Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 december 2016
gepubliceerd op 13 januari 2017

Koninklijk besluit betreffende de prijsaanduiding in de horecasector

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2016011534
pub.
13/01/2017
prom.
07/12/2016
ELI
eli/besluit/2016/12/07/2016011534/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit betreffende de prijsaanduiding in de horecasector


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp strekt er toe gebruik te maken van de machtiging die U is verleend krachtens het artikel VI.7, 1°, van het Wetboek van economisch recht.

Krachtens dit artikel kan de Koning voor de producten of categorieën van producten die Hij aanwijst, bijzondere regels stellen inzake prijsaanduiding.

Een gelijkaardige machtiging was eveneens voorzien in de vroegere wetten op de handelspraktijken. Op grond van artikel 3 van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken werd het koninklijk besluit van 15 juni 1988 betreffende de aanduiding van de tarieven in de zaken waar logies, maaltijden, gerechten of dranken worden verstrekt, genomen.

Dit besluit, dat na meer dan 25 jaar nog steeds van kracht is, voorziet voor de bedoelde sectoren in de manier waarop de prijsaanduiding moet gebeuren, onder meer door het gebruik van de modellen vastgelegd in bijlage bij dit koninklijk besluit.

Dit ontwerp past de regels inzake prijsaanduiding aan de geëvolueerde praktijken in de betrokken sectoren aan.

Het ontwerp heeft onder meer tot doel om de lasten van de ondernemingen te verlichten, onder andere door niet langer te voorzien in verplichte modellen voor prijsaanduiding. Op die manier wordt de prijsaanduiding versoepeld.

Het ontwerp is van toepassing op de horecasector. Bedoeld worden enerzijds de ondernemingen die logies aanbieden en anderzijds de ondernemingen die maaltijden, gerechten en/of dranken aanbieden waarbij de mogelijkheid bestaat om deze ter plaatse te consumeren.

Voor ondernemingen die gelijkaardige diensten aanbieden maar waarbij consumptie ter plaatse niet mogelijk is, gelden de algemene bepalingen van het boek VI van het Wetboek van economisch recht en van het koninklijk besluit van 30 juni 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/06/1996 pub. 25/10/1997 numac 1997011367 bron ministerie van economische zaken Koninklijk besluit houdende benoeming van leden van het Oriënteringscomité opgericht bij het Instituut voor de nationale rekeningen sluiten betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon.

Artikel 1 vertrekt vanuit het algemene principe dat de prijsaanduiding van de verstrekte diensten schriftelijk moet gebeuren op een leesbare, goed zichtbare en ondubbelzinnige wijze op een van buiten de verkoopruimte goed zichtbare plaats.

De notie "verkoopruimte" dient begrepen te worden in de zin van artikel I.8, 32°, van het Wetboek van economisch recht. Verkoopruimte is "a) iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de onderneming op permanente basis zijn activiteiten uitvoert; of b) iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de onderneming gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert.". De verkoopruimte is dus de verplaatsbare of onverplaatsbare ruimte waar, in het kader van de bedoelde sector, logies, maaltijden, gerechten of dranken worden aangeboden.

Deze definitie heeft tot gevolg dat de notie "van buiten de verkoopruimte goed zichtbare plaats" voor de toepassing van het voorliggende ontwerp begrepen moet worden in die zin dat de consument de prijs moet kunnen raadplegen vóór het binnentreden van de verkoopruimte. De informatie moet dus met andere woorden beschikbaar zijn voor het binnengaan van de verkoopruimte. De notie "buiten de verkoopruimte" moet begrepen worden als bij de ingang van de ruimte of het lokaal waar de diensten worden aangeboden en waar ze kunnen worden geconsumeerd, of bv. op een andere plaats waar de consument voorbijkomt, wanneer hij zich naar de verkoopruimte begeeft. Dit impliceert niet noodzakelijk aan de buitenkant van het gebouw waarin de verkoopruimte zich bevindt. Een hotel met restaurant en/of bar beschikt niet noodzakelijk over een aparte van buiten het gebouw toegankelijke ingang voor het restaurant en/of de bar. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het restaurant en/of de bar enkel toegankelijk is via de lobby van het hotel. In dergelijk geval voldoet de onderneming aan haar verplichting tot prijsaanduiding van de te koop aangeboden gerechten en dranken `buiten de verkoopruimte' met de aanduiding van de prijzen aan de ingang van het restaurant zelf, dus in de lobby van het hotel. Het hoeft dit niet te doen aan de hoofdingang van het hotel.

Als een restaurant of een café een terras heeft, dan behoort het terras tot de verkoopruimte; het vormt er één geheel mee. Dit blijkt uit de geciteerde definitie van het begrip "verkoopruimte": ook de verplaatsbare ruimte is de verkoopruimte van de onderneming. Dit impliceert dat een terras wordt beschouwd als een verkoopruimte en dus als een integraal onderdeel van - `binnenin' - de verkoopruimte. In toeristische centra bijvoorbeeld zijn er restaurants/cafés die over een terras beschikken niet alleen onmiddellijk voor het gebouw maar ook aan de overkant van de straat of de dijk. In dat geval worden de beide terrassen beschouwd als zijnde binnen in de verkoopruimte.

Concreet betekent dit dat aan de verplichting tot prijsaanduiding `op een van buiten goed zichtbare plaats' voldaan is indien de prijsaanduiding gebeurt aan de hoofdingang van het gebouw, en dat het dus niet vereist is deze prijsaanduiding te herhalen aan de ingang van elk terras.

Artikel 2 voorziet in de facultatieve mogelijkheid om af te wijken van het algemene principe voor de ondernemingen die logies aanbieden.

Hotels kunnen voldoen aan hun verplichting tot prijsaanduiding door enkel binnen in de verkoopruimte de prijzen aan te duiden. Dergelijke prijsaanduiding binnen in de verkoopruimte moet dan wel gebeuren op een plaats die vrij toegankelijk is voor de consument. De bedoeling is dat de consument bijvoorbeeld de lobby van een hotel kan binnenwandelen en daar gemakkelijk de prijs kan consulteren, zonder dat hij daarvoor bijzondere inspanningen moet doen.

De prijs voor de logies moet per verblijfstype worden aangeduid. Dit impliceert dat de prijsaanduiding niet enkel betrekking heeft op de prijs per kamertype (enkele kamer, dubbele kamer, kamer met balkon, enzovoort), maar eveneens op de mogelijkheden om te kiezen voor enkel logies, logies met ontbijt of logies met pension of halfpension. Naast de prijs per verblijfstype, moet de onderneming ook de prijs van alle andere diensten die zij aanbiedt - bijvoorbeeld, roomservice, telefoon, internetverbinding, enzovoort - ter beschikking stellen van de consument. De onderneming is vrij de plaats te bepalen waar de consument deze informatie kan raadplegen: in de kamer (bijvoorbeeld via een brochure, het informatiekanaal op de televisie,...), bij de lobby, ...

Voor de verkoop van goederen zijn de regels van het boek VI van het Wetboek van economisch recht van toepassing. Zo moet bijvoorbeeld de prijsaanduiding van de dranken in de minibar gebeuren overeenkomstig de vereisten van de artikelen VI.3 tot VI.7 WER. Artikel 3 bepaalt dat restaurants en cafés het algemene principe moeten respecteren. Er wordt echter wel een uitzondering voorzien voor de dranken. Aan de ingang mag de prijsaanduiding van dranken worden beperkt tot die dranken die voor elke categorie - bijvoorbeeld frisdranken, warme dranken, bieren, wijnen, sterke dranken,... - het meest representatief zijn. De indeling in categorieën hangt af van het aanbod van de betrokken onderneming. Zo zal bijvoorbeeld een biercafé bij de ingang kunnen voldoen aan haar verplichting tot prijsaanduiding door de aangeboden bieren op te delen in verschillende categorieën en de prijsaanduiding te beperken tot de prijs van de meest representatieve bieren per categorie.

Restaurants en cafés moeten binnen in de verkoopruimte wel een volledige prijslijst van alle maaltijden, gerechten en dranken ter beschikking stellen van de consument. "Binnen" in de verkoopruimte heeft betrekking op de plaats waar de consument effectief de aangeboden diensten consumeert. Concreet betekent dit dat de consument die plaatsneemt op om het even welke terras of binnen in het gebouw de volledige prijslijst tot zijn beschikking moet hebben.

Artikel 4 heft het voornoemde koninklijk besluit van 15 juni 1988 op, dat vervangen wordt door dit ontwerp.

Het advies werd ingewonnen van zowel de Raad voor het Verbruik als van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO. De ondernemingsvertegenwoordigers zijn eerder van oordeel dat de tekst nog meer flexibiliteit zou moeten bieden om te kunnen inspelen op de hedendaagse technologische mogelijkheden.

Daaruit besluiten dat de beschikbaarheid van tarieven via internet voldoende is, is een brug te ver. De consument moet op de plaats waar hij wil aankopen zonder kosten kennis kunnen nemen van de prijzen en de onderneming moet die aan hem ter beschikking stellen.

Die informatietechnologieën laten trouwens perfect toe om de consument correct te informeren met gebruikmaking van andere dragers dan papier.

Het koninklijk besluit verzet zich daar niet tegen.

Aan de verplichting van prijsaanduiding kan ook worden voldaan bij frequent wijzigende prijzen. Het "yield management" waarvan sprake in het advies van de HRZKMO maakt het niet minder noodzakelijk om de consument actief te informeren.

De actieve informatieplicht die de onderneming blijft dragen, geeft een antwoord op de vrees die de consumentenorganisaties hebben geuit.

De Raad van State heeft geen bemerkingen geformuleerd over het voorontwerp van tekst dat aan zijn advies werd voorgelegd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, W. BORSUS

ADVIES 60.328/1 VAN 17 NOVEMBER 2016 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `BETREFFENDE DE PRIJSAANDUIDING IN DE HORECASECTOR' Op 26 oktober 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minster van Economie en Consumenten verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de prijsaanduiding in de horecasector'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 17 november 2016 .

De kamer was samengesteld uit Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad, voorzitter, Wouter Pas en Patricia De Somere, staatsraden, Marc Rigaux en Michel Tison, assessoren, en Wim Geurts, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frederic Eggermont, auditeur .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 november 2016.

Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

Dat onderzoek geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

De griffier, W. Geurts.

De voorzitter, W. Van Vaerenbergh.

7 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit betreffende de prijsaanduiding in de horecasector FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel VI.7;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 1988 betreffende de prijsaanduiding van de tarieven in de zaken waar logies, maaltijden, gerechten of dranken worden verstrekt;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O., gegeven op 20 september 2016;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 4 oktober 2016;

Gelet op advies 60.328/1 van de Raad van State, gegeven op 17 november 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerde op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten en van de Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Elke onderneming die logies, maaltijden, gerechten of dranken aanbiedt, duidt schriftelijk op een leesbare, goed zichtbare en ondubbelzinnige wijze de prijs van de verstrekte diensten op een van buiten de verkoopruimte goed zichtbare plaats aan.

Art. 2.In afwijking van artikel 1, mag elke onderneming die logies aanbiedt, de prijs binnen in de verkoopruimte op een leesbare, goed zichtbare en ondubbelzinnige wijze aanduiden op een plaats die vrij toegankelijk is voor de consument.

Wanneer de onderneming andere diensten aanbiedt, stelt zij de prijs ervan ter beschikking van de consument.

Art. 3.Onverminderd artikel 1, mag elke onderneming die maaltijden, gerechten of dranken aanbiedt, de prijsaanduiding van de dranken op een van buiten goed zichtbare plaats beperken tot die dranken die voor elke categorie het meest representatief zijn.

Binnen in verkoopruimte stelt de onderneming een volledige prijslijst van alle aangeboden maaltijden, gerechten en dranken ter beschikking van de consument.

Art. 4.Het koninklijk besluit van 15 juni 1988 betreffende de prijsaanduiding van de tarieven in de zaken waar logies, maaltijden, gerechten of dranken worden verstrekt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, wordt opgeheven.

Art. 5.De minister bevoegd voor Economie en Consumenten en de minister bevoegd voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 december 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, W. BORSUS

^