Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 2001
gepubliceerd op 09 mei 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen"

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012974
pub.
09/05/2001
prom.
07/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/07/2000012974/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1976, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 oktober 1976, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen".

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 7 oktober 1976, Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1976.

Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 Vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen" (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51371/CO/145)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.

Art. 2.Bij toepassing van artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1976, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 oktober 1976, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1976, worden, ten laste van het fonds, de volgende sociale voordelen toegekend : 1. een getrouwheidspremie;2. een aanvullende werkloosheidsvergoeding;3. een vergoeding voor gereedschap;4. een syndicale premie;5. tussenkomst bij brugpensioen;6. een vergoeding bij langdurige ziekte. HOOFDSTUK I. - Getrouwheidspremie

Art. 3.Een getrouwheidspremie wordt toegekend aan de werklieden tijdens het refertejaar tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Art. 4.Deze premie wordt als volgt vastgesteld : - van 0 tot 5 opeenvolgende jaren dienst in de sector : 6,00 pct.; - van 5 tot 15 opeenvolgende jaren dienst in de sector : 7,00 pct.; - meer dan 15 opeenvolgende jaren dienst in de sector : 8,50 pct., en dit van het brutoloon verdiend voor de in de sector tijdens het refertejaar gewerkte dagen.

Met "refertejaar" wordt bedoeld de periode van 1 juli van het vorig jaar tot 30 juni van het jaar waarin de premie uitbetaald wordt.

De vaststelling van de anciënniteit geschiedt op 30 juni van het refertejaar waarvoor de premie is verschuldigd.

Een werkman wordt geacht twee opeenvolgende jaren dienst in de sector te tellen indien hij tijdens twee opeenvolgende refertejaren prestaties heeft geleverd voor een onderneming voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Art. 5.De getrouwheidspremie wordt aan alle rechthebbenden betaald tussen 10 en 15 december volgend op het refertejaar waarop zij betrekking heeft.

Art. 6.Genieten eveneens de getrouwheidspremie volgens de modaliteiten van artikel 3 : - de werklieden die in de loop van het refertejaar worden gepensioneerd of met brugpensioen worden gesteld; - de rechtverkrijgenden van de werklieden die in de loop van het refertejaar zijn overleden; - de werklieden wier arbeidsovereenkomst in de loop van het refertejaar wordt beëindigd door de werkgever (middels gewone opzegging of vergoeding), in onderling overleg of ingevolge overmacht; - de werklieden verbonden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur of voor een welomschreven werk die een einde neemt in de loop van het refertejaar; - de werklieden die in de loop van het refertejaar zelf ontslag nemen maar in de loop van datzelfde refertejaar opnieuw in dienst treden bij een onderneming voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.

Art. 7.Genieten bijgevolg niet de getrouwheidspremie, de werklieden : - die in de loop van het refertejaar zelf ontslag nemen en in de loop van datzelfde refertejaar niet opnieuw in dienst treden bij een onderneming voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen; - die ontslagen worden om dringende reden in de loop van het refertejaar.

Art. 8.Onverminderd de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven de bijkomende voordelen voorzien bij particuliere akkoorden gesloten op het vlak van de onderneming, behouden. HOOFDSTUK II. - Aanvullende werkloosheidsuitkering

Art. 9.Er wordt aan de werklieden met zes maanden dienst, ongeacht hun leeftijd, een dagelijkse aanvullende werkloosheidsuitkering toegekend wanneer zij werkloos worden gesteld ten gevolge van slechte weersomstandigheden, volgens de hiernavermelde modaliteiten.

Art. 10.Voor 1999 en de volgende jaren blijft het maximum aantal te vergoeden dagen vastgesteld op 40 per kalenderjaar.

Art. 11.Het bedrag van de dagelijkse aanvullende werkloosheidsuitkering blijft eveneens vastgesteld op 250 BEF. HOOFDSTUK III. - Vergoeding voor gereedschap

Art. 12.De vergoeding voor slijtage aan gereedschap uitgekeerd aan de werklieden blijft voor het jaar 1999 en volgende jaren vastgesteld op 7 BEF per bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven arbeidsdag tijdens het refertejaar en zonder dat de vergoeding een bedrag van 1 800 BEF mag overschrijden.

De periode van 1 juli van het vorig jaar tot 30 juni van het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft wordt beschouwd als "refertejaar". HOOFDSTUK IV. - Syndicale premie

Art. 13.Aan de werklieden die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, wordt een syndicale premie uitgekeerd ten belope van : - 15 BEF per gewerkte dag tijdens het refertejaar 1998-1999 met een maximum van 3 750 BEF; - 16 BEF per gewerkte dag tijdens het refertejaar 1999-2000 en volgende refertejaren met een maximum van 4 000 BEF.

Art. 14.De syndicale premie wordt uitbetaald in de loop van de maand december.

Art. 15.De premie wordt toegekend volgens dezelfde modaliteiten als die bepaald in artikel 5 en 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 16.Worden voor het toekennen van de syndicale premie als arbeidsdagen aanzien : - de effectief gepresteerde arbeidsdagen; - de gelijkgestelde dagen overeenkomstig de bepalingen voorzien in de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de loonarbeiders. HOOFDSTUK V. - Tussenkomst bij brugpensioen

Art. 17.Aan de werkgevers wordt de aanvullende vergoeding bij conventioneel brugpensioen, met inbegrip van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdrage, geheel of gedeeltelijk terugbetaald. a) Voor de bruggepensioneerde die voor 1 januari 1995 in kennis werd gesteld van zijn ontslag, bedraagt die tussenkomst maximaal 3 500 BEF per maand.b) Voor de bruggepensioneerde die na 1 januari 1995 in kennis wordt gesteld van zijn ontslag, bedraagt die tussenkomst maximaal 7 000 BEF per maand.Alleen de werkgevers wier bruggepensioneerde werknemers gedurende de twee jaren voorafgaand aan hun brugpensioen onafgebroken door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden geweest met een werkgever die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteert, kunnen genieten van deze tussenkomst. Deze tussenkomst wordt berekend op basis van het gemiddelde van de lonen die de werknemer heeft ontvangen gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan zijn brugpensioen. HOOFDSTUK VI. - Vergoeding bij langdurige ziekte

Art. 18.Er wordt aan de werklieden, met minimum vijf jaren dienst, een vergoeding toegekend, na vier maanden ononderbroken ziekte.

Art. 19.De vergoeding van 200 BEF per dag bij langdurige ziekte wordt betaald vanaf de eerste dag van de vijfde maand ziekte, voor een maximale periode van : - 13 weken (zes dagen per week) bij 5 tot 10 jaren dienst in de sector; - 26 weken (zes dagen per week) bij 10 of meer jaren dienst in de sector. HOOFDSTUK VII. - Eindbepalingen

Art. 20.De uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende sociale voordelen vastgesteld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald door de raad van beheer van het fonds.

Art. 21.Alle bijzondere gevallen welke bij toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst voorkomen, kunnen worden voorgelegd aan de raad van beheer van het fonds. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheid

Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van aanvullende sociale voordelen ten laste van het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 oktober 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 december 1998.

Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Elk van de contracterende partijen kan ze opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, te betekenen bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^