Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 december 2007
gepubliceerd op 18 december 2007

Koninklijk besluit met betrekking tot institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2° van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003552
pub.
18/12/2007
prom.
07/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/07/2007003552/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit met betrekking tot institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2° van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd beoogt uitvoering te geven aan de door de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles geboden mogelijkheid om over te gaan tot de creatie van institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

De desbetreffende bepalingen van de wet van 20 juli 2004 dewelke tevens de voornaamste bevoegdheidsopdragende bepalingen zijn voor het onderhavig besluit, zijn inwerking getreden ingevolge het koninklijk besluit van 7 december 2007 betreffende de inwerkingtreding van de artikelen 97 tot 99, 107, 110, lid 1, en 112 van de wet van 20 juli 2004.

In een eerste fase zal de door deze wettelijke mogelijkheid geboden uitvoering beperkt blijven tot de instellingen die kiezen voor de categorie van toegelaten beleggingen in financiële instrumenten en liquide middelen. Ter zake verwijst het besluit naar de definitie van financieel instrument zoals die is opgenomen in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002. Dit wettelijk begrip zal trouwens zelf vanaf 1 november 2007 aangepast zijn conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten.

Analoog aan het technische model van de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen, laat de creatie van de institutionele instellingen voor collectieve belegging in financiële instrumenten en liquide middelen toe diepgang te geven aan de institutionele markten inzake financial assets en pensioenvorming.

De verdieping zal de professionalisering van de in de pensioenmarkt actieve partijen bevorderen en tegelijk een stimulans zijn voor de uitbouw van België tot een attractief kader voor de bedrijfspensioenfondsen in Europees en internationaal perspectief.

Het besluit voorziet binnen die categorie van toegelaten beleggingen, onverminderd enkele basisprincipes inzake bv. belangenconflicten, geen strikt kader van verbodsbepalingen en verplichtingen zoals die bijvoorbeeld voorzien zijn voor openbare instellingen voor collectieve beleggingen in de artikelen 58 e.v. van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging. Het staat de door dit besluit beoogde instellingen evenwel vrij op contractuele basis in hun beheerreglement en/of statuten beperkingen te voorzien ten aanzien van bv. de mogelijkheid om effecten uit te lenen en/of cessie-retrocessieovereenkomsten aan te gaan.

Na overleg met de sector werd er gezien de toegelaten groep van beleggers voor geopteerd om niet te voorzien in een bijzondere vorm van toezicht door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

De betrokken instellingen zullen zich enkel dienen in te schrijven op een door de FOD Financiën bij te houden lijst, naar analogie met wat reeds in de wet van 20 juli 2004 werd voorzien inzake de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen (artikel 108 van de wet van 20 juli 2004) en de private privaks (artikel 123 van de wet van 20 juli 2004). De bevoegdheidsdelegatie aan de Koning bij toepassing van de artikelen 97 tot 99, 107, 110 lid 1 van de wet van 20 juli 2004 biedt terzake een voldoende rechtsgrond (met inbegrip voor de techniek van de schrapping waarin door het voorgestelde besluit wordt voorzien). Voor de goede orde wordt daarbij gepreciseerd dat de tussenkomst van de FOD Financiën zich beperkt tot het materieel bijhouden van de lijst zonder dat door de FOD Financiën terzake enige vorm van inhoudelijk toezicht wordt uitgeoefend. De FOD Financiën neemt geen verantwoordelijkheid op zich.

De aanvraag tot inschrijving op de lijst voorzien in artikel 3 mag desgewenst gebeuren met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. In het kader van het streven naar administratieve vereenvoudiging is het geen verplichte formaliteit. Mits volledigheid van de aanvraag (zie artikel 3) zal de FOD Financiën in de vermelde termijn de inschrijving bevestigen (zie artikel 4) en zorgt zij voor de nodige bekendmakingen (zie artikels 5 en 6).

Het voornoemde neemt uiteraard niet weg dat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen indien zij er in het kader van een zogenaamde perimetercontrole kennis van zou krijgen dat de betrokken instelling zich bv. niet strikt houdt aan de voorwaarde inzake toegelaten beleggers ten gevolge waarvan de activiteiten van de betrokken instelling onder het toepassingsgebied van andere bepalingen van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles en haar uitvoeringsbesluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging zouden vallen, naast het indienen van een vraag tot schrapping bij de FOD Financiën overeenkomstig artikel 6, § 1, 2° van het besluit kan overgaan tot het instellen van een vordering bij toepassing van artikel 220 van de wet van 4 december 1990 op financiële transacties en de financiële markten.

De schrapping op vraag van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in artikel 6, § 1, 2°, van het besluit is een bevoegdheid die haar wordt toegekend niet uit hoofde van artikel 92 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles maar kadert in haar algemene bevoegdheid ten aanzien van publieke instellingen voor collectieve belegging alsook in de uitoefening van de zogenaamde perimetercontrole. Dit beantwoordt de bemerking over artikel 6 in het advies van de Raad van State.

Daarnaast is tevens rekening te houden met het toezicht dat door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en buitenlandse autoriteiten wordt uitgeoefend over de bewaarder en beheervennootschap zelf als gereglementeerde marktpartijen in samenhang met het institutioneel karakter van het beoogde collectief beheer.

Vanuit hetzelfde perspectief werd er eveneens voor geopteerd geen gebruik te maken van de door artikel 112 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles geboden mogelijkheid om de artikelen 80 tot en met 96 van dezelfde wet uit te breiden tot de door dit besluit beoogde groep van institutionele instellingen voor collectieve belegging.

Dit neemt niet weg dat bij wege van bijzondere bepaling van dit besluit toch de tussenkomst van een erkend revisor wordt opgelegd en dat naar analogie met de geest van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles wordt voorzien in beperkingen ten aanzien van welke entiteiten kunnen optreden als beheervennootschap.

De keuze van een erkend revisor is niet strikt vereist voor de controle van de jaarrekeningen die immers opgesteld zijn volgens de wet van 17 juli 1975 op de vennootschapsboekhouding. De keuze is eerder ingegeven door zijn grotere vertrouwdheid met de werking van de financiële markten en financiële instellingen.

Aan de door dit besluit beoogde groep van institutionele instellingen voor collectieve belegging wordt een ruime vrijheid gelaten om via hun statuten en/of beheerreglement te voorzien in de regels inzake toegelaten beleggingen. Er wordt dan ook niet, zoals voorgeschreven door artikel 65 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ten aanzien van de openbare instellingen voor collectieve beleggingen, voorzien in dwingende regels inzake risico-spreidingscoëfficiënten noch voorzien in enig verbod ter zake enige door artikel 65, 4°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles opgesomde verrichtingen. Die verrichtingen zullen dan ook toegelaten zijn voor de door dit besluit beoogde groep van institutionele instellingen voor collectieve belegging voor zover deze (naar gelang van de door de institutionele instelling voor collectieve belegging gekozen benadering) hetzij kaderen in het beleggingsbeleid als in concreto beschreven in hun statuten en/of beheerreglement hetzij niet verboden zijn door de beperkingen die in die statuten en/of beheerreglement worden aangebracht aan de voor het overige algemene handelingsbekwaamheid van de institutionele instelling voor collectieve belegging en voor het overige onder voorbehoud van de eerbiediging van de algemene beginselen waarnaar wordt verwezen in artikel 26 van dit besluit.

De relaties tussen de institutionele instelling voor collectieve belegging en de door haar aan te stellen bewaarder en desgevallend derde belast met het beheer zullen van contractuele aard zijn. Ten aanzien van het beheer zal dit dus de vorm aannemen van een « delegatie » eerder dan de figuur van de « aanstelling » zoals die geldt voor de beheervennootschappen ten aanzien van bepaalde vormen van openbare instellingen voor collectieve belegging.

Het wettelijk begrip « collectief beheer » zelf impliceert dat er meerdere investeerders zijn. Artikel 99, § 4, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles laat evenwel de eenhoofdigheid toe.

Voornamelijk tijdens een opstartfase en/of naar het einde van de betrokken instelling toe, is die strikte eenhoofdigheid dus eerder als een wettelijk toegelaten uitzondering te aanzien, die geen afbreuk doet aan de kwalificatie van de instelling als instelling voor « collectief beheer ».

De bepaling in artikel 40 brengt een technische verbetering aan bij één van de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak. Inderdaad, artikel 345 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen heeft artikel 143 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten opgeheven. De wijziging beoogt dan ook enkel een verwijzing in te voegen naar de juiste machtigingsbepaling, zoals die vandaag van kracht is.

Het advies van de Raad van State werd in de mate van het mogelijke gevolgd. Hierbij kunnen de volgende punten worden aangestipt.

De Raad van State heeft in zijn advies een aantal tekstvoorstellen geformuleerd zoals met betrekking tot artikel 18, §1 en § 2, en de inleiding §3, en artikel 20. Vanuit redactioneel oogpunt werd ervoor geopteerd om de oorspronkelijke tekst te behouden.

Met betrekking tot artikel 4 van dit besluit werd het advies van de Raad van State gevolgd en zijn de alinea's die betrekking hadden op een vereenvoudigde procedure tot schrapping van de lijst van de openbare ICB's, weggelaten.

Met betrekking tot Hoofdstuk IV dat de activiteit van de beheervennootschap regelt, wordt gesteund op artikel 110, eerste lid, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

De bepalingen in artikel 12 zijn nodig omdat het beheer de vorm aanneemt van een « delegatie » eerder dan de figuur van « aanstelling », zoals die geldt voor de beheervennootschappen ten aanzien van bepaalde vormen van openbare instellingen voor collectieve belegging.

De overige bemerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikelen 11 en 12 werden overgenomen.

Elke institutionele instelling voor collectieve belegging stelt een jaarverslag op conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen en de titels VI en VII van Boek IV van het Wetboek van vennootschappen alsook van hun uitvoeringsbesluiten.

Het advies van de Raad van State werd gevolgd, behoudens de verwijzing naar Boek I die vervangen werd door Boek IV. Er werd voorts geen noodzaak vastgesteld voor de invoering van een overgangsperiode in artikel 41.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 43.139/2 VAN 11 JUNI 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 16 mei 2007. door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "met betrekking tot institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen", heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten 1. Geen enkel document betreffende de vervulling van de formaliteiten waarop het derde tot zesde lid van de aanhef van het ontwerp betrekking hebben is aan de Raad van state overgezonden : de stellers van het ontwerp dienen toe te zien op de correcte uitvoering ervan.2. In het vierde lid van de aanhef moet het woord "raadpleging" worden vervangen door de woorden "open raadpleging", overeenkomstig de artikelen 107 en 110.van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

Rechtsgrond Aanhef 1. De in het eerste lid vermelde artikelen 3, 9°, a), b) en c), 11, § 4, 12, 13, 15, 16, §§ 1 tot 3, 98 en 99, van de voormelde wet van 20 juli 2004 houden geen enkele machtiging aan de Koning in en kunnen niet de rechtsgrond van het ontworpen besluit vormen.Ze behoren bijgevolg te vervallen. 2. Het tweede lid verwijst naar een koninklijk besluit waarvan de datum en het opschrift niet vermeld zijn.Hoe dan ook dient dit lid te vervallen, daar een koninklijk besluit niet de rechtsgrond van een ander koninklijk besluit kan vormen.

Dispositief Artikel 2 Overeenkomstig artikel 98, § 1, van de voornoemde wet van 20 juli 2004. is artikel 11, § 1 van toepassing op de institutionele gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.In het eerste lid van dit artikel 11, § 1, wordt een "gemeenschappelijk beleggingsfonds" gedefinieerd als "het onverdeeld vermogen dat een beheersvennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers van wie de rechten zijn vertegenwoordigd door op naam of aan toonder gestelde rechten van deelneming of, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, door gedematerialiseerde rechten van deelneming".

Evenzo is overeenkomstig artikel 99, § 1, eerste lid, van de genoemde wet van 20 juli 2004, artikel 14, eerste lid, ervan van toepassing op de institutionele beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

Dat lid bepaalt : « Onder beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, « bevek » genoemd, wordt een instelling voor collectieve belegging verstaan die is opgerichtals naamloze vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen enwaarvan het kapitaal, zonder wijziging van de statuten, verandert naargelang zijnieuwe aandelen uitgeeft of haar eigen aandelen inkoopt. » .

Bijgevolg moeten ofwel de onderdelen 4° en 5° van artikel 2 van het ontwerp vervallen, ofwel moet erin wordt verwezen naar de definities bepaald bij de wet. Bovendien omschrijft artikel 4, 1°, b), van dezelfde wet van 20 juli 2004. "institutionele instellingen voor collectieve belegging" als "instellingen die hun financiële middelen in België of in het buitenland uitsluitend aantrekken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen worden verworven". Deze "institutionele of professionele beleggers" zijn die welke opgesomd worden in artikel 5, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, alsook die waarvoor wordt voorzien in een uitbreiding door de Koning overeenkomstig het volgende lid. Derhalve moet ofwel artikel 2, 6°, van het ontwerp vervallen, ofwel moet erin worden verwezen naar de definitie in artikel 4, 1°, b), van de wet.

Artikel 3 Artikel 3, eerste lid, bepaalt : « Een institutionele instelling voor collectieve belegging mag haaractiviteiten slechts aanvatten en voeren na zelf en voor elk van de door haar ingerichte compartimenten (...) te zijn ingeschreven op een daartoe door de FODFinanciën gehouden lijst en zolang zij ingeschreven blijft op die lijst". (1) In het laatste lid van artikel 4 staat het volgende : « Ten laatste de 15de werkdag volgend op de werkdag waarop de aanvraagtot inschrijving werd gedaan of waarop het dossier vervolledigd werd, bevestigt deFOD Financiën de inschrijving per brief aan de aanvrager. » De vraag rijst derhalve op welke datum de inschrijving van de institutionele instelling voor collectieve belegging werkelijk plaatsvindt en, derhalve, vanaf wanneer deze haar activiteit kan beginnen : is dit de datum waarop ze haar aanvraag heeft ingediend of haar dossier heeft aangevuld, wat het in artikel 4, laatste lid, gebruikte woord "bevestigt" lijkt te behelzen, of is het de datum van de ontvangst van de bevestigingsbrief die door de Federale Overheidsdienst Financiën wordt gezonden? Het dispositief moet op dit punt worden verduidelijkt.

Artikel 4 Het is de Raad van State niet duidelijk op welke wetsbepalingen waarnaar in de aanhef van het ontwerp wordt verwezen, het tweede en derde lid van artikel 4 ervan zouden steunen.

In het bij het ontwerp gevoegde verslag aan de Koning worden deze bepalingen van de volgende commentaar voorzien : « Wel werd voorzien in een vereenvoudigde mogelijkheid voor bepaaldeopenbare instellingen voor collectieve belegging waarvan zou worden vastgestelddat hun financiële instrumenten niet meer onder het publiek verspreid zijn, om deCommissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen te vragen tot hunschrapping als openbare instelling voor collectieve belegging over te gaan onderde opschortende voorwaarde van hun inschrijving als institutionele instelling voorcollectieve belegging. Dergelijke schrapping is in de huidige stand van dewetgeving en behoudens latere wetswijziging weliswaar slechts mogelijkkrachtensartikel 92 § 1, 6° van de Wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen vancollectief beheer van beleggingsportefeuilles na het doorlopen van een procedurehoudende tevens een periode tot regularisatie. Er is te verwachten dat de betrokkeninstelling nadat zij zelf daartoe de aanvraag zal hebben gedaan tot de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, afstand zal doen van debescherming die aldus door de Wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormenvan collectief beheer van beleggingsportefeuilles beoogt te worden geboden aande betrokken instelling (wachttermijnen e. d.) zodat op een vereenvoudigde wijzekan worden overgegaan tot omvorming van openbare instellingen voor collectieve belegging waarvan de financiële instrumenten uitsluitend in handen zijn vaninstitutionele en professionele beleggers in institutionele instellingen voor collectieve belegging bedoeld door dit Koninklijk Besluit. » Doordat de wet niet voorziet in deze wijze van vrijwillige omvorming, zoals in deze uitleg te kennen wordt gegeven, hebben de beide voornoemde leden geen rechtsgrond.

Artikel 6 Het is meer bepaald met toepassing van artikel 92, § 1, 6°, waarvan sprake is in de voormelde commentaar, dat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen beschikt over de mogelijkheid om de inschrijving van de instelling voor collectieve belegging te herroepen.

Artikel 6, § 1, 2°, van het ontwerp moet bijgevolg deze bepaling, alsook artikel 95 van dezelfde wet (2), van toepassing verklaren op de erin bedoelde institutionele instellingen voor collectieve belegging, zoals dit kan overeenkomstig artikel 112 van dezelfde wet, en de schrapping van de inschrijving waarin artikel 6, § 1, 2°, van het ontwerp voorziet, voorstellen als een maatregel ter uitvoering van de herroeping ervan overeenkomstig artikel 92, § 1, 6°, van de wet.

Hoofdstuk IV - De beheervennootschap.

Artikelen 11 en 12 Het is de Raad van State niet duidelijk welke in de aanhef opgenomen bepaling(en) de rechtsgrond van dit hoofdstuk zou(den) kunnen vormen, ten minste wat artikel 11, eerste lid, en artikel 12 betreft (3).

Deze artikelen blijken trouwens ofwel gewoon een herhaling, ofwel een parafrasering van sommige artikelen van de voormelde wet van 20 juli 2004 te zijn.

Bovendien kan de loutere verwijzing naar de artikelen 3, 9°, 138 en 139 van diezelfde wet verwarring scheppen aangezien deze bepalingen en, meer in het bijzonder, de artikelen 138 en 139 gewoon het toepassingsgebied bepalen van Deel III "Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging" en eruit voortvloeit dat beheervennootschappen dus aan alle bepalingen van dit deel van de wet moeten voldoen om te kunnen optreden als beheervennootschappen van institutionele instellingen voor collectieve belegging waarop het onderhavige ontwerp toepassing vindt.

Een soortgelijke opmerking geldt voor artikel 26 van het ontwerp voor zover het op beheervennootschappen betrekking heeft (4).

Hoofdstuk V - Revisoraal toezicht Artikelen 13 en 14 Hoofdstuk V van het ontwerp handelt over revisoraal toezicht op de institutionele instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 1 ervan.

In plaats van dit toezicht los van het bepaalde in de voornoemde wet van 20 juli 2004 te regelen, is het beter gebruik te maken van de mogelijkheid geboden door artikel 112 ervan om de toepassing van sommige bepalingen van de artikelen 83 tot 88. ervan, die precies een afdeling vormen die aan het revisoraal toezicht gewijd is, tot deze instellingen uit te breiden.

Zo zou meer bepaald de eerste zin van artikel 14 van het ontwerp overbodig worden, aangezien deze bepaling overeenstemt met die van artikel 83, § 2, eerste lid, van de voormelde wet van 20 juli 2004.

Artikel 18 De eerste twee paragrafen van artikel 18 van het ontwerp nemen de bepalingen over van artikel 97, eerste lid, 2°, en tweede lid, van de genoemde wet van 20 juli 2004, en moeten bijgevolg vervallen, alsook het voorbehoud waarmee paragraaf 3 van dit artikel 18 wordt ingeleid : « Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 97, eerste lid, 2° en tweede lid van de Wet van 20 juli 2004. » De Raad van State wijst er bovendien op dat artikel 100 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten voorziet in de vervanging in artikel 97, tweede lid, van deze wet, van de woorden "georganiseerde markt" door de woorden "MTF of gereglementeerde markt". Hoofdstuk VII van hetzelfde besluit voorziet in wijzigingen van dezelfde aard in de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.

De woorden "op een georganiseerde markt" in de onderdelen 3°, 4° en 8° van artikel 18, § 3, van het ontwerp zouden derhalve eveneens aan deze nieuwe terminologie moeten worden aangepast.

Artikel 20 Artikel 20 van het ontwerp zou correcter geredigeerd zijn als volgt : «

Art. 20.De instellingen die ingeschreven zijn op de lijst bedoeld in artikel 3 kunnen overeenkomstig artikel 11, § 5, of artikel 15, § 4, van de wet van 20 juli 2004 (5) hun activa inbrengen in de andere op deze lijst ingeschreven instellingen. » Artikel 26 Indien dit de bedoeling van de stellers van het ontwerp is, dienen de woorden "casu quo,", die weinig gebruikelijk zijn, te worden vervangen door het woord "respectievelijk".

Hoofdstuk VIII - Boekhouding en jaarrekening Uit het dispositief van hoofdstuk VIII van het ontworpen besluit moet duidelijker blijken hoe de bepalingen van de artikelen die dit hoofdstuk vormen, moeten samengaan met die van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen en van de titels VI en VII van boek I van het Wetboek van vennootschappen, alsook van de uitvoeringsbesluiten ervan, van de toepassing waarvan op basis van deel II, boek I, titel III, van de voornoemde wet van 20 juli 2004 niet kan worden afgeweken.

Artikel 35 De laatste zin van artikel 35 van het ontwerp bepaalt bovendien dat "de boekhouding (van de beleggingsinstelling) (...) in België (wordt) gevoerd", zonder dat in het verslag aan de Koning dat bij het ontwerp gaat de reden en de strekking van dit vereiste duidelijk worden gemaakt, noch op enigerlei wijze worden gewettigd, inzonderheid ten aanzien van het beginsel van het vrij verrichten van diensten en van de bepalingen van de voornoemde wet van 20 juli 2004, die relevant zijn wat betreft de boekhouding van de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. Alleen een dergelijke afdoende wettiging kan het behoud van de voormelde zin in de ontworpen tekst aanvaardbaar maken.

Hoofdstuk IX -Vereffening Het onderwerp van hoofdstuk IX van het ontwerp wordt geregeld door de artikelen 98, § 4, en 99, § 5, van de voornoemde wet van 20 juli 2004.

Het eerste, dat in werking moet treden op 1 september 2007 overeenkomstig artikel 58 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, bepaalt het volgende : « In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van eeninstitutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds met een veranderlijk aantalrechten van deelneming zijn de bepalingen van boek IV, titel IX of boek XI van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing. » En in het tweede, dat eveneens op 1 september 2007 in werking zal treden, is het volgende bepaald : « In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van compartimenten van een institutionele beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming zijn de bepalingen van Boek IV, Titel IX of Boek XI van het Wetboek van vennootschappen naar analogie vantoepassing op de compartimenten.

Elk compartiment van een institutionele beleggingsvennootschap met eenveranderlijk aantal rechten van deelneming wordt afzonderlijk vereffend, zonderdat een dergelijke vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van debeleggingsvennootschap. » De stellers van het ontwerp moeten er zich bijgevolg van vergewissen dat de bepalingen van hoofdstuk IX ervan op alle punten overeenstemmen met die welke aldus van overeenkomstige toepassing worden verklaard en dat ze alle aanvullende uitvoeringsmaatregelen vormen die door de laatstgenoemde bepalingen opgelegd worden.

Artikel 39 Er moet worden aangegeven wat wordt verstaan onder het "bevoegde orgaan".

Gaat het om "de bevoegde algemene vergadering", waarvan sprake is in artikel 38, in welk geval dezelfde terminologie moet worden gehanteerd ? Artikel 40 Artikel 40 van het ontworpen besluit bepaalt dat het in werking treedt op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Indien het voor de bedoelde instellingen, alsook voor de betrokken derden, niet mogelijk is onmiddellijk alle verplichtingen in acht te nemen die hun bij dit besluit worden opgelegd, moet worden voorzien in een overgangsperiode met het oog op aanpassing, eventueel door de inwerkingtreding ervan uit te stellen ten opzichte van de bekendmaking ervan. Des te meer daar het, gelet op de opmerking die over hoofdstuk IX is gemaakt, niet aanvaardbaar lijkt dat het ontwerp vóór 1 september 2007 in werking treedt.

Slotopmerking Het verslag aan de Koning zou erbij gebaat zijn als het meer bepaald wordt voorzien van een artikelsgewijze bespreking.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

P. Vandernoot en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heer G. Keutgen, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter;

Y. Kreins. _______ Nota (1) Om aan deze zin betekenis te geven lijkt in de Franse tekst het woord "et" tussende woorden "commencer et exercer" te moeten worden vervangen door "à".In deNederlandse tekst schrijve men : "... mag haar activiteiten pas beginnen uit teoefenen na zelf en voor elk van de door haar geschapen compartimenten... » . (2) In de aanhef moet derhalve naar dit artikel worden verwezen.(3) Artikel 11, tweede lid, zou immers kunnen worden opgevat als een voorwaardevoor de inschrijving of de uitoefening van de activiteit van de institutioneleinstelling voor collectieve belegging.(4) Vergelijk met artikel 162 van de voornoemde wet van 20 juli 2004.(5) De twee aldus vermelde paragrafen worden van toepassing verklaard bijparagraaf 1 van de respectieve artikelen 98 en 99 van dezelfde wet. 7 DECEMBER 2007. - Koninklijk besluit met betrekking tot institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op de artikelen 3, 9°, a), b) en c), 5 § 3, 7 tweede lid, 8 § 2, 2°, 11 § 4, 12, 13, 15, 16, § 1 tot en met § 3, 97, 98, 99, 107, 110 eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit tot vaststelling van de inwerkingtreding van de artikelen 97 tot 99, 107, 110, eerste lid, en 112 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles van 7 december 2007;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gegeven op 16 mei 2007;

Gelet op de open raadpleging van de beroepsvereniging;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 mei 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 juni 2007;

Gelet op het advies nr. 43.139/2 van de Raad van State, gegeven op 12 juni 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën.

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt het statuut van de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, bedoeld in artikel 97 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles en die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2° van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen waarvoor een markt bestaat, overeenkomstig de bepalingen van Titel III van Boek II van deel II van de wet van 20 juli 2004.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;2° de wet van 20 juli 2004 : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles 3° institutionele instelling(en) voor collectieve belegging : de in artikel 97 van de wet van 20 juli 2004 bedoelde institutionele instelling(en) voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming waarvan dit koninklijk besluit het statuut regelt;4° institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds : een institutionele instelling voor collectieve belegging zoals gedefinieerd in artikel 11, § 1, alinea 1 en artikel 98, § 1, van de wet van 20 juli 2004;5° institutionele beleggingsvennootschap : een institutionele instelling voor collectieve belegging zoals gedefinieerd in artikel 14, alinea 1 en artikel 99, § 1 van de wet van 20 juli 2004;6° institutionele of professionele beleggers : institutionele of professionele beleggers in de zin van artikel 4, 1°, b) van de wet van 20 juli 2004;7° koninklijk besluit van 4 maart 2005 : het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;8° verhandeling van rechten van deelneming : het aanbod (zonder dat dit een openbaar karakter heeft) voor rekening van een institutionele instelling voor collectieve belegging, waaronder het inontvangstnemen en doorgeven van orders voor rechten van deelneming van de betrokken institutionele instelling voor collectieve belegging.Eenieder die rechtstreeks of onrechtstreeks van de institutionele instelling voor collectieve belegging een vergoeding of voordeel ontvangt naar aanleiding van een aanbod of het inontvangstnemen en doorgeven van orders voor rechten van deelneming van de betrokken institutionele instelling voor collectieve belegging, wordt geacht te handelen voor rekening van die institutionele instelling voor collectieve belegging; 9° werkdag : elke dag waarop de FOD Financiën te Brussel open is. HOOFDSTUK II. - Inschrijving

Art. 3.Een institutionele instelling voor collectieve belegging mag haar activiteiten slechts beginnen uitvoeren nadat zij een bevestiging heeft ontvangen van haar inschrijving, alsook van de inschrijving van elk van de door haar ingerichte compartimenten (indien zij is overgegaan tot compartimentering) op een daartoe door de FOD Financiën gehouden lijst. Zij mag haar activiteiten en de activiteiten van haar compartimenten slechts uitoefenen zolang zij en de betrokken compartimenten ingeschreven blijven op die lijst.

De institutionele instelling voor collectieve belegging dient haar inschrijving en die van elk van de door haar ingerichte compartimenten op die lijst aan te vragen bij de FOD Financiën.

De aanvraag dient naast een stuk waaruit de aanstelling van de bewaarder blijkt, vergezeld te zijn (i) (a) indien het een institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds betreft van een afschrift van het beheerreglement alsmede een stuk waaruit de aanstelling van de beheervennootschap blijkt en (b) indien het een institutionele beleggingsvennootschap betreft van een afschrift van de statuten van de vennootschap alsmede van een afschrift van het uittreksel of van de mededeling in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad met de bekendmaking van de akten en gegevens waarvan de openbaarmaking is voorgeschreven door het Wetboek van vennootschappen en (ii) een verklaring van de institutionele instelling voor collectieve belegging dat aan de voorwaarden van dit koninklijk besluit is voldaan.

Indien een ingeschreven institutionele instelling voor collectieve belegging overgaat tot inrichting van (een) bijkomend(e) compartiment(en), vraagt zij de inschrijving ervan aan de FOD Financiën. Zij deelt de in het derde lid bepaalde documenten mee die ingevolge de inrichting van de (een) bijkomend(e) compartiment(en) wijzigingen hebben ondergaan.

Art. 4.De institutionele instelling voor collectieve belegging wordt pas ingeschreven op de lijst van de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming als aan de voorwaarden van artikel 3 van dit koninklijk besluit is voldaan.

Ten laatste de 15de werkdag volgend op de werkdag waarop de aanvraag tot inschrijving werd gedaan of waarop het dossier vervolledigd werd, bevestigt de FOD Financiën de inschrijving per brief aan de aanvrager.

Art. 5.De FOD Financiën stelt elk jaar een lijst op van de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en de compartimenten die krachtens artikel 3 zijn ingeschreven. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in worden aangebracht, worden ter inzage gelegd op de FOD Financiën desgevallend door terbeschikkingstelling ervan op de website van de FOD Financiën en worden jaarlijks onder de vorm van een samenvattend overzicht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De FOD Financiën verstrekt aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op haar eenvoudig verzoek, inlichtingen en documenten ten behoeve van de uitoefening van haar opdrachten en omgekeerd voor zover bij dit laatste het beroepsgeheim van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gerespecteerd wordt.

Noch de inschrijving noch enige andere tussenkomst van de FOD Financiën bij toepassing van dit koninklijk besluit houdt een beoordeling in van de opportuniteit en de kwaliteit van de verrichtingen, evenmin als van de positie van de instelling voor collectieve belegging. De tussenkomst van de FOD Financiën beperkt zich tot het materieel bijhouden van de lijst zonder dat door de FOD Financiën terzake enige vorm van inhoudelijk toezicht wordt uitgeoefend. Op de FOD Financiën rust dan ook geen verantwoordelijkheid inzake de niet naleving door de institutionele instellingen voor collectieve belegging van de bepalingen van de wet van 20 juli 2004 of dit koninklijk besluit.

Elk document dat ter bevestiging van de inschrijving wordt afgegeven door de Federale Overheidsdienst Financiën en elk document dat met het oog op de uitvoering van de verrichtingen van de instelling voor collectieve belegging naar deze inschrijving verwijst, maakt daarvan melding.

Art. 6.§ 1. De FOD Financiën schrapt de institutionele instelling voor collectieve belegging en/of de door haar ingerichte compartimenten van de lijst van de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming : 1° op verzoek van de institutionele instelling voor collectieve belegging zelf;2° op gemotiveerde vraag van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, indien deze laatste er kennis van krijgt dat een openbaar aanbod wordt verricht van de financiële instrumenten van de institutionele instelling voor collectieve belegging waardoor deze haar institutioneel karakter verliest en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de betrokken institutionele instelling voor collectieve belegging voorafgaandelijk in gebreke heeft gesteld. § 2. De FOD Financiën stelt de Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen in kennis van elke wijziging aan de lijst die is gebeurd. HOOFDSTUK III. - De bewaarder

Art. 7.De activa van een institutionele instelling voor collectieve belegging worden in bewaring gegeven bij een bewaarder.

De personen die de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen, dienen over voldoende ervaring te beschikken, in het bijzonder met betrekking tot het type van institutionele instelling voor collectieve belegging.

Art. 8.Enkel de volgende personen kunnen aangeduid worden als bewaarder van een institutionele instelling voor collectieve belegging : 1° de in België gevestigde kredietinstellingen die onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op kredietinstellingen vallen;2° de Nationale Bank van België;3° de in België gevestigde beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen die onder de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs vallen, mits de betrokken persoon binnen zijn reglementair statuut ter zake over de vereiste vergunning beschikt.

Art. 9.§ 1. De bewaarder staat in voor de volgende taken : 1° de bewaring van de activa van de institutionele instelling voor collectieve belegging en komt hierbij de gebruikelijke verplichtingen na;2° het verrichten, in opdracht van de institutionele instelling voor collectieve belegging, van transacties met betrekking tot de activa van de institutionele instelling voor collectieve belegging evenals de inning van de dividenden en interesten uit de activa en de uitoefening van de inschrijvings- en toekenningsrechten die eraan zijn verbonden;3° de uitvoering van elke andere instructie van de institutionele instelling voor collectieve belegging, tenzij deze in strijd is met de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheerreglement of de statuten, of het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers. § 2. De bewaarder vergewist zich er persoonlijk (zonder mogelijkheid tot (sub)delegatie van deze taken) van dat : 1° de transacties met betrekking tot de activa van de institutionele instelling voor collectieve belegging, tijdig worden vereffend;2° de activa in bewaring overeenstemmen met de activa vermeld in de boekhouding van de institutionele instelling voor collectieve belegging;3° het aantal rechten van deelneming in omloop vermeld in zijn boekhouding overeenstemt met het aantal rechten van deelneming in omloop zoals vermeld in de boekhouding van de institutionele instelling voor collectieve belegging;4° de verkoop, de uitgifte, de inkoop, de terugbetaling en de intrekking van rechten van deelneming voor rekening van de institutionele instelling voor collectieve belegging overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers geschieden;5° de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers;6° de beleggingsbeperkingen bepaald in de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers worden gerespecteerd;7° de regels inzake provisies en kosten bepaald in de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers worden gerespecteerd;8° de opbrengsten van de institutionele instelling voor collectieve belegging een bestemming krijgen en worden uitbetaald overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten,het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers.

Art. 10.De opdracht van de bewaarder kan slechts worden beëindigd na kennisgeving aan de FOD Financiën van de identiteit van de nieuwe bewaarder of wanneer de institutionele instelling voor collectieve belegging niet langer op de lijst is ingeschreven overeenkomstig artikel 6 van dit koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - De beheervennootschap

Art. 11.Onverminderd de mogelijkheid in hoofde van de institutionele beleggingsvennootschap om zelf het beheer van haar beleggingsportefeuille en/of haar administratie als bedoeld in artikel 3,9° van de wet van 20 juli 2004 waar te nemen, kunnen slechts de vennootschappen naar Belgisch recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatige collectieve beheer van portefeuilles van openbare instellingen voor collectieve belegging, alsook de ondernemingen naar buitenlands recht die dit bedrijf in België uitoefenen en de de beleggingsondernemingen als bedoeld in Boek II, Titel II tot en met IV van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs die over een vergunning beschikken om per cliënt op discretionaire basis beleggingsportefeuilles van één of meerdere financiële instrumenten te beheren op grond van een door de cliënten gegeven opdracht en kredietinstellingen als bedoeld in Titel II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen optreden als beheervennootschap van een institutionele instelling voor collectieve belegging waarvan het statuut wordt geregeld door dit koninklijk besluit.

Tot de benoeming van een beheervennootschap wordt wat de institutionele beleggingsvennootschappen betreft besloten door de raad van bestuur en wat de institutionele gemeenschappelijke beleggingsfondsen betreft door de algemene vergadering van deelnemers.

Art. 12.De beheervennootschap staat ten aanzien van het institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds waarvoor zij als beheervennootschap optreedt in voor de vervulling van de beheertaken zoals omschreven in artikel 3, 9° van de wet van 20 juli 2004. De beheervennootschap die aldus instaat voor de aangeduide beheertaken kan deze taken onverminderd het bepaalde in artikel 26 van dit besluit delegeren over meerdere beheervennootschappen voor zover zij elk voldoen aan de overige voorwaarden bepaald in dit koninklijk besluit. HOOFDSTUK V. - Revisoraal toezicht

Art. 13.De institutionele instellingen voor collectieve belegging moeten een commissaris aanstellen die de opdracht van commissaris uitoefent zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen, zelfs indien zij daartoe krachtens dit laatste Wetboek, voorzover op hen van toepassing, niet verplicht zouden zijn.

Art. 14.Slechts de overeenkomstig het reglement van 21 februari 2006 door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkende revisoren en revisorenvennootschappen (ongeacht de rubriek waaronder ze zijn vermeld op de in uitvoering van dat reglement gepubliceerde lijst) kunnen worden aangesteld als commissaris van een institutionele instelling voor collectieve belegging. Voor het overige zijn de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de benoeming, de bezoldiging, het ontslag, de herroeping en de bevoegdheden van de commissaris van rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen, van toepassing op de commissaris die is aangesteld bij een institutioneel gemeenschappelijke beleggingsfonds. De algemene vergadering van deelnemers oefent in dat verband de bevoegdheden uit die door het Wetboek van vennootschappen worden toegekend aan de algemene vergadering van aandeelhouders. HOOFDSTUK VI. - Financiële instrumenten uitgegeven door institutionele instellingen voor collectieve belegging

Art. 15.Enig onderscheid tussen aandelenklassen in de zin van artikel 8, § 2, 2°, van de wet van 20 juli 2004 (indien het wordt gemaakt) beantwoordt aan : 1° de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt uitgedrukt, waarin de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentwijziging worden uitgevoerd of waarin eventuele uitkeringen aan de aandeelhouders plaats vinden;2° de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 9°, a), of b), van de wet van 20 juli 2004 of tot de kosten die aan de deelnemers ten laste worden gelegd tot dekking van de verwerving en de realisatie van de activa naar aanleiding van de uitgifte, de inkoop en compartimentwijziging;3° het tarief van de verhandelingprovisie;4° het land waar de rechten van deelneming zullen worden aangeboden;5° de identiteit van de bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming;6° de dekking van het wisselkoersrisico;7° andere objectieve elementen die in de statuten of het beheerreglement worden verantwoord. In het geval bedoeld sub 1°, kan een bijkomend onderscheid worden gemaakt in functie van de dekking van het wisselkoersrisico.

Art. 16.De inschrijving op, de inkoop van rechten van deelneming en de wijziging van compartiment (indien er bestaan) dienen minstens één maal per maand mogelijk te zijn en dienen, behoudens tijdens de initiële inschrijvingsperiode, te geschieden aan de toepasselijke netto-inventariswaarde.

Art. 17.De financiële instrumenten uitgegeven door de institutionele instellingen voor collectieve belegging moeten voor de duur van de instelling op naam blijven.

Art. 18.§ 1. De financiële instrumenten die zijn uitgegeven door de institutionele instellingen voor collectieve belegging kunnen slechts worden verworven door institutionele of professionele beleggers § 2. Onverminderd de voorgaande alinea en bij toepassing van artikel 97 tweede lid van de wet van 20 juli 2004, doet (a) de toelating tot de verhandeling op een MTF zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten of op een gereglementeerde markt die voor het publiek toegankelijk is, van financiële instrumenten in een institutionele instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, of (b) het feit dat financiële instrumenten in een dergelijke instelling voor collectieve belegging, door tussenkomst van derden, in het bezit zijn van beleggers die geen institutionele of professionele beleggers zijn, geen afbreuk aan het institutionele karakter voor zover de institutionele instelling voor collectieve belegging passende maatregelen neemt om de hoedanigheid van institutioneel of professioneel belegger van de houders van haar financiële instrumenten te waarborgen, en zij niet bijdraagt tot het bezit van haar financiële instrumenten door beleggers die geen institutionele of professionele beleggers zijn, dan wel een dergelijk bezit bevordert. § 3. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 97, eerste lid, 2° en tweede lid van de Wet van 20 juli 2004, wordt een institutionele instelling voor collectieve belegging geacht, voor de toepassing van artikel 97, derde lid van de wet van 20 juli 2004, de passende maatregelen te hebben genomen om de hoedanigheid van institutioneel of professioneel belegger van de houders van haar financiële instrumenten te waarborgen, wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° in de voorwaarden voor de uitgifte van financiële instrumenten van de institutionele instelling voor collectieve belegging, in haar beheerreglement of statuten, alsook in elk stuk dat betrekking heeft op de uitgifte van, de inschrijving op of de verwerving van door haar uitgegeven financiële instrumenten, is vermeld dat enkel institutionele of professionele beleggers, mogen inschrijven op door haar uitgegeven financiële instrumenten, deze financiële instrumenten mogen verwerven of in bezit houden;2° onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 463 en 465 van het Wetboek van vennootschappen is in het register van de financiële instrumenten op naam, op het certificaat van de inschrijving van de financiële instrumenten op naam in het register van de financiële instrumenten op naam, vermeld dat deze financiële instrumenten enkel mogen worden verworven of gehouden door institutionele of professionele beleggers;3° in elk bericht, in elke mededeling of in elk ander stuk met betrekking tot een verrichting met financiële instrumenten van de institutionele instelling voor collectieve belegging of waarin een dergelijke verrichting wordt aangekondigd of aanbevolen, dan wel met betrekking tot de toelating van dergelijke financiële instrumenten tot de verhandeling op een MTF zoals gedefinieerd in § 2 van dit artikel of op een gereglementeerde markt die voor het publiek toegankelijk is, uitgaande van de institutionele instelling voor collectieve belegging of van een persoon die in haar naam of voor haar rekening handelt, moet zijn gepreciseerd dat enkel institutionele of professionele beleggers op deze financiële instrumenten mogen inschrijven, ze mogen verwerven of in bezit houden;4° indien er ingevolge de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, een prospectus is vereist voor de toelating van financiële instrumenten uitgegeven door de institutionele instelling voor collectieve belegging, tot de verhandeling op een MTF zoals gedefinieerd in § 2 van dit artikel of op een gereglementeerde markt die voor het publiek toegankelijk is, moet erin zijn vermeld dat deze financiële instrumenten enkel mogen worden gekocht of gehouden door institutionele of professionele beleggers;5° onverminderd de toepassing van artikel 17 van dit koninklijk besluit, zijn de financiële instrumenten die worden uitgegeven door de institutionele instelling voor collectieve belegging op naam, en elke belegger die inschrijft op financiële instrumenten van de institutionele instelling voor collectieve belegging of deze financiële instrumenten verwerft, bevestigt formeel en schriftelijk aan deze instelling dat hij een institutionele of professionele belegger is, en verbindt zich er ten aanzien van deze instelling toe om de betrokken financiële instrumenten enkel over te dragen aan een overnemer die op zijn beurt formeel en schriftelijk bevestigt aan de instelling dat hij een institutionele of professionele belegger is en dat hij zich ertoe verbindt om dezelfde bevestiging te vragen aan de volgende overnemer;6° bij uitgifte van financiële instrumenten op naam weigert de institutionele instelling voor collectieve belegging om in het register van de financiële instrumenten op naam een overdracht van financiële instrumenten aan een overnemer in te schrijven wanneer zij vaststelt dat deze overnemer geen institutionele of professionele belegger is;7° de institutionele instelling voor collectieve belegging schorst de betaling van de dividenden of interesten gekoppeld aan financiële instrumenten waarvan zij vaststelt dat zij in het bezit zijn van beleggers die geen institutionele of professionele belegger zijn;8° de in het 6° en 7° van deze alinea vastgestelde regeling wordt opgenomen in de uitgiftevoorwaarden, het beheerreglement of de statuten, in voorkomend geval in het prospectus voor de toelating tot de verhandeling op een MTF zoals gedefinieerd in § 2 van dit artikel of op een gereglementeerde markt die voor het publiek toegankelijk is, alsook in elk stuk met betrekking tot een verrichting met financiële instrumenten van een institutionele instelling voor collectieve belegging of waarin een dergelijke verrichting wordt aangekondigd of aanbevolen, dan wel met betrekking tot de toelating van dergelijke financiële instrumenten tot de verhandeling op een MTF zoals gedefinieerd in § 2 van dit artikel of op een gereglementeerde markt die voor het publiek toegankelijk is.

Art. 19.Onverminderd artikel 23 van dit besluit en de eventuele toepassing van de Wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, bepalen het beheerreglement of de statuten welke informatie voorafgaand aan de inschrijving op de door de institutionele instelling voor collectieve belegging uitgegeven financiële instrumenten door de institutionele instelling voor collectieve belegging ter kennis wordt gebracht van de inschrijver onder de vorm van een informatiedocument dat desgevallend onder elektronische vorm ter beschikking mag worden gesteld.

Art. 20.Onverminderd respectievelijk de artikelen 11, § 5, en 15, § 4, van de wet van 20 juli 2004, kunnen inbrengen in natura in institutionele instellingen voor collectieve belegging gebeuren door andere institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming ingeschreven op de door artikel 3 van dit koninklijk besluit bedoelde lijst. HOOFDSTUK VII. - Bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Beleggingsbeleid

Art. 21.Het beheerreglement of de statuten bepalen het beleggingsbeleid van de institutionele instelling voor collectieve belegging en duiden aan in welke financiële instrumenten en liquide middelen door de institutionele instelling voor collectieve belegging mag worden belegd.

Tot de toegelaten financiële instrumenten bedoeld in artikel 7, eerste lid, 2° van de wet van 20 juli 2004 behoren de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten met inbegrip van elk dergelijk financieel instrument dat op één van de volgende manieren aan een bepaald financieel instrument gerelateerd is : (i) converteerbaar is in het betrokken financieel instrument of ertegen kan worden omgeruild; (ii) aan de titularis ervan het recht geeft het betrokken financieel instrument te verwerven of erop in te schrijven; (iii) door de emittent of een borg van het betrokken financieel instrument is uitgegeven of gewaarborgd, wanneer er een belangrijke correlatie tussen de koersen van beide instrumenten bestaat; (iv) een certificaat is dat het betrokken financieel instrument vertegenwoordigt of er de tegenwaarde van vormt; (v) een rendement geeft dat krachtens de uitgiftevoorwaarden specifiek gekoppeld is aan het koersverloop van het betrokken financieel instrument.

Art. 22.Wanneer een institutionele beleggingsvennootschap verschillende compartimenten heeft, gelden de bepalingen van dit hoofdstuk voor ieder van deze compartimenten.

Art. 23.De beleggingen van een institutionele instelling voor collectieve belegging dienen, volgens het beginsel van de risicospreiding, te stroken met haar doel en haar beleggingsbeleid, zoals nader te bepalen in het beheerreglement of de statuten en het informatiedocument dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers.

De institutionele instelling voor collectieve belegging organiseert zich op dergelijke wijze dat zij op de tijdstippen bedoeld in artikel 16 en 27 van dit koninklijk besluit over voldoende liquide beleggingen beschikt om de aanvragen tot inkoop te kunnen honoreren.

Art. 24.Het beheerreglement of de statuten bepalen de regelmaat en de wijze waarop aan de deelnemers zal worden gerapporteerd.

Art. 25.Het beheerreglement of de statuten vermelden de maximum provisies en kosten die aan de institutionele instelling voor collectieve belegging worden aangerekend. In het beheerreglement of de statuten wordt inzonderheid gepreciseerd volgens welk maximum tarief en op welke wijze het beheer van de beleggingsportefeuille en de administratie van de institutionele instelling voor collectieve belegging, de verhandeling van haar rechten van deelneming en de bewaarneming van haar activa worden vergoed. Het beheerreglement of de statuten vermelden eveneens alle provisies en kosten die aan de deelnemers worden aangerekend, inzonderheid bij uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentwijziging. In het beheerreglement of de statuten wordt het maximum tarief gepreciseerd van die kosten en provisies en in welke mate hierover, eventueel, door de belegger onderhandeld kan worden. Afdeling II. - Voorkoming van belangenconflicten

Art. 26.De institutionele instelling voor collectieve belegging en in voorkomend geval elk van haar compartimenten worden beheerd casu quo bestuurd op autonome wijze en in het uitsluitend belang van haar deelnemers.

Indien de bewaarder en de beheervennootschap(pen) benoemd door een institutionele instelling voor collectieve belegging met elkaar verbonden rechtspersonen zijn, nemen zij maatregelen die voor een aangepaste scheiding zorgen tussen de activiteiten die onderling aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten. Dit geldt eveneens bij elke verdere delegatie. Naar analogie met artikel 41, § 1, 8°, van de wet van 20 juli 2004, kan de uitoefening van de taken van de bewaarder en deze van de beheervennootschap(pen) evenwel niet in hoofde van een enkele rechtspersoon verenigd worden. De bewaarder kan evenmin deelnemen aan de effectieve leiding van een institutionele instelling voor collectieve belegging waarvoor hij optreedt als bewaarder of aan de effectieve leiding van de beheervennootschap aangesteld door een institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds waarvoor hij optreedt als bewaarder.

Een eventuele (sub)delegatie door een bewaarder of beheervennootschap van de haar door een institutionele instelling voor collectieve belegging opgedragen functie, kan geen afbreuk doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken bewaarder of beheervennootschap, die voor de door die derde gestelde handelingen verantwoordelijk blijft alsof ze zelf zou hebben gesteld. Elke statutaire, reglementaire of contractuele bepaling die zou beogen die verantwoordelijkheid van de bewaarder of beheervennootschap te beperken zal voor niet geschreven worden gehouden. Afdeling III. - Berekening van de netto-inventariswaarde van rechten

van deelneming en schorsing ervan; maatregelen bij foutieve berekening van de netto-inventariswaarde van rechten van deelneming

Art. 27.Onverminderd artikel 16 bepalen het beheerreglement of de statuten wanneer de inschrijving op en inkoop van rechten van deelneming, alsook, in voorkomend geval, compartimentswijziging mogelijk is. Telkens wanneer de inschrijving op en inkoop van rechten van deelneming alsook, in voorkomend geval, compartimentswijziging mogelijk is, moet de institutionele instelling voor collectieve belegging de netto-inventariswaarde berekenen en meedelen aan de beleggers. Het beheerreglement of de statuten bepalen op welke wijze de institutionele instelling voor collectieve belegging deze netto-inventariswaarde berekent en meedeelt aan de beleggers.

Art. 28.§ 1. Het beheerreglement of de statuten bepalen op welke wijze de reële waarde van de activa en de passiva van de institutionele instelling voor collectieve belegging wordt bepaald.

Het beheerreglement of de statuten bepalen de minimale mate waarin voor de bepaling van de netto-inventariswaarde een reële waarde in aanmerking wordt genomen die nog niet gekend was bij de afsluiting van de ontvangstperiode van de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentwijziging. § 2. Onverminderd de toepassing van andere bepalingen, worden de munteenheid voor de berekening van de netto-inventariswaarde en de regels voor de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming vastgesteld in het beheerreglement of de statuten van de institutionele instelling voor collectieve belegging.

Art. 29.Indien categorieën van rechten van deelneming en/of aandelenklassen zijn gecreëerd en de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming per categorie en/of aandelenklasse kan verschillen, wordt de netto-inventariswaarde van deze rechten van deelneming, uitgedrukt in de betrokken munteenheid, per categorie en/of aandelenklasse meegedeeld volgens de modaliteiten bepaald overeenkomstig artikel 27.

Art. 30.De bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging kunnen slechts worden geschorst in uitzonderlijke omstandigheden en voor zover de schorsing verantwoord is, rekening houdend met de belangen van de deelnemers. De nadere modaliteiten van deze mogelijkheid tot schorsing en de mededeling ervan worden omschreven in het beheerreglement of de statuten.

In het in het eerste lid bedoelde geval moet de institutionele instelling voor collectieve belegging haar voornemen onverwijld volgens de in het beheerreglement of statuten bepaalde wijze meedelen aan de deelnemers.

De schorsing bedoeld in het eerste lid kan, in voorkomend geval, beperkt worden tot één of meerdere categorieën van rechten van deelneming en dient beperkt te blijven tot een redelijke termijn, in acht genomen de omstandigheden.

Art. 31.De persoon die de beheertaken voor institutionele instellingen voor collectieve belegging waarneemt bedoeld in artikel 3, 9°, b) van de wet van 20 juli 2004, brengt de bewaarder onmiddellijk op de hoogte bij de vaststelling van een significante fout bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming.

Het beheerreglement of de statuten bepalen wat onder significante fout dient te worden verstaan en welke maatregelen de persoon die de beheertaken voor institutionele instelling voor collectieve belegging waarneemt dient te nemen teneinde aan de oorzaak van de fout te verhelpen, onverminderd het feit dat de institutionele instelling voor collectieve belegging de noodzakelijke verbeteringen dient aan te brengen aan de beheerstructuur en de procedures van interne controle indien een dergelijke significante fout zich voordoet.

Art. 32.De persoon die de beheertaken voor de institutionele instelling voor collectieve belegging waarneemt bedoeld in artikel 3, 9°, b) van de wet van 20 juli 2004, herberekent de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming op basis van correcte gegevens voor de periode waarop de fout betrekking had. Hij bepaalt de schade die de institutionele instelling voor collectieve belegging en de beleggers hebben geleden. Het beheerreglement of de statuten bepalen de maatregelen die dienen te worden voorgesteld teneinde de schade te vergoeden die de institutionele instelling voor collectieve belegging of de beleggers hebben geleden en de wijze waarop zij daarvan op de hoogte worden gebracht. HOOFDSTUK VIII. - Boekhouding en Jaarrekening

Art. 33.Wanneer een institutionele beleggingsvennootschap verschillende compartimenten heeft, gelden de bepalingen van dit hoofdstuk voor ieder van deze compartimenten en wordt een boekhouding gevoerd per compartiment.

Art. 34.Elke institutionele instelling voor collectieve belegging stelt een jaarverslag op. Het door de institutionele instelling voor collectieve belegging op te stellen jaarverslag bevat een balans, een uitgesplitste rekening met de inkomsten en uitgaven van het boekjaar, een verslag over de werkzaamheden tijdens het voorbije boekjaar evenals elke betekenisvolle informatie waardoor de houders van rechten van deelneming zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de evolutie van de werkzaamheden en de resultaten van de institutionele instelling voor collectieve belegging. Telkenmale het jaarverslag ter beschikking wordt gesteld van de deelnemers, wordt hen tevens en onder dezelfde vorm het verslag van de commissaris bij dat jaarverslag ter beschikking gesteld.

Art. 35.De boekhouding van een institutionele instelling voor collectieve beleggingen wordt zodanig gevoerd dat de vermogensstaat en de rekening met de opbrengsten en kosten van de instelling evenals het aantal en de waarde van de rechten van deelneming kunnen worden bepaald. HOOFDSTUK IX. - Vereffening

Art. 36.§ 1. Het beheerreglement of de statuten van een institutionele instelling voor collectieve belegging bepalen dat de beslissingen tot ontbinding van de institutionele instelling voor collectieve belegging of van een compartiment van een beleggingsvennootschap worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.

In geval de beslissing tot ontbinding een compartiment van een institutionele beleggingsvennootschap betreft, bepalen de statuten van de beleggingsvennootschap dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot ontbinding van het compartiment te beslissen.

Het beheerreglement of de statuten van een institutionele instelling voor collectieve belegging kunnen, desgevallend per compartiment van een beleggingsvennootschap, de modaliteiten van vereffening bepalen evenals één of meerdere vereffenaars aanduiden. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen het beheerreglement of de statuten van een institutionele instelling voor collectieve belegging voorzien in de ontbinding van rechtswege van de institutionele instelling voor collectieve belegging of een compartiment van een beleggingsvennootschap op de in het beheerreglement of de statuten bepaalde vervaldag.

In dit geval vermelden het beheerreglement of de statuten de vereffeningswijze, de benoeming van één of meerdere vereffenaars en de wijze van afsluiting van de vereffening van de institutionele instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de institutionele beleggingsvennootschap. Indien de vereffening en de afsluiting van de vereffening betrekking hebben op een compartiment, bepalen de statuten van de betrokken institutionele beleggingsvennootschap op welke wijze de hieruit voortvloeiende statutenwijziging zal worden doorgevoerd.

Art. 37.Van het besluit houdende vaststelling van de sluiting van de vereffening van de institutionele instelling voor collectieve belegging of van een compartiment van een institutionele beleggingsvennootschap wordt onverwijld door de vereffenaar bij een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs kennis gegeven aan de FOD Financiën, die overgaat tot schrapping van de institutionele instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de in artikel 3 bedoelde lijst.

Art. 38.Het beheerreglement of de statuten van een institutionele instelling voor collectieve belegging bepalen dat de beslissingen tot fusie, splitsing of gelijkgestelde verrichtingen en tot inbreng van een algemeenheid of een bedrijfstak met betrekking tot de institutionele instelling voor collectieve belegging of een compartiment van de beleggingsvennootschap worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.

In geval de beslissingen bedoeld in het voorgaande lid een compartiment van een institutionele beleggingsvennootschap betreffen, bepalen de statuten van de beleggingsvennootschap dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot herstructurering van het compartiment te beslissen.

Art. 39.De beslissing van het bevoegde orgaan waardoor de herstructurering voltrokken wordt, leidt, naar gelang het geval, tot de schrapping van de inschrijving van de (het) over te nemen, te splitsen of inbrengende institutionele instelling voor collectieve belegging of haar compartiment(en). Het bevoegde orgaan gaat daartoe over tot kennisgeving van de voltrekking van de herstructurering bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs aan de FOD Financiën, die overgaat tot schrapping van de institutionele instelling voor collectieve belegging en/of van de compartimenten van de beleggingsvennootschap van de in artikel 3 bedoelde lijst.

Voor de toepassing van deze bepaling kan de oprichting van een institutionele instelling voor collectieve belegging of van een compartiment worden beschouwd als een beslissing van het bevoegde orgaan waardoor de herstructurering wordt voltrokken. HOOFDSTUK X. - Private privak

Art. 40.In artikel 10, § 2, eerste lid, van het Koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak, worden de woorden « met toepassing van artikel 143, § 5, vierde lid, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten » vervangen door de woorden « met toepassing van artikel 185bis, § 3, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding

Art. 41.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 42.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^