Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 november 2007
gepubliceerd op 14 december 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012691
pub.
14/12/2007
prom.
06/11/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 november 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 Sectoraal akkoord (Overeenkomst geregistreerd op 12 januari 2007 onder het nummer 81537/CO/120) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoed-ondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (hierna werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de NV Celanese waarvoor artikel 11 en de hoofdstukken VI, VII en IX evenwel van toepassing zijn en met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (P.S.C. 120.01), voor het vlas (P.S.C. 120.02) en voor de jute (P.S.C. 120.03). HOOFDSTUK II. - Tewerkstellingsverbintenissen

Art. 2.De tewerkstellingsverbintenissen, zoals bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005 worden verlengd voor de jaren 2007 tot en met 2010. HOOFDSTUK III. - Tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking

Art. 3.Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 4 tot en met 9 overeengekomen.

Art. 4.In uitvoering van artikel 2, § 3, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Tevens wordt gesteld dat geen andere uitsluitingen uit het toepassingsgebied van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis op ondernemingsvlak kunnen worden doorgevoerd.

Art. 5.In uitvoering van artikel 3, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het eerste jaar gebeurt per periode van 12 maanden. Hiervan kan op ondernemingsvlak niet worden afgeweken.

Art. 6.In uitvoering van artikel 6, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt voor de werklieden, tewerkgesteld in ploegen, het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders(sters).

Art. 7.In uitvoering van artikel 9, § 2, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de werklieden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen, toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders.

Art. 8.Voor de toepassing van artikel 15, § 5, 1e alinea van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst 77bis wordt de "één eenheid" vervangen door "twee eenheden".

Art. 9.In uitvoering van artikel 15, § 7, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15, § 1, van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst niet te wijzigen.

Op ondernemingsvlak kan deze drempel verhoogd worden : - hetzij op initiatief van de werkgever; - hetzij op gemotiveerde vraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers waarop de werkgever gemotiveerd al dan niet zijn akkoord betuigt en waarbij de partijen zich dienen aan te sluiten. HOOFDSTUK IV. - Financieel evenwicht van de fondsen voor bestaanszekerheid voor de arbeiders

Art. 10.In afwijking van artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij de lonen in de textielnijverheid en het breiwerk aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld, worden de effectieve en baremieke lonen met 1 pct. verhoogd, op het ogenblik dat de lonen, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, aan de indexschijf 105,894 - 108,010 (basis 2004 = 100) gekoppeld worden.

Art. 11.Vanaf het ogenblik, bedoeld in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, waarop de lonen aan de indexschijf 105,894- 108,010 (basis 2004 = 100) gekoppeld worden, wordt de werkgeversbijdrage, voorzien in artikel 13, littera c) van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk", met 1,67 pct. verhoogd en dus van 1,50 pct. op 3,17 pct. gebracht.

De concrete modaliteiten voor de inning van de voornoemde bijdrage worden vastgesteld door de raad van beheer van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk".

De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK V. - Vorming en opleiding

Art. 12.De sector doet voor de periode 2007 tot en met 2010 een inspanning op het vlak van vorming en opleiding, die wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,10 pct. op de lonen gedurende de jaren 2007 tot en met 2010. Aldus levert de sector een inspanning op het vlak van permanente vorming. Deze 0,10 pct. bijdrage zal aangewend worden in het kader van de opleidingsplannen en het trekkingsrecht. Hierover zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector voor de periode 2007 tot en met 2010, een inspanning van 0,20 pct. voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Bijgevolg zal voor de jaren 2007 tot en met 2010 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale bijdrage van 0,30 pct. ten laste van de werkgevers geïnd worden voor vorming en opleiding.

De raad van beheer van het waarborg- en sociaal fonds zal jaarlijks een enveloppe vastleggen voor het sectoraal opleidingsgebeuren die de globale werkgeversbijdrage van 0,30 pct. niet kan overstijgen. De statuten van het waarborg- en sociaal fonds zullen in die zin aangepast worden. HOOFDSTUK VI. - Conventioneel voltijds brugpensioen

Art. 13.Ondertekenende partijen verbinden zich ertoe, met het oog op de uitvoering van de kaderovereenkomst van 28 september 2006 en voor zover de reglementering dergelijke brugpensioenstelsels toelaat, de nodige afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot de verschillende stelsels van conventioneel brugpensioen. Deze collectieve arbeidsovereenkomsten zullen voorzien in de aanwending van de wettelijke mogelijkheden inzake conventioneel brugpensioen tijdens de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010.

Art. 14.De werklieden die vanaf 1 januari 2007 tot één van de sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot het conventioneel brugpensioen mogelijk maken evenals aan één van de volgende an-ciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren, waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt verwezen naar de reglementaire bepalingen terzake.

Art. 15.De sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, zullen volgende garantieregeling voorzien : de aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR bruto per maand, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor werklieden, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet tot gevolg hebben dat het totaal bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen hoger komt te liggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding voor de werknemer zonder gezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor Pensioenen.

Art. 16.§ 1. Aan de werklieden die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 tot één van de sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten, ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid. § 2. Aan de werklieden die vanaf 1 juli 2007 tot één van de verschillende brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, wordt de aanvullende vergoeding betaald door de werkgever, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, maar onverminderd de toepassing van de garantieregeling bedoeld in artikel 15, bij het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" kan terugvorderen.

De bijzondere werkgeversbijdragen,opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten, worden eveneens door de werkgever betaald aan de Rijksdienst voor Pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Het bedrag van deze bijzondere werkgeversbijdragen, verschuldigd op het bedrag van de aanvullende vergoeding, berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, maar onverminderd de toepassing van de garantieregeling bedoeld in artikel 15, kan eveneens door de werkgever bij het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" teruggevorderd worden.

De raad van beheer van het fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het fonds.

Art. 17.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK VII. - Conventioneel halftijds brugpensioen

Art. 18.Tijdens de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 wordt, overeenkomstig de wettelijke mogelijkheden en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, voorzien in de invoering van een stelsel van halftijds brugpensioen.

Ondertekenende partijen zullen hiertoe, voor zover de reglementering dergelijk brugpensioenstelsel toelaat, de nodige afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten sluiten, die de nadere regels van dit conventioneel halftijds brugpensioen zullen vastleggen.

Art. 19.§ 1. Aan de werklieden die in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 tot het halftijds brugpensioen toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds neemt eveneens de eventuele bijzondere werkgeversbijdragen ten laste. § 2. Aan de werklieden die in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2010 tot het halftijds brugpensioen toetreden, wordt de aanvullende vergoeding door de werkgever betaald, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag voorzien in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad, bij het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" kan terugvorderen. De werkgever kan eveneens de kost van eventuele bijzondere werkgeversbijdragen bij het fonds terugvorderen.

De raad van beheer van het fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het fonds.

Art. 20.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK VIII. - Waarborg- en sociaal fonds

Art. 21.Het stelsel van sociale begeleiding, voorzien in artikel 28 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004 en verlengd gedurende de jaren 2005 en 2006, wordt gedurende de jaren 2007 tot en met 2010 onder dezelfde voorwaarden verder gezet.

Art. 22.Ten vroegste vanaf 2009 kan het bedrag van het niet-terugvorderbaar voorschot van de sociale toelage, zoals voorzien in artikel 7 van de statuten van het waarborg- en sociaal fonds, maximaal opgetrokken worden tot het RSZ-vrije bedrag, op voorwaarde dat de jaarrekeningen van het fonds dit toelaten en mits een unanieme beslissing van de raad van beheer van het fonds.

Art. 23.Het waarborg- en sociaal fonds stelt voor de jaren 2007 tot en met 2010 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit. De verhoudingsgewijze toewijzing van dit bedrag aan de drie ondertekenende werknemersorganisaties gebeurt op dezelfde manier als voor de collectieve arbeidsovereenkomst 2001-2002.

Art. 24.In de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 10 december 1971 en 5 mei 1974 inzake de vorming ingericht door de vakorganisaties, wordt een artikel 3bis ingevoegd, met volgende tekst : «

Art. 3bis.a) Voor de toepassing van de sectorale regeling met betrekking tot maaltijdcheques, ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 houdende toekenning van maaltijdcheques, worden dagen syndicale vorming textiel, zoals bedoeld door deze collectieve arbeidsovereenkomst, met effectief gepresteerde dagen gelijkgesteld. Voor deze dagen wordt eveneens een maaltijdcheque toegekend. b) Het patronaal aandeel in deze maaltijdcheque kan door de werkgever opgenomen worden in de terugvordering, zoals bedoeld in artikel 3, littera b) van deze collectieve arbeidsovereenkomst.»

Art. 25.De statuten van het waarborg- en sociaal fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK IX. - Fonds voor bestaanszekerheid

Art. 26.Met uitzondering van de minimumleeftijd waarop de overstap van het vervroegd ondernemingsbrugpensioen naar het algemeen sectoraal brugpensioen kan gebeuren, die met ingang van 1 juli 2007, vastgesteld wordt op 60 jaar, wordt de overstapregeling tijdens de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2010 verder gezet.

De modaliteiten van deze overstapregeling worden vastgelegd in een beslissing van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Art. 27.De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK X. - Maaltijdcheques

Art. 28.Vanaf 1 april 2007 worden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, maaltijdcheques toegekend.

Met betrekking tot de toekenning van deze maaltijdcheques zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die integrerend deel uitmaakt van deze overeenkomst.

Art. 29.In de bedrijven waar reeds maaltijdcheques toegekend worden, al of niet voor het maximale bedrag, zal op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel toegekend worden, dat kostenneutraal is ter attentie van de sectorale regeling met betrekking tot maaltijdcheques, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 houdende toekenning van maaltijdcheques. HOOFDSTUK XI. - Tijdelijke werkloosheid

Art. 30.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om tijdens de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010, in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, in het kader van de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de nodige eenparige positieve adviezen uit te brengen, met het oog op het bekomen van de verlenging van de bestaande afwijkingsbesluiten inzake tijdelijke werkloosheid. HOOFDSTUK XII. - Collectieve arbeidsovereenkomst - Productiviteit

Art. 31.Rekening houdende met de sociaal-economische context engageren de drie werknemersorganisaties zich om in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk een verklaring af te leggen in verband met een verantwoord gebruik van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1958 betreffende de toekenning van een productiviteitspremie aan de arbeiders en arbeidsters in de textiel- en breigoednijverheid. HOOFDSTUK XIII. - Stimulerend industrieel beleid

Art. 32.De drie werknemersorganisaties engageren zich om samen met Febeltex actief te ijveren voor een stimulerend industrieel beleid, met bijzondere aandacht voor de concurrentiepositie van de ondernemingen en voor het behoud van de tewerkstelling. Daarnaast verklaren alle sociale organisaties zich bereid om op structurele en regelmatige basis overleg te plegen in verband met de ruime sociaal-economische problematiek. HOOFDSTUK XIV. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen van de contracterende partijen

Art. 33.Deze overeenkomst bepaalt het geheel van de nieuwe sociale voordelen en is van toepassing vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010, met uitzondering van de artikelen 10, 11, 16, § 2, 19, § 2, 24, 28 en 29 die voor onbepaalde duur gelden.

Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt : a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering van de maatregelen, die getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen, met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethodes;b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging of de werkgevers;c) de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak, en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen;d) wanneer zich op sectoraal- of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake het sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Art. 34.De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing van de bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgesteld.

Art. 35.De bepalingen van de artikelen 10, 11, 16, § 2, 19, § 2, 24, 28 en 29, die voor onbepaalde duur gelden, kunnen opgezegd worden door elk van de ondertekenende partijen mits inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen.

HOOFSTUK XV. - Algemeen verbindend verklaring

Art. 36.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 november 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^