Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 januari 2007
gepubliceerd op 25 januari 2007

Koninklijk besluit waarbij voor de jaren 2005 en 2006 bepaalde categorieën van werkgevers vrijgesteld worden van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen ingesteld bij het koninklijk besluit van 27 november 1996.

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006201097
pub.
25/01/2007
prom.
07/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/07/2006201097/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij voor de jaren 2005 en 2006 bepaalde categorieën van werkgevers vrijgesteld worden van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen ingesteld bij het koninklijk besluit van 27 november 1996.


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 3, § 1, 4°;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische Unie, inzonderheid op artikel 2, derde lid;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gegeven op 14 juli 2006;

Gelet op het advies van de de Inspecteur van Financiën gegeven op 13 april 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 juni 2006;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit uitwerking dient te hebben met ingang van 1 januari 2005, dat de betrokken werkgevers onverwijld in kennis moeten gesteld worden van deze vrijstelling, en dat de instellingen belast met de inning van de sociale zekereidsbijdragen zo vlug mogelijk in kennis moeten gesteld worden van het exacte toepassingsgebied waarvoor zij de bijzondere bijdrage van 0,10 % moeten innen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.- De werkgevers worden vrijgesteld van de bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, bedoeld in het koninklijk besluit van 27 november 1996, wanneer : - zij in 1996 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereen-komst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en; - zij in 1997-1998, 1999-2000 en 2001-2002 en 2003-2004 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en; - zij het bedrag dat overeenstemt met deze inspanning vanaf 1997 rechtstreeks gestort hebben aan een V.Z.W. die dit bedrag aangewend heeft voor de opleiding, vorming of tewerkstelling van deze categoriën, en; - zij voor de periode 2005-2006 dit stelsel voortzetten.

Art. 2.- De werkgevers die wensen te genieten van de vrijstelling bedoeld in artikel 1, moeten daartoe een gemotiveerd aanvraag indienen bij de Minister van Tewerkstelling waarbij zij het bewijs leveren dat zij voldoen aan de voorwaarden voorzien in artikel 1.

Art. 3.- Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006.

Art. 4.- Onze Minister van Tewerkstelling en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2007.

VAN KONINGSWEGE : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Sociale Zaken, R.DEMOTTE

^