon bedoeld in artikel 7 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, die het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke beschermingsmaatregel: het bewijs dat de persoon die hem vertegenwoordigt zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn bewindvoerder is;"; 3° het artikel wordt aangevuld met een 10°, luidende: "10° de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing die de ontvoogding van de minderjarige uitspreekt.".

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V/1 ingevoegd, dat de artikelen 13/1 en 13/2 bevat, luidende: "HOOFDSTUK V/ 1. - Bepaling van de akten en stavingsstukken die moeten worden gevoegd bij de verklaring tot herkrijging van de nationaliteit, en bepaling van de inhoud van het formulier inzake kennisgeving van de ontbrekende stukken "

Art. 13/1.De akten en stavingsstukken bedoeld in artikel 15, § 2, zevende lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikel 24 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zijn: 1° een van de volgende documenten: a) een eensluidend afschrift van de akte van geboorte van de betrokkene, waarvoor naargelang van het geval de formaliteiten van legalisatie en vertaling moeten zijn vervuld of, indien de aanvrager een erkende vluchteling of staatloze is, een getuigschrift van geboorte afgegeven door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen overeenkomstig artikel 57/6, 8°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) voor de landen vermeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2013 tot vaststelling van de lijst van de landen waar het verkrijgen van akten van geboorte onmogelijk is of op zware moeilijkheden botst, een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van het land van geboorte;c) in geval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich een eensluidend afschrift van de akte waarvan sprake in punt a) te verschaffen, een akte van bekendheid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en gehomologeerd overeenkomstig artikel 5, § 3, van hetzelfde Wetboek;d) in geval van onmogelijkheid om zich de akte van bekendheid waarvan sprake in punt c) te verschaffen, een beëdigde verklaring afgelegd overeenkomstig artikel 5, § 4, van hetzelfde wetboek;2° de officiële vaststelling van het verlies van rechtswege van de Belgische nationaliteit door de bevoegde Belgische administratieve overheid doordat er door de betrokkene tussen de leeftijd van 18 tot 28 jaar geen behoudsverklaring is afgelegd als bedoeld in artikel 22, § 1, 5° van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, middels elke vorm van schriftelijke communicatie met bewijs van de datum van verzending;3° een schriftelijke verklaring van de betrokkene waarin hij aangeeft om welke redenen hij meent dat hij zich in de onmogelijkheid bevond om de behoudsverklaring van de Belgische nationaliteit af te leggen binnen de wettelijke termijn;4° voor de verklaarder die in België verblijft: een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 3, dat het bewijs levert van het wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, op het tijdstip van de neerlegging van de verklaring;5° voor de verklaarder die in België verblijft: een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 4, dat het bewijs levert van het wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gedurende de twaalf maanden die de verklaring onmiddellijk voorafgaan;6° voor de verklaarder die een mandataris heeft aangewezen om in zijn plaats de formaliteiten met betrekking tot de nationaliteitsverklaring te vervullen: de bijzondere en authentieke volmacht die is gegeven aan deze mandataris;7° voor de persoon bedoeld in artikel 7 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, die het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke beschermingsmaatregel: het bewijs dat de persoon die hem vertegenwoordigt zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn bewindvoerder is.

Art. 13/2.Het formulier waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand aangeeft welke stukken ontbreken in de verklaring, wordt opgesteld overeenkomstig het model gevoegd bij bijlage 3 bij dit besluit."

Art. 9.In artikel 14, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de gemeente waar de nationaliteitsverklaring of het naturalisatieverzoek is ingediend" vervangen door de woorden "een Belgische gemeente".

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VI/1 ingevoegd, dat artikel 14/1 bevat en dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK VI/ 1. - Gegevensbescherming

Art. 14/1.§ 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens, overeenkomstig het artikel 4.7 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), in het kader van de procedure ingeleid op basis van artikel 15 van het Wetboek van Belgische nationaliteit. § 2. Aan het einde van de procedure zullen de geleverde akten en stavingsstukken door de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk worden terugbezorgd aan de ouders of adoptanten, met uitzondering van de documenten bedoeld in artikel 14. § 3. Het afschrift van het volledige dossier dat conform artikel 15, § 2, achtste tot tiende lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit door de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, aan de Dienst Vreemdelingenzaken en aan de Veiligheid van de Staat wordt gestuurd, zal aan het einde van de procedure door deze overheden onmiddellijk worden vernietigd."

Art. 11.In hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht aan de bijlagen: 1° de eerste bijlage wordt vervangen door de eerste bijlage bijgevoegd in dit besluit;2° er wordt een bijlage 1/1 ingevoegd door bijlage 2 van dit besluit;3° de 2de bijlage wordt vervolledigd door de tekst opgenomen in bijlage 3 van dit besluit;4° er wordt een bijlage 3 ingevoegd door bijlage 4 van dit besluit.

Art. 12.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 mei 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 6 mei 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken.

De Minister van Justitie, K. GEENS

^