Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 mei 2002
gepubliceerd op 11 juli 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 augustus 1985 tot oprichting van een Hoge Raad en van Provinciale Commissies voor het voorkomen van misdadigheid

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000490
pub.
11/07/2002
prom.
07/05/2002
ELI
eli/besluit/2002/05/07/2002000490/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 augustus 1985 tot oprichting van een Hoge Raad en van Provinciale Commissies voor het voorkomen van misdadigheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 augustus 1985 tot oprichting van een Hoge Raad en van Provinciale Commissies voor het voorkomen van misdadigheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1988, van 31 januari 1991 en van 12 maart 1993;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juli 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 oktober 2001;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende de prioriteit gegeven door de Federale Regering aan criminaliteitspreventie in het kader van een integraal veiligheidsbeleid en overwegende de dringende noodzakelijkheid om een representatieve en efficiënte overlegstructuur op te richten tussen de gemeenschappen, de gewesten en de Federale Staat;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 augustus 1985 tot oprichting van een Hoge Raad en van Provinciale Commissies voor het voorkomen van misdadigheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 1988, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 januari 1991 en aangevuld bij het koninklijk besluit van 13 maart 1993, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Teneinde de Regering van advies te dienen in haar beleid inzake criminaliteitspreventie en teneinde een overlegorgaan op te richten voor de bepaling van een geïntegreerd beleid inzake criminaliteitspreventie, wordt een Hoge Raad voor criminaliteitspreventie opgericht, hierna « Hoge Raad » genoemd.

De Hoge Raad staat onder het voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken of van een door deze gemachtigde ambtenaar.

De Hoge Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale, gemeenschaps- of gewestministeries of hun afgevaardigden die een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het voorkomen van criminaliteit, uit vertegenwoordigers van de federale en de lokale politie, vertegenwoordigers van de Provinciegouverneurs en vertegenwoordigers van de wetenschapswereld specifiek werkzaam rond criminaliteitspreventie.

Vertegenwoordigers uit andere betrokken kringen kunnen als individueel lid worden uitgenodigd.

De Minister van Binnenlandse Zaken duidt de vaste en individuele leden aan.

Deskundigen uit binnen- en buitenland kunnen worden verzocht aan de vergaderingen deel te nemen.

De Hoge Raad wordt bijgestaan door het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid.

De Hoge Raad vergadert ten minste tweemaal per jaar en wordt daartoe door de voorzitter bijeengeroepen. »

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 januari 1991 en aangevuld bij het koninklijk besluit van 13 maart 1993, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 2.De Hoge Raad bestudeert door middel van de inbreng van haar leden, de criminaliteitsfenomenen en bepaalt programma's ter voorkoming ervan. De Hoge Raad verleent de Regering adviezen inzake dit onderwerp. Deze bevoegdheid houdt de volgende taken in : a) het verlenen van adviezen aangaande ieder onderwerp dat de preventie van criminaliteit aanbelangt met inbegrip van de verstrekking van adviezen inzake preventieopties die via een federale regulering of reglementering doorgevoerd moeten worden, voorstellen tot subsidiëring van innoverende wetenschappelijke onderzoeksprojecten en pilootprojecten inzake preventie en de bepaling, op basis van de analyse van het criminaliteitsfenomeen, van prioritaire aandachtspunten;b) het verstrekken van adviezen over preventiemethodieken gebruikt in binnen- en buitenland;c) het verstrekken van adviezen over methoden van organisatie, samenwerking en coördinatie ter preventie van criminaliteit;d) het verstrekken van adviezen over de preventiewerking op federaal, provinciaal, zonaal en lokaal vlak;e) het verstrekken van adviezen over preventiemethoden voor specifieke criminaliteitsproblemen met nationale impact;f) de verschillende ministeriële departementen wier bevoegdheidsuitvoering een impact kan hebben op de preventie van criminaliteit, sensibiliseren.»

Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 3.Er wordt in elke Provincie een provinciale commissie voor criminaliteitspreventie ingesteld, hierna « de commissie » genoemd.

Deze commissie wordt voorgezeten door de gouverneur of door een door deze gemachtigde ambtenaar.

De commissie wordt door de gouverneur samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale politie, van de lokale politie en van de betrokken kringen.

De gouverneur kan deskundigen verzoeken aan de vergaderingen van de commissie deel te nemen. Voor het Administratief arrondissement Brussel Hoofdstad worden deze opdrachten van de gouverneur waargenomen door de Gouverneur van het Administratief arrondissement Brussel Hoofdstad.

De commissie vergadert ten minste tweemaal per jaar en wordt daartoe door de voorzitter bijeengeroepen. De gouverneur stelt het nodige administratief personeel ter beschikking van de commissie. »

Art. 4.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 5.De werkingskosten van de raad en van de commissies zijn ten laste van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. »

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^