Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 mei 2000
gepubliceerd op 24 juni 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 19, 20, 28, 31, 34 en 74 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

bron
ministerie van economische zaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000011234
pub.
24/06/2000
prom.
07/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/07/2000011234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 19, 20, 28, 31, 34 en 74 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, inzonderheid op artikel 21, 1°;

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en op het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993;

Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, inzonderheid de artikelen 19, 20, 28, 31, 34 en 74;

Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op 27juni 1997;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 2 maart 1998;

Gelet op het feit dat voldaan is aan de formaliteiten voorgeschreven bij de Richtlijn 98-34-EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de in dit besluit opgenomen voorschriften verbeteringen uitmaken van de reglementering die, om voor de veiligheid te zorgen, zonder uitstel dienen verplichtend gemaakt te worden;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder « Reglement » worden verstaan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, dat het voorwerp is van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993.

Art. 2.Artikel 19 van het Reglement wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 19.De keuze en het gebruik van elektrisch materieel geschieden in functie van de aanwezige uitwendige invloeden in overeenstemming met de door de Ministers, die respectievelijk Energie en Arbeidsveiligheid onder hun bevoegdheid hebben en dit ieder wat hem betreft, getroffen besluiten of bij ontstentenis daarvan, in akkoord met de vertegenwoordiger van het in artikel 275 bedoeld erkend keuringsorganisme.

Wanneer verschillende uitwendige invloeden zich gelijktijdig kunnen voordoen, kunnen hun gevolgen onafhankelijk zijn of elkaar onderling beïnvloeden en, in dit geval, de keuze van de beschermingsgraad wijzigen.

Wanneer nochtans het elektrisch materieel door constructie de vereiste eigenschappen niet bezit, mag het toch worden gebruikt op voorwaarde dat het bij het installeren wordt voorzien van een bijkomende bescherming waardoor gelijkwaardige eigenschappen worden verzekerd.

Deze bijkomende bescherming mag de werking van het aldus beschermd elektrisch materieel niet schaden.

De uitwendige invloeden alsmede de zones waarin deze van toepassing zijn, worden bepaald op basis van gegevens verstrekt door de uitbater van de installatie. Deze gegevens zijn aangebracht op een of meerdere plannen van de inrichting of de installatie. Deze plannen dienen te worden goedgekeurd en geparafeerd door de exploitant of zijn vertegenwoordiger en de vertegenwoordiger van het erkend organisme bedoeld in artikel 275.

De bepalingen van de twee voorgaande leden zijn niet van toepassing op elektrische installaties in huishoudelijke lokalen of plaatsen. »

Art. 3.Artikel 20 van het Reglement wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 20.De waarde van de isolatieweerstand in ohm tussen de actieve delen onderling, alsmede tussen de actieve delen en de aarde, gemeten onder de testspanning, aangeduid in de hierna vermelde tabel, is voor iedere stroombaan met afgeschakelde gebruikstoestellen minimum gelijk aan 1.000 maal de waarde in volt van de voormelde testspanning.

De metingen worden uitgevoerd onder gelijkstroom en de daartoe gebruikte meettoestellen moeten de in de hierna vermelde tabel opgegeven testspanning kunnen leveren onder een stroom van 1mA tot 5mA. De metingen worden uitgevoerd door het organisme, erkend volgens artikel 275, en hebben betrekking op de isolatieweerstand tussen elk van de actieve delen en de aarde. » Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.In artikel 28 van het Reglement wordt in de rubriek 03, het 1ste lid vervangen door het volgende lid : « Residuele differentieelstroom : algebraïsche som van de ogenblikkelijke waarden van de stromen doorheen alle actieve geleiders van een stroombaan in een punt van de elektrische installatie (I|gDn). »

Art. 5.In artikel 31 van het Reglement wordt in de rubriek « 03 - Conventionele relatieve grensspanning UL (t) », de tabel vervangen door de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.Artikel 34, 3e lid, van het Reglement wordt vervangen door het volgende lid : « Nochtans wordt, ten behoeve van occasionele werkzaamheden (bijvoorbeeld afstellen of herwapenen van regelapparatuur, vervangen van smeltveiligheden), het wegnemen of openen van uitwendige omhulsels of van samenstellende delen toegestaan zonder gebruik van gereedschap of sleutel voor zover de hierna vermelde voorwaarden zijn vervuld : - alle actieve delen binnen de omhulsels behoren tot het domein van de laagspanning van de 1ste categorie; - de werkzaamheden mogen enkel worden uitgevoerd door bevoegde of gewaarschuwde personen; - de onderdelen waarop moet worden ingegrepen zijn derwijze opgevat en opgesteld dat de werkzaamheden op een veilige wijze kunnen worden uitgevoerd; - de voor de handelingen noodzakelijke bewegingsruimte is derwijze dat de bescherming tegen toevallige aanraking van de gevaarlijke actieve delen is gewaarborgd. Wanneer de bewegingsruimte te beperkt is, dient de bescherming tegen toevallige aanraking te zijn verwezenlijkt d.m.v. hindernissen. »

Art. 7.In artikel 74 van het Reglement worden de rubrieken 01, 03 en 05 respectievelijk vervangen door de volgende rubrieken : « 01. Aard van de geleiders.

Mogen als beschermingsgeleiders worden gebruikt : - onafhankelijke geleiders; - geleiders die in dezelfde leiding zijn ondergebracht als de actieve geleiders van een installatie voor zover ze op dezelfde wijze geïsoleerd zijn als de voornoemde actieve geleiders; - metalen mantels, omvlechtingen, pantseringen en schermen, al of niet geïsoleerd, van leidingen, waarvan de geschiktheid in dit opzicht erkend wordt door de regels van goed vakmanschap; - metalen structuren waarop de hoogspanningstoestellen bevestigd zijn op voorwaarde dat bijzondere voorzorgen worden genomen om : a) de elektrische continuïteit te verzekeren d.m.v. een aangepast contactoppervlak; b) de elektrische continuïteit niet in gevaar te brengen door mechanische, chemische of elektrochemische beschadiging en door verwarming veroorzaakt door de te voorziene maximale foutstroom tot het ogenblik van uitschakeling door de beschermingsinrichtingen.03. Het installeren van geleiders. De beschermingsgeleiders moeten voldoende beschermd worden tegen mechanische en chemische beschadiging en elektrodynamische krachten.

Onafhankelijke aluminium geleiders, blank of geïsoleerd mogen noch ingegraven noch verzonken worden geplaatst. 05. Verbinding van de geleiders met het elektrisch materieel. De massa's van alle elektrische machines en toestellen moeten worden verbonden met een beschermingsgeleider zoals voorzien in artikel 74.01.

Indien metalen gebinten van een hoogspanningsschakelcombinatie als beschermingsgeleider worden gebruikt moeten deze, die een functionele eenheid vormen (bijvoorbeeld cellen), bovendien worden verbonden met een doorlopende koperen beschermingsgeleider waarop andere beschermingsgeleiders kunnen worden aangesloten.

Dit voorschrift is niet van toepassing op de metalen vasthechtingselementen van isolatoren.

Het wegnemen van een elektrische machine of toestel mag de continuïteit van de beschermingsstroombaan niet onderbreken. »

Art. 8.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

^