Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 oktober 2015
gepubliceerd op 21 oktober 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2015022361
pub.
21/10/2015
prom.
06/10/2015
ELI
eli/besluit/2015/10/06/2015022361/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel de huidige reglementering inzake de cumulatie van een overlevingspensioen in het werknemersstelsel met andere rust- of overlevingspensioenen aan te passen. 1. Opzet van het koninklijk besluit Voorliggend ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers teneinde de berekening van het grensbedrag inzake cumulatie met een overlevingspensioen op basis van de jaren van gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling af te schaffen. Om het grensbedrag te bepalen dat de cumulatie van een rustpensioen en een overlevingspensioen regelt, voorziet de reglementering momenteel de bepaling van twee grensbedragen.

Het eerste grensbedrag stemt overeen met 110% van het bedrag van het overlevingspensioen dat aan de langstlevende echtgenoot zou zijn toegekend als de overledene een volledige loopbaan gepresteerd had. Om dat volledig overlevingspensioen vast te stellen wordt het bedrag van het overlevingspensioen vermenigvuldigd met de omgekeerde loopbaanbreuk die wordt uitgedrukt in jaren.

Gezien de berekening in jaren is het zinvol een tweede grensbedrag vast te stellen. Wanneer het overlevingspensioen gebaseerd is op een loopbaan met veel onvolledige jaren en dus met lage pensioenopbrengsten, zou het eerste grensbedrag geen getrouwe weergave zijn van de gedachte de cumulatiegrens vast te leggen op 110% van een volledig overlevingspensioen.

Het tweede grensbedrag stemt dan ook overeen met 110% van een alternatief volledig overlevingspensioen. Dat alternatief volledig overlevingspensioen wordt bekomen door zowel voor het bedrag als voor de teller van de loopbaanbreuk enkel rekening te houden met de jaren van gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling. Daardoor worden de pensioenopbrengsten van zeer onvolledige jaren buiten beschouwing gelaten en wordt over het algemeen een hoger pensioenbedrag bekomen.

Voor de overlevingspensioenen die zijn ingaan vanaf 1 januari 2015 geldt de noodzaak voor de berekening van een tweede cumulatiegrens niet meer.

Het belang van een pensioen zal dan immers niet meer uitgedrukt worden in het aantal jaren met pensioenverzekering ten opzichte van het aantal jaren voor een volledige loopbaan (bijvoorbeeld 44/45ste) maar wel in dagen met pensioenverzekering (voltijdse dagequivalenten) ten opzichte van het aantal dagen voor een volledige loopbaan (bijvoorbeeld 13.728/14.040).

Daar waar de oude uitdrukking zeer onvolledige jaren kon bevatten, is dat niet meer het geval bij de nieuwe uitdrukking. In de nieuwe uitdrukking is iedere dag een voltijdse dagequivalent, terwijl in de oude uitdrukking een jaar 1 tot 312 dagen kan bevatten.

De eerste cumulatiegrens wordt voor de overlevingspensioenen die vanaf 1 januari 2015 ingaan dan ook berekend op basis van 110% van een volledig overlevingspensioen dat berekend wordt door het bedrag van het overlevingspensioen te vermenigvuldigen met de omgekeerde loopbaanbreuk uitgedrukt in dagen.

Het heeft dan ook geen zin meer een tweede cumulatiegrens vast te stellen. De overwegingen inzake de onvolledigheid van een volledig overlevingspensioen gaan immers niet meer op.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State in zijn advies 57.957/1/V van 4 september 2015 kan opgemerkt worden dat met name ten gevolge de hervorming van de bepalingen betreffende de eenheid van loopbaan, gebaseerd op de inachtneming van gepresteerde en gelijkgestelde voltijdse dagequivalenten en niet op loopbaanjaren, deze cumulatiegrens irrelevant is geworden.

Bovendien zal, gezien deze hervorming en het beheer van de gevallen sinds 1 januari 2015 conform deze hervorming, het feit dat het huidig koninklijk besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2015 geen nadelige herzieningsbeslissing voor de gerechtigden veroorzaken.

Deze wijziging van de reglementering heeft aldus uitwerking met ingang van 1 januari 2015 en dit voor de overlevingspensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2015 ingegaan zijn. Het oude tweede grensbedrag wordt dus behouden voor de overlevingspensioenen die gebaseerd zijn op rustpensioenen die voor deze datum zijn ingegaan en waarbij het belang uitgedrukt werd in jaren. 2. Commentaar van de artikelen Artikel 1 brengt twee wijzigingen aan in het artikel 52 van het voormeld koninklijk besluit van 21 december 1967. De bepaling onder 1° heft paragraaf 3 op dat de cumulatiegrens vastlegt die uitsluitend gegrond is op de jaren met gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling.

De bepaling onder 2° vervangt paragraaf 4 teneinde deze in overeenstemming te zetten met de opheffing van paragraaf 3.

Artikel 2 voorziet dat de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn op de overlevingspensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2015 zijn ingegaan. De overlevingspensioenen die voortvloeien uit een rustpensioen toegekend vóór 1 januari 2015 worden echter niet getroffen.

Artikel 3 legt de datum van inwerkingtreding van dit besluit met terugwerkende kracht vast op 1 januari 2015.

Artikel 4 preciseert dat de minister bevoegd voor Pensioenen belast is met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE

Raad van State, afdeling Wetgeving advies 57.957/1/V van 4 september 2015 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers ' Op 22 juli 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Pensioenen verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege verlengd tot 7 september 2015,(*) een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.

Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 18 augustus 2015. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Koen Muylle en Patricia De Somere, staatsraden, Bruno Peeters, assessor, en Wim Geurts, griffier. Het verslag is uitgebracht door Wendy Depester, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 september 2015. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Daarnaast bevat dit advies ook nog een opmerking over een ander punt.

Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling Wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Ingevolge de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014022175 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het pensioenstelsel voor werknemers rekening houdend met het principe van de eenheid van loopbaan sluiten `tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het pensioenstelsel voor werknemers rekening houdend met het principe van de eenheid van loopbaan', wordt de eenheid van loopbaan, wat betreft de overlevingspensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2015, in dagen in plaats van in jaren uitgedrukt.Het cumulatieplafond wordt vanaf 1 januari 2015, voor de overlevingspensioenen die vanaf 1 januari 2015 ingaan, berekend op basis van 110% van een volledig overlevingspensioen, te vermenigvuldigen met de omgekeerde loopbaanbreuk uitgedrukt in dagen.

Hierdoor is het cumulatieplafond bepaald in artikel 52, § 3, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 overbodig geworden. De overwegingen inzake de onvolledigheid van een volledig overlevingspensioen gaan immers niet meer op.

Het om advies voorgelegd ontwerp van koninklijk besluit strekt er dan ook toe artikel 52, § 3, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 `tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers' (hierna: het koninklijk besluit van 21 december 1967) met ingang van 1 januari 2015 op te heffen, en, naar aanleiding van deze opheffing, een kleine technische wijziging aan te brengen in artikel 52, § 4, van het koninklijk besluit van 21 december 1967. 3. Het ontwerp van besluit vindt rechtsgrond in artikel 20 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.

Onderzoek van de tekst Artikel 3 4. Overeenkomstig artikel 3 van het ontwerp "treedt dit besluit in werking op (lees: heeft dit besluit uitwerking met ingang van) 1 januari 2015". Uit vaste adviespraktijk van de Raad van State, afdeling Wetgeving, volgt dat terugwerkende kracht van besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar is, met name ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke machtiging bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel voordelen toekent, of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en erdoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Voor zover de ontworpen regeling, in vergelijking met de op te heffen bepaling, nadeliger zou kunnen zijn voor bepaalde gepensioneerden, dient de datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling te worden aangepast.

De griffier Wim Geurts De voorzitter Jo Baert _______ Nota (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege wordt verlengd met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus.

6 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 20, gewijzigd bij de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 27 april 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2015;

Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies nr. 57.957/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 52 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen door het koninklijk besluit van 21 mei 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 3 wordt opgeheven;2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Bij de vaststelling van de in § 2 beoogde som wordt geen rekening gehouden met het bedrag van het supplement.".

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de overlevingspensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste zijn ingaan op 1 januari 2015 en, desgevallend, voortvloeien uit een rustpensioen dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste is ingegaan op 1 januari 2015.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Art. 4.De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 oktober 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE

^