Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 oktober 2006
gepubliceerd op 20 oktober 2006

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de bedrijfsgeassisteerde keuring in pluimveeslachthuizen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2006023084
pub.
20/10/2006
prom.
06/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/06/2006023084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de bedrijfsgeassisteerde keuring in pluimveeslachthuizen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid artikel 5, § 3, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;

Overwegende verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, gewijzigd bij Verordeningen (EG) nr. 882/2004 van 29 april 2004, (EG) nr. 2074/2005 van 5 december 2005 en (EG) nr. 2076/2005 van 5 december 2005;

Overwegende verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004;

Gelet op het advies 38-2005 van het bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ingestelde Wetenschappelijk Comité, gegeven op 26 september 2005;

Gelet op advies nr. 40.456/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° slachthuis : pluimveeslachthuis;3° bedrijfsassistent : personeelslid van het slachthuis dat de opleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de proef als bedoeld in artikel 10;4° bedrijfsgeassisteerde keuring : keuring waarbij de officiële dierenarts wordt bijgestaan door bedrijfsassistenten, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;5° bedrijfsdierenarts : dierenarts van het slachthuis die optreedt als eerste contactpersoon voor de officiële dierenarts;6° PCE : Provinciale controle-eenheid van het Agentschap;7° evisceratielijn : elk gedeelte van de slachtlijn waarop het verwijderen van de ingewanden gebeurt, in voorkomend geval na uitsplitsing van de slachtlijn. § 2. Zijn eveneens van toepassing de definities bedoeld in de verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsgeassisteerde keuring

Art. 2.Om de taken in bijlage II bij dit besluit door de bedrijfsassistenten te mogen laten uitvoeren moet het slachthuis daartoe door het Agentschap vergund zijn.

Art. 3.Om deze vergunning te verkrijgen, moeten de slachthuizen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de autocontrole ingevoerd bij toepassing van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen, valt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts;2° overeenkomstig bovenvermelde verordening (EG) nr.854/2004 van 29 april 2004, vóór de indiening van de aanvraag, de goede hygiënepraktijken en de op HACCP-beginselen gebaseerde procedures sedert ten minste twaalf maanden zonder problemen toepassen en beschikken over een internationaal erkende certificering. Evenwel, overeenkomstig verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004, wordt de inrichting van deze internationale erkende certificering vrijgesteld op voorwaarde dat de exploitant van het slachthuis kan aantonen dat hij een certificeringsprocedure heeft ingevoerd en verder toegepast; 3° beschikken over het aantal opgeleide bedrijfsassistenten als bepaald in bijlage III.

Art. 4.Om de in artikel 2 bedoelde vergunning te verkrijgen, dient de slachthuisexploitant bij aangetekende brief een aanvraag in bij het hoofd van de PCE van de plaats waar de inrichting zich bevindt.

Die aanvraag moet vergezeld gaan van alle documenten waaruit blijkt dat aan de in artikel 3, 1° en 2° bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

Art. 5.§ 1. Het Agentschap voert een administratief en technisch onderzoek uit en stelt de aanvrager binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag in kennis van het resultaat. § 2. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, deelt het hoofd van PCE aan de slachthuisexploitant mede dat hij de in artikel 10, § 1, bedoelde opleiding mag organiseren en duidt een officiële dierenarts aan, die overeenkomstig artikel 11, § 1, een gedeelte van deze opleiding geeft.Het hoofd van PCE stelt eveneens de voor het slachthuis verantwoordelijke officiële dierenarts in kennis van de organisatie en van het verloop van de opleiding voor de personeelsleden. § 3. Indien voldaan is aan alle in artikel 3 bedoelde voorwaarden, verleent het Agentschap aan de slachthuisexploitant de vergunning.

Art. 6.§ 1. Tijdens de eerste drie maanden na de invoering van de bedrijfsgeassisteerde keuring wordt het aantal officiële dierenartsen dat aanvankelijk gelijktijdig bij de keuring na het slachten aanwezig was, gehalveerd. § 2. Na afloop van deze periode wordt dit aantal officiële dierenartsen verlaagd tot het aantal dat vereist is om de taken uit te voeren die hun zijn toegewezen bij de keuring na het slachten en in verband met het toezicht op de bedrijfsgeassisteerde keuring.

De keuring na het slachten mag alleen worden uitgevoerd als ten minste één officiële dierenarts aanwezig is. § 3. De taken van de bedrijfsassistenten worden uitgevoerd onder onmiddellijk toezicht van de officiële dierenarts. De bedrijfsassistenten volgen alle schriftelijke en mondelinge instructies van de officiële dierenarts. Zij verlenen de officiële dierenarts de vereiste medewerking en verstrekken alle informatie die nuttig kan zijn met betrekking tot het nemen van een beslissing omtrent de keuring.

Art. 7.§ 1. De officiële dierenarts stelt de lijst op van de personeelsleden die in aanmerking komen om de taken van bedrijfsassistent uit te voeren. Hij verstrekt aan de slachthuisexploitant een kopie van de originele lijst en elke bijgewerkte versie. § 2. De slachthuisexploitant deelt aan de officiële dierenarts onverwijld alle wijzigingen mede die betrekking hebben op de lijst van bedrijfsassistenten. § 3. Indien een bedrijfsassistent zijn taak niet naar behoren uitvoert of zich niet schikt naar de instructies van de officiële dierenarts, mag deze hem van de in § 1 bedoelde lijst schrappen. § 4. Indien het aantal bedrijfsassistenten terugloopt onder de norm zoals bepaald in bijlage III, zet de slachthuisexploitant ten laatste bij het bereiken van 75 % van deze norm de in artikel 10 bedoelde opleiding op. Hij dient daartoe tevens het hoofd van de PCE tijdig te verzoeken een officiële dierenarts aan te wijzen die het hem overeenkomstig artikel 11, § 1, voorbehouden gedeelte van de opleiding zal verstrekken. § 5. Indien het aantal bedrijfsassistenten daalt tot minder dan 75 % van de in bijlage III opgelegde norm en de slachthuisexploitant niet kan aantonen dat hij de in artikel 10, § 1, 1°, bedoelde opleiding heeft opgezet om dit tekort op te vangen, schorst het hoofd van de PCE de vergunning in verband met de bedrijfsgeassisteerde keuring tot wanneer de naleving van de norm gegarandeerd is.

Indien deze schorsing ononderbroken blijft gedurende één jaar, start het hoofd van de PCE de procedure tot intrekking van de vergunning overeenkomstig artikel 9 op.

Art. 8.§ 1. Indien het algemene hygiënepeil in het slachthuis daalt als gevolg van de bedrijfsgeassisteerde keuring maant de officiële dierenarts de slachthuisexploitant de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen en stelt daartoe een termijn vast. Deze termijn mag ten hoogste één week bedragen.

Als de bedrijfsassistenten hun taken niet naar behoren uitvoeren of als het aantal assistenten dat nodig is om de evisceratielijn volgens de aanwijzingen van de officiële dierenarts te bemannen niet aanwezig is, kan de laatstgenoemde noodmaatregelen opleggen en zo nodig het slachten stopzetten. De slachthuisexploitant is gehouden daaraan onmiddellijk nuttig gevolg te geven. § 2. Indien de tekortkomingen bedoeld in § 1 aanhouden kan het hoofd van de PCE, op grond van het verslag van de officiële dierenarts, besluiten gedurende een termijn van ten hoogste 2 weken het aantal officiële dierenartsen ingezet bij de keuring na het slachten te verhogen § 3. Als de tekortkomingen aanhouden na termijn bedoeld in § 2, schorst het hoofd van de PCE de bedrijfsgeassisteerde keuring en start de procedure tot intrekking van de vergunning overeenkomstig artikel 9 op.

Art. 9.§ 1. Wanneer er redenen zijn om de in artikel 2 bedoelde vergunning in te trekken, wordt de slachthuisexploitant door het hoofd van de PCE bij middel van een aangetekende brief in kennis gesteld van de geplande maatregel en van de redenen waarop deze berust. § 2. De slachthuisexploitant kan zijn bezwaren binnen tien dagen bij aangetekende brief meedelen aan het hoofd van de PCE. § 3. De betrokken PCE onderzoekt de bezwaren en voert een nieuwe controle uit. § 4. De Gedelegeerd bestuurder van het Agentschap of diens gemachtigde beschikt vanaf de datum van ontvangst van de bezwaren over een termijn van dertig dagen om een beslissing te nemen.

Van de met redenen omklede beslissing van de Gedelegeerd bestuurder of diens gemachtigde wordt kennis gegeven aan de slachthuisexploitant met een ter post aangetekende brief. HOOFDSTUK III. - Bedrijfsassistenten

Art. 10.§ 1. Om bedrijfsassistent te worden, moeten de personeelsleden van de slachthuizen : 1° een door de slachthuisexploitant opgezette opleiding volgen;2° slagen in een door het Agentschap afgenomen praktische en theoretische proef over de inhoud van voornoemde opleiding. § 2. De bedrijfsassistenten worden geëvalueerd op hun kennis en competentie door de officiële dierenarts.

Art. 11.§ 1. De inhoud van de in artikel 10 bedoelde opleiding is vastgelegd in bijlage I. De opleiding bestaat uit een theorie- en een praktijkgedeelte. Het praktijkgedeelte wordt in het slachthuis gegeven. De delen over inrichting en hygiëne uit bijlage I worden door de bedrijfsdierenarts gegeven. Het deel over het geslacht pluimvee en het vlees uit bijlage I wordt door de aangestelde officiële dierenarts gegeven. § 2. Over het deel betreffende het geslacht pluimvee en het vlees uit bijlage I, dat gegeven wordt door de aangestelde officiële dierenarts. dient elke kandidaat bedrijfsassistent een opleiding van minimum 30 uren te volgen. § 3. De slachthuisexploitant dient een hernieuwde of aanvullende opleiding voor de bedrijfsassistenten op te zetten, op aangeven van de officiële dierenarts, inzonderheid ingevolge de vaststellingen bij de evaluatie van de bedrijfsassistenten. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 12.De exploitant van het slachthuis waar de bedrijfsgeassisteerde keuring, vóór het in werking treden van dit besluit, gebeurt bij wijze van proefproject, kan op deze maatregel aanspraak blijven maken tot wanneer uitspraak wordt gedaan omtrent de in artikel 4 bedoelde vergunningsaanvraag en voor zover deze binnen een maand na de inwerkingtreding van dit besluit werd ingediend. De aanvraag is vergezeld van de lijst van de personeelsleden van het slachthuis die in aanmerking komen om de taken van bedrijfsassistent uit te voeren.

Art. 13.De personeelsleden van de slachthuizen die dezelfde taken uitvoerden als in bijlage II tijdens het proefproject, worden gelijkgesteld met bedrijfsassistenten.

Art. 14.Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage I Inhoud van de opleiding voor de bedrijfsassistenten De praktische en theoretische opleiding voor bedrijfsassistenten heeft betrekking op en de proeven bevestigen de kennis van de volgende "eindtermen". 1. De inrichting : - de bedwelmingsmethoden en de werking ervan kunnen beschrijven en benoemen; - het slachtproces kunnen omschrijven en benoemen; 2. De hygiëne : - kunnen uitleggen wat correcte persoonlijke hygiëne is; - kunnen uitleggen hoe zich te gedragen bij bezoedeling van handen en materiaal; - kunnen uitleggen hoe op hygiënisch correcte wijze omgegaan moet worden met vlees; - zich correct kunnen gedragen op het gebied van hygiëne met betrekking tot de inrichting en met betrekking tot het slachten. 3. Het geslachte pluimvee en het vlees : - onderscheid kunnen maken tussen de diverse diersoorten die in de inrichting geslacht worden, en dit zowel op de levende dieren als op de karkassen als op de slachtafvallen; - het onderscheid kunnen maken tussen de verschillende orgaanstelsels en hun onderdelen benoemen : huid en bevedering, ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, circulatiestelsel, urinair stelsel en voortplantingsstelsel; - voor de hierboven vermelde orgaanstelsels onderscheid kunnen maken tussen normale gezonde organen en organen met afwijkingen; - in algemene termen kunnen omschrijven wat geschikt is voor menselijke consumptie; -voor de karkassen onderscheid kunnen maken tussen karkassen geschikt voor menselijke consumptie en karkassen ongeschikt voor menselijke consumptie; - een beslissing kunnen nemen over het al dan niet verwijderen van karkassen. - fouten in transport, lossen of in het slachtproces, die afwijkingen op het karkas veroorzaken, als dusdanig kunnen herkennen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 oktober 2006 tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de bedrijfsgeassisteerde keuring in pluimveeslachthuizen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage II Taken van de bedrijfsassistenten 1. de karkassen visueel onderzoeken en zo nodig betasten van de volgende delen : a.de buitenkant van het karkas, zonder kop en poten, behalve wanneer deze bestemd zijn voor menselijke consumptie, b. de ingewanden, c.de holte van het karkas.

Hierbij moeten de nodige voorzorgen worden genomen om verontreiniging van vlees ten gevolge van het betasten te voorkomen en in elk geval tot een minimum te beperken. 2. Letten op : a.afwijkingen inzake consistentie, kleur en geur en uitzicht van de karkassen, b. belangrijke afwijkingen veroorzaakt door de slachtwerkzaamheden, c.de goede werking van de slachtinstallatie. 3. De karkassen die naar hun oordeel ongeschikt zijn voor menselijke consumptie verwijderen en ter beschikking stellen van de officiële dierenarts. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 oktober 2006 tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de bedrijfsgeassisteerde keuring in pluimveeslachthuizen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage III Normen en bezetting voor de bedrijfsassistenten De norm voor het vereist aantal opgeleide bedrijfsassistenten waarover het slachthuis moet beschikken, bedraagt minimaal drie. Indien de slachtcapaciteit 2000 geslachte dieren of een veelvoud daarvan per uur overschrijdt, wordt de norm telkens verhoogd met drie.

De reële bezetting per evisceratielijn gebeurt steeds volgens aanwijzing van de officiële dierenarts. Hij houdt daarbij rekening met volgende richtsnoeren : - als normale bezetting geldt de norm die het Agentschap zelf voor het inzetten van de keurders gebruikt, - de normale bezetting kan verhoogd worden ingevolge het resultaat van de beoordeling van de gezondheidstoestand van het gevogelte of ingevolge andere noodwendigheden De officiële dierenarts kan, indien hij dat nodig acht, de wisseling van de bedrijfsassistenten vorderen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 oktober 2006 tot vaststelling van de voorwaarden betreffende de bedrijfsgeassisteerde keuring in pluimveeslachthuizen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^