Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 juni 2021
gepubliceerd op 17 juni 2021

Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2021042174
pub.
17/06/2021
prom.
07/06/2021
ELI
eli/besluit/2021/06/07/2021042174/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JUNI 2021. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In een ingebrekestelling van de Europese Commissie van 2 juli 2020 gericht aan België met betrekking tot de mogelijke onverenigbaarheid van de omzetting in Belgisch recht van Richtlijn (EU) 2016/1164 van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, had de Commissie opgemerkt dat in artikel 198/1, § 2, tweede lid, tweede streepje, WIB 92, projecten van publiek-private samenwerking worden vermeld, terwijl artikel 4, lid 4, onder b), van richtlijn 2016/1164 betrekking heeft op langlopende openbare-infrastructuurprojecten.

Ten gevolge van deze ingebrekestelling heeft de wetgever middels de wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen, in artikel 198/1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) de verwijzingen naar een project van publiek-private samenwerking vervangen in een verwijzing naar een langlopend openbaar infrastructuurproject. In de toelichting verklaarde de wetgever dat er werd beoogd om terug te grijpen naar de definitie uit richtlijn 2016/1164.

Aangezien U de modaliteiten bepaalt waaraan de belastingplichtige die de toepassing wenst van artikel 198/1, § 2, tweede lid, WIB 92, moet voldoen, is het noodzakelijk om in uitvoering van de door de wetgever gewenste wijziging eveneens artikel 734/10, van het KB/WIB 92, te herzien, aangezien hierin de modaliteiten waren vastgelegd die betrekking hadden op de belastingplichtigen die de financieringskosten niet in aanmerking wensen te nemen van leningen die betrekking hebben op een project van publiek-private samenwerking. In dit artikel zullen immers voortaan de modaliteiten worden vastgelegd die van toepassing zijn op de belastingplichtigen die de financieringskosten niet in aanmerking wensen te nemen van leningen die betrekking hebben op een langlopend openbaar infrastructuurproject.

Vervolgens werd in de voormelde wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten beoogd om een gelijk speelveld te creëren tussen enerzijds de vennootschappen die behalve langlopende openbare-infrastructuurprojecten ook andere projecten realiseren en die zich beroepen op de uitsluiting die is voorzien in artikel 198/1, § 2, tweede lid, tweede streepje, WIB 92, en waarbij U al over de bevoegdheid beschikt om de nodige modaliteiten te bepalen, en anderzijds de vennootschappen waarvan de enige activiteit bestaat in de uitvoering van een langlopend openbaar infrastructuurproject, en die zich beroepen op de uitsluiting die is voorzien in artikel 198/1, § 6, eerste lid, 13°, WIB 92, en waarvoor U nog niet over de bevoegdheid beschikt om de nodige modaliteiten te bepalen. Door in artikel 198/1, § 6, tweede lid, WIB 92, ook voor deze tweede categorie een delegatie te voorzien, is het mogelijk om te garanderen dat de in artikel 734/10, KB/WIB 92, bedoelde modaliteiten voortaan op beide soorten vennootschappen van toepassing zijn.

Dit ontwerp heeft geenszins de bedoeling om ten aanzien van deze belastingplichtigen bijkomende voorwaarden te stellen dan deze die bij wet of in richtlijn 2016/1164 zijn vastgelegd. Dit ontwerp heeft dan ook enkel de bedoeling om de voorwaarden te verduidelijken waaraan de belastingplichtigen moeten voldoen bij het leveren van het bewijs dat een of meerdere leningen werden gesloten in uitvoering van een langlopend openbaar infrastructuurproject, waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de winst zich allemaal in de Europese Unie bevinden.

Het bewijs wordt in twee stappen geleverd. Bij de aangifte wordt door middel van een opgave, waarvan geen model bestaat, waardoor de vorm ervan door de belastingplichtige zelf mag worden bepaald, de nodige informatie verstrekt over de lening en het langlopende openbare infrastructuurproject. Daarnaast verzamelt de belastingplichtige de bewijsstukken die de via de opgave verstrekte gegevens moeten staven.

Deze bewijsstukken moeten ter beschikking van de administratie worden gehouden en op eenvoudig verzoek worden voorgelegd.

In artikel 4, lid 4, tweede alinea, van richtlijn 2016/1164 wordt verduidelijkt dat onder een langlopend openbaar infrastructuurproject een project moet worden verstaan dat bedoeld is om een grootschalig actief dat door een lidstaat wordt beschouwd als zijnde van algemeen belang, te leveren, te verbeteren, te exploiteren en/of te onderhouden.

De door de belastingplichtige op te stellen opgave heeft dan ook in de eerste plaats tot doel om dit grootschalig actief dat door dit langlopend openbare infrastructuurproject wordt opgeleverd, verbeterd, geëxploiteerd of onderhouden, te identificeren en te omschrijven.

Vervolgens moet in deze opgave het openbare karakter van dit infrastructuurproject worden aangetoond. Hierbij is het niet nodig dat het infrastructuurproject wordt gefinancierd met publieke middelen om aan deze voorwaarde te voldoen, al kan de aanwezigheid van publieke financiering wel element zijn bij de beoordeling van het openbare karakter ervan. De beoordeling van het openbare karakter is in principe een feitenkwestie die door de fiscale administratie geval per geval zal moeten worden beoordeeld.

De vermelding in de opgave van een verwijzing naar een officiële notificatie van een federale, gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale of gemeentelijke overheid of een soortgelijke buitenlandse overheid waaruit het algemene belang van het infrastructuurproject blijkt, kan ook een element zijn bij de beoordeling van het openbare karakter ervan. Het loutere feit dat er voor het infrastructuurproject de noodzakelijke vergunningen wordt geleverd, is uiteraard niet relevant bij de beoordeling van het openbare karakter van het infrastructuurproject.

Zonder exhaustief te zijn, kan worden vermeld dat transportinfrastructuur (wegen, bruggen, tunnels, sporen, kanalen,...) die gelegen is in een voor het publiek toegankelijke locatie, energieproductie en -distributie-infrastructuur, energie-infrastructuur zoals bedoeld in artikel 2, punt 130, van verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, of infrastructuur die beoogt een positief effect te hebben op het leefmilieu of de biodiversiteit en die verder gaat dan wat de toepasselijke regelgeving minimaal voorschrijft, activa zijn die van algemeen belang zijn.

Indien het infrastructuurproject niet kan worden ondergebracht onder één van de hierboven genoemde categorieën, zal de fiscale administratie het actief toetsen aan de volgende criteria: de toegankelijkheid, de meerwaarde voor de omgeving en maatschappij, de mate waarin anderen dan de investeerder er gebruik van kunnen maken.

Het argument dat het infrastructuurproject bijdraagt aan het vergroten van het aanbod aan werkgelegenheid in een bepaalde regio is niet pertinent bij de beoordeling van het openbare karakter ervan.

Daarnaast wordt gevraagd om in de opgave de verwachte of daadwerkelijke duurtijd van de effectieve werkzaamheden aan het in het eerste lid, eerste streepje, bedoelde infrastructuurproject te vermelden. Dit heeft tot doel om de administratie toe te laten om het langlopende karakter van het project te beoordelen. Hoewel dit niet wordt gevraagd staat het de belastingplichtige vrij om het langlopende karakter van het project aan de hand van specifieke elementen te onderbouwen.

Teneinde de fiscale administratie toe te laten om te beoordelen of het actief zich in de Europese Unie bevindt, moet in de opgave de plaats worden vermeld waar het in het eerste lid, eerste streepje, bedoelde project en de activa die ten gevolge van dit project werden gerealiseerd, zich in het desbetreffende belastbare tijdperk bevinden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de winst van het infrastructuurproject geacht zich te bevinden bij de investeerder van dit project. In geval het infrastructuurproject met overheidsmiddelen wordt gefinancierd wordt de overheid geacht de investeerder te zijn en moet de identiteit van de investeerder niet in de opgave worden vermeld. In het geval het investeringsproject niet met overheidsmiddelen wordt gefinancierd, bijvoorbeeld in het geval van een project van publiek private samenwerking, wordt de investeerder geacht de persoon of personen, te zijn die het economisch risico van het project dragen. In dat geval moet de naam en plaats van vestiging van deze personen in de opgave worden vermeld.

Teneinde de fiscale administratie toe te laten om te beoordelen of de financieringskosten, zich in de Europese Unie bevinden, moet in de opgave ook de naam en plaats van vestiging van de persoon of personen die ingevolge de uitvoering van het eerste lid, eerste streepje, bedoelde project interesten of kosten die overeenkomstig artikel 734/8, KB/WIB 92, economisch gelijkwaardig zijn aan interesten verkrijgen, worden vermeld.

Vervolgens wordt artikel 734/9, KB/WIB 92, aangepast, in uitvoering van de voormelde wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten die de inleidende zin van artikel 198/1, § 2, tweede lid, WIB 92, heeft gewijzigd, zodat verduidelijkt wordt dat de in dat lid bedoelde uitsluiting niet enkel betrekking heeft op de interesten maar ook op de kosten en opbrengsten die economisch gelijkwaardig zijn aan interesten.

Omwille van het feit dat de wijzigingen aan de artikelen 734/9 en 734/10, KB/WIB 92, louter uitvoering geven aan de voormelde wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten die op 31 december 2020 in werking is getreden, zijn deze artikelen van toepassing vanaf aanslagjaar 2021, ongeacht of het belastbare tijdperk dat daarmee verbonden is, werd afgesloten op of tussen 31 december 2020 en de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt of op een belastbaar tijdperk dat erna wordt afgesloten.

Tot slot wordt er nog een correctie uitgevoerd in artikel 734/11, § 1, KB/WIB 92. Dit artikel beoogt om de kosten of opbrengsten die verschuldigd zijn aan of door een binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting die tijdens het hele belastbaar tijdperk deel heeft uitgemaakt van een groep van vennootschappen en die niet is uitgesloten van de toepassing van artikel 198/1 WIB 92, buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de EBITDA van de belastingplichtige. Artikel 734/11, § 1, tweede en derde lid, KB/WIB 92, slaagt niet helemaal in die opzet, doordat er enkel een correctie wordt doorgevoerd voor intra-groepskosten en intra-groepsopbrengsten die geen intra-groepsfinancieringskosten of intra-groepsfinancieringsopbrengsten zijn.

Gelet op de betrachting van de wetgever om over de hele groep bekeken tot een gelijk resultaat te bekomen als wanneer het resultaat van de groep geconsolideerd zou worden benaderd, is het dus nodig om alle intra-groepstransacties op een correcte wijze te corrigeren. Het onderscheid dat in artikel 734/11, § 1, tweede en derde lid, KB/WIB 92, wordt gemaakt tussen enerzijds intra-groepskosten en intra-groepsopbrengsten die geen intra-groepsfinancieringskosten of intra-groepsfinancieringsopbrengsten zijn en anderzijds de intra-groepsfinancieringskosten of intra-groepsfinancieringsopbrengsten maakt dat de intra-groepstransacties niet correct worden geneutraliseerd. Om tot een correct en neutraal resultaat te komen waarin alle intra-groepstransacties worden uitgezuiverd, moeten alle intra-groepskosten en intra-groepsopbrengsten worden gecorrigeerd, ongeacht of deze kosten of opbrengsten intra-groepsfinancieringskosten of intra-groepsfinancieringsopbrengsten zijn. De in artikel 5, a en b, van dit ontwerp opgenomen wijzigingen beogen dit resultaat te bekomen.

Teneinde te garanderen dat de toepassing van de bepalingen van artikel 734/11, § 1, KB/WIB 92, over de hele groep bekeken, neutraal blijft, wordt bovendien voortaan expliciet voorzien dat een vennootschap of inrichting die deel uitmaakt van de Belgische groep krachtens het tweede lid de EBITDA slechts kan verhogen, indien deze verhoging op eenzelfde wijze gecompenseerd wordt door de toepassing van het derde lid bij een andere vennootschap of inrichting die deel uitmaakt van deze groep.

Deze laatste wijziging zal in werking treden vanaf aanslagjaar 2022.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

ADVIES 69.264/3 VAN 18 MEI 2021 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "HOUDENDE UITVOERING VAN DE WET HOUDENDE DRINGENDE DIVERSE FISCALE EN FRAUDEBESTRIJDING BEPALINGEN" Op 22 april 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende uitvoering van de wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen" Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 18 mei 2021 . De kamer was samengesteld uit Wilfried Van Vaerenbergh, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Bruno Peeters, assessor, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, eerste auditeur.

Het advies is gegeven op 18 mei 2021 .

Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

Dat onderzoek geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

De griffier, De voorzitter, A. Truyens W. Van Vaerenbergh

7 JUNI 2021. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: - artikel 198/1, § 2, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014381 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen IV type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014380 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen III type wet prom. 25/12/2017 pub. 13/09/2018 numac 2018040655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse fiscale bepalingen III type wet prom. 25/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017014395 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw en bepaalde begrotingsfondsen sluiten, gewijzigd bij de wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten; - artikel 198/1, § 3, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 2 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2019 pub. 15/05/2019 numac 2019012436 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I. sluiten; - artikel 198/1, § 6, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 20 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2020 pub. 30/12/2020 numac 2020044502 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen sluiten;

Gelet op het KB/WIB 92;

Overwegende richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 7 maart 2021;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 19 april 2021;

Gelet op het advies nr. 69.264/3 van de Raad van State gegeven op 18 mei 2021 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit koninklijke besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.

Art. 2.In het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling XXVIIbis/2 van hoofdstuk I van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/12/2019 numac 2019042928 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van het KB/WIB 92 ingevolge de invoering van de aftrek van de groepsbijdrage en van de beperking op de aftrek van interesten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 24/12/2019 numac 2019042912 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/01/2020 numac 2019031161 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters en van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis 'Het informatiebeheer' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 01/04/2020 numac 2019042978 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5, § 6, van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie en modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, worden de woorden "een project van publiek-private samenwerking" vervangen door de woorden "een langlopend openbaar infrastructuurproject".

Art. 3.In artikel 734/9, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/12/2019 numac 2019042928 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van het KB/WIB 92 ingevolge de invoering van de aftrek van de groepsbijdrage en van de beperking op de aftrek van interesten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 24/12/2019 numac 2019042912 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/01/2020 numac 2019031161 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters en van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis 'Het informatiebeheer' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 01/04/2020 numac 2019042978 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5, § 6, van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie en modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, worden de woorden "de interesten van deze leningen" vervangen door de woorden "de interesten of kosten of opbrengsten die overeenkomstig artikel 734/8 economisch gelijkwaardig zijn aan interesten van deze leningen".

Art. 4.Artikel 734/10, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/12/2019 numac 2019042928 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van het KB/WIB 92 ingevolge de invoering van de aftrek van de groepsbijdrage en van de beperking op de aftrek van interesten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 24/12/2019 numac 2019042912 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/01/2020 numac 2019031161 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters en van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis 'Het informatiebeheer' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 01/04/2020 numac 2019042978 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5, § 6, van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie en modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, wordt vervangen als volgt: "Wanneer de belastingplichtige verzoekt om de interesten of kosten of opbrengsten die overeenkomstig artikel 734/8 economisch gelijkwaardig zijn aan interesten, van de in artikel 198/1, § 2, tweede lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, bedoelde leningen niet in aanmerking te nemen voor de vaststelling van het financieringskostensurplus of wanneer hij om de toepassing van artikel 198/1, § 6, 13°, van hetzelfde Wetboek, verzoekt, voegt hij bij de aangifte een opgave die betrekking heeft op deze leningen en waarin per leningsovereenkomst de volgende gegevens worden opgenomen: - de identificatie en omschrijving van het grootschalig actief dat door het in artikel 198/1, § 2, tweede lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, bedoelde openbare infrastructuurproject wordt opgeleverd, verbeterd, geëxploiteerd of onderhouden; - een omschrijving van het openbare karakter en/of één of meerdere verwijzingen naar notulen, beslissingen of andere documenten van een overheid waaruit het algemene belang of openbare karakter van het in het eerste streepje bedoelde infrastructuurproject blijkt; - de verwachte of daadwerkelijke duurtijd van de effectieve werkzaamheden aan het in het eerste streepje bedoelde infrastructuurproject te vermelden; - de plaats waar het in het eerste streepje bedoelde project en de activa die ten gevolge van dit project werden gerealiseerd zich bevinden; - behalve wanneer de investeerder van het project een overheid is, de naam en plaats van vestiging van de persoon of personen die het economisch risico van het project dragen; - de naam en plaats van vestiging van de persoon of personen die ingevolge een met de investeerder gesloten overeenkomst verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het in het eerste streepje bedoelde project; - de naam en plaats van vestiging van de persoon of personen die ingevolge de uitvoering van het in het eerste streepje bedoelde project interesten of opbrengsten die overeenkomstig artikel 734/8 economisch gelijkwaardig zijn aan interesten verkrijgen; - behalve wanneer de belastingplichtige om de toepassing van artikel 198/1, § 6, 13°, van hetzelfde Wetboek, verzoekt, het bedrag van de in artikel 198/1, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, bedoelde interesten en kosten die overeenkomstig artikel 734/8 economisch gelijkwaardig zijn aan interesten, die in uitvoering van deze overeenkomst in de loop van het belastbare tijdperk door de belastingplichtige werden verkregen of betaald.

De toepassing van artikel 198/1, § 6, 13°, van hetzelfde Wetboek, kan enkel worden gevraagd wanneer aan de aangifte een verklaring op eer wordt toegevoegd waarin wordt verklaard dat de belastingplichtige geen activiteit uitoefent die niet verbonden is met de in het eerste lid, eerste streepje, bedoelde infrastructuurproject.

De belastingplichtige houdt alle overeenkomsten of andere bewijsstukken die betrekking hebben op deze leningen en in voorkomend geval op de wijzigingen die deze leningen hebben ondergaan ter beschikking van de administratie en legt deze op eenvoudig verzoek voor.

De belastingplichtige verzamelt eveneens de volgende bewijsstukken, houdt deze ter beschikking van de administratie en legt deze op eenvoudig verzoek voor: - in voorkomend geval een kopie van de in het eerste lid, tweede streepje, bedoelde notulen, beslissingen of andere documenten van een overheid waaruit het openbare karakter of algemene belang van het in het eerste lid, eerste streepje, bedoelde infrastructuurproject blijkt; - documenten die de lokalisatie van het in het eerste lid, eerste streepje, bedoelde project en van de activa die ten gevolge van dit project werden gerealiseerd kunnen bevestigen; - documenten die het economische en juridische kader van het openbare infrastructuurproject uiteenzetten en waarin alle partijen worden geïdentificeerd die bij de totstandkoming van dit project zijn betrokken.".

Art. 5.In artikel 734/11, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/12/2019 numac 2019042928 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van het KB/WIB 92 ingevolge de invoering van de aftrek van de groepsbijdrage en van de beperking op de aftrek van interesten type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 24/12/2019 numac 2019042912 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 27/01/2020 numac 2019031161 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters en van het koninklijk besluit van 23 april 2018 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis 'Het informatiebeheer' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt type koninklijk besluit prom. 20/12/2019 pub. 01/04/2020 numac 2019042978 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 5, § 6, van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie en modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede lid worden de woorden "die geen in artikel 198/1, § 2, van hetzelfde Wetboek, bedoelde interesten of kosten die economisch gelijkwaardig zijn aan interesten zijn" vervangen door de woorden "in de mate dat de belastingplichtige heeft aangetoond dat deze kosten bij de verkrijger ervan worden aangemerkt als inkomsten die in toepassing van het derde lid uit de EBITDA worden geneutraliseerd";b) in het derde lid worden de woorden "en deze inkomsten geen in artikel 198/1, § 2, van hetzelfde Wetboek, bedoelde interesten of opbrengsten die economisch gelijkwaardig aan interesten zijn" opgeheven;c) in het vierde lid, tweede streepje, worden de woorden "in uitvoering van een project van publiek-private samenwerking gegund na inmededinging-stelling overeenkomstig de reglementering inzake overheidsopdrachten" vervangen door de woorden "in uitvoering van een langlopend openbaar infrastructuurproject".

Art. 6.De artikelen 3, 4 en 5, c, zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2021.

Art. 7.De overige bepalingen van artikel 5 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2022.

Art. 8.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 juni 2021.

PHILIPPE Par le Roi : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

^