Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 november 2000
gepubliceerd op 08 februari 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022857
pub.
08/02/2001
prom.
07/11/2000
ELI
eli/besluit/2000/11/07/2000022857/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt een aantal fundamentele wijzigingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen.

Deze hervorming heeft twee belangrijke elementen, met name enerzijds het verminderen van het maximum aantal bedden waarover de fusie mag beschikken, en anderzijds de versterking van de regel dat in beginsel het gefusioneerde ziekenhuis niet langer op meerdere vestigingsplaatsen eenzelfde dienst, afdeling, functie, zorgprogramma, medische dienst en medisch-technische dienst mag uitbaten. In de huidige versie van het koninklijk besluit is reeds bepaald dat binnen de fusie de homogeniteit van de diensten moet worden gerealiseerd.

Elke fusie die vanaf 1 januari 2002 tot stand komt buiten de grote agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi), mag slechts over maximaal 700 bedden beschikken. De fusies die tot stand komen tussen het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit en 1 januari 2002, mogen nog over maximum 900 bedden beschikken.

Deze vermindering, ten aanzien van de huidige maximumgrens van 1000, wil vermijden dat in de toekomst nog te omvangrijke ziekenhuizen tot stand zouden komen.

Het maximum van 1100 bedden na de fusie, in hoger vermelde agglomeraties, bleef ongewijzigd, met dien verstande dat er geen afwijking door de bevoegde Minister meer vereist is.

In het koninklijk besluit van 31 mei 1989 wordt de regel opgenomen dat in beginsel het gefusioneerde ziekenhuis niet langer op meerdere vestigingsplaatsen eenzelfde dienst, functie, zorgprogramma, medische en medisch-technische dienst mag uitbaten. Deze regel geldt echter niet voor de dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, de functie van ziekenhuisapotheek, de functie van lokale neonatale zorg, de functie van palliatieve zorg, de functie « chirurgische daghospitalisatie » en de functie voor intensieve zorg. De Koning kan ook andere uitzonderingen bepalen, bijvoorbeeld naar aanleiding van het instellen van erkenningsnormen.

De fusies die erkend zijn vóór de inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit, beschikken over een tijdsspanne van één jaar, na de inwerkingtreding van dit besluit, om aan laatstgenoemde beslissing te beantwoorden.

De fusies die na de inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsbesluit worden erkend, beschikken echter over twee jaar om aan deze verplichting te beantwoorden.

In het geval de uitbating op meerdere vestigingsplaatsen is toegestaan, dient op elke van deze vestigingsplaatsen te worden voldaan aan alle erkenningsnormen. In het ontwerp, voor advies voorgelegd aan de Raad van State, was vermeld : « in voorkomend geval moet de opgesplitste medisch-technische dienst, medische dienst (...), functie, (...) op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. ».

Ten onrechte meende de Raad van State hieruit het volgende te moeten afleiden : « Het ontworpen artikel 3, 6°, beoogt, behoudens een aantal uitzonderingen, uitsplitsingen van diensten, afdelingen, zorgprogramma's en functies van een gefusioneerd ziekenhuis te verbieden, tenzij wanneer op elke vestigingsplaats afzonderlijk aan de erkenningsnormen is voldaan. ». Vervolgens doet de Raad van State een tekstvoorstel dat deze interpretatie expliciteert.

Teneinde hoger vermelde « ratio legis » te verduidelijken en verwarringen of foutieve interpretaties te vermijden, is hoger vermelde zinsnede uit het ontwerp van besluit vervangen door de volgende bepaling : « In het geval wordt beantwoord aan hoger vermelde uitzonderingen, moet de opgesplitste medisch-technische dienst, medische dienst, (...), functie (...) op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. ».

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken F. VANDENBROUCKE

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 17 juli 2000 door de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Sociale Zaken verzocht hun van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen", heeft op 7 september 2000 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. De wijzigingen die het voor advies voorgelegde ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, hebben betrekking op de voorwaarden voor de erkenning van ziekenhuizen. Het ontwerp komt inzonderheid neer op hetgeen volgt : - het maximum aantal bedden van fusieziekenhuizen wordt verlaagd, behalve in grote agglomeraties (artikel 1, 1°, van het ontwerp - ontworpen artikel 3, 2°); - de bedden van een ziekenhuisdienst die verspreid is over meerdere vestigingsplaatsen moeten onder bepaalde voorwaarden toch worden gegroepeerd op één vestigingsplaats (artikel 1, 2°, van het ontwerp - ontworpen artikel 3, 4°, tweede lid); - tenzij de erkenningsnormen anders bepalen, mag een medisch-technische dienst, een medische dienst, een ziekenhuisafdeling, een zorgprogramma of een ziekenhuisfunctie in beginsel niet uitgesplitst worden over meerdere vestigingsplaatsen, tenzij op elke plaats, afzonderlijk beschouwd, aan de erkenningsnormen is voldaan (artikel 1, 3°, van het ontwerp - ontworpen artikel 3, 6°); - in artikel 2 van het ontwerp wordt voorzien in een overgangsregering. 2. Het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 69, 3°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, luidens welke bepaling bijzondere normen kunnen worden vastgesteld voor groeperingen, fusies en associaties van ziekenhuizen, zoals deze door de Koning nader worden omschreven. Onderzoek van de tekst Algemene opmerking De gelegenheid zou kunnen worden te baat genomen om de Franse tekst van het opschrift te verbeteren en te schrijven "qu'elle doit respecter", zoals in het ontworpen artikel 1, in plaats van "qu'il doit respecter".

Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef moet eerst worden verwezen naar artikel 69, 3°, en pas daarna naar de wijzigende wetsbepalingen van dat artikel.2. In het tweede lid van de aanhef moet worden verwezen naar artikel 3 en vervolgens naar de wijzigingsbepalingen die op dat artikel betrekking hebben.3. In het zesde lid van de aanhef dient de datum van het besluit van de Ministerraad niet vermeld te worden.Die datum stemt immers niet overeen met de datum waarop de adviesaanvraag aan de Raad van State is toegezonden. 4. In het zevende lid van de aanhef schrijve men : "Gelet op advies L. 30.463/1/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2000... (verder zoals in het ontwerp)" Artikel 1 1. Zoals bevestigd door de gemachtigde ambtenaar, beoogt artikel 1, 1°, van het ontwerp de gehele tekst van artikel 3, 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 31 mei 1989, en niet alleen het eerste lid ervan, te vervangen door een nieuwe tekst. In de inleidende zin van artikel 1, 1°, van het ontwerp schrijve men derhalve : "de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :". 2. Uit het ontworpen artikel 3, 2°, eerste en tweede lid, lijkt te moeten worden afgeleid dat de in die bepaling vervatte regeling in werking treedt op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.De gemachtigde ambtenaar verklaarde in dat verband dat men wil vermijden dat er in afwachting van de inwerkingtreding van de nieuwe regeling nog snel fusies worden goedgekeurd door de erkennende overheden.

De gemachtigde ambtenaar verklaarde bovendien dat deze inwerkingtreding eigenlijk voor het hele ontwerp zou moeten gelden.

De verwijzing - in het ontworpen artikel 3, 2°, eerste en tweede lid - naar de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, volstaat dan ook niet om de bedoeling van de stellers van het ontwerp weer te geven. Het verdient veeleer aanbeveling de bedoelde woorden te schrappen en het ontwerp aan te vullen met een bepaling volgens welke het ontwerpbesluit in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De gemachtigde ambtenaar is het hiermede eens. 3. De inleidende zin van artikel 1, 2°, van het ontwerp zou als volgt moeten worden gesteld : « 2° de bepaling onder 4°, tweede lid, wordt vervangen als volgt :".4. Het ontworpen artikel 3, 6°, beoogt, behoudens een aantal uitzonderingen, uitsplitsingen van diensten, afdelingen, zorgprogramma's en functies van een gefusioneerd ziekenhuis te verbieden, tenzij wanneer op elke vestigingsplaats afzonderlijk aan de erkenningsnormen is voldaan. Het zinsdeel - in het ontworpen artikel 3, 6°, eerste en tweede lid - « In voorkomend geval... » sticht echter verwarring en laat die bedoeling onvoldoende tot uiting komen.

Daarom verdient het aanbeveling dit zinsdeel te laten wegvallen en de eerste zin van het ontworpen eerste en tweede lid telkens aan te vullen met de volgende woorden " (...), tenzij op iedere vestigingsplaats afzonderlijk aan de erkenningsnormen is voldaan".

De gemachtigde ambtenaar is het eens met deze suggestie.

Artikel 2 De gemachtigde ambtenaar verklaarde in verband met dit artikel dat het de bedoeling is dat de fusies die erkend worden voor de inwerkingtreding van dit ontwerp, niet onder de toepassing vallen van het ontworpen artikel 3, 2° (artikel 1, 1°, van het ontwerp). Zulks blijkt echter onvoldoende uit de tekst en kan best worden verduidelijkt middels een bijkomende overgangsbepaling. In beginsel gelden wijzigingen van de erkenningsnormen immers ook voor bestaande fusies, tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken (1).

Deze overgangsbepaling hoeft echter enkel betrekking te hebben op de ziekenhuizen die buiten de grote agglomeraties zijn gelegen, aangezien er voor de andere ziekenhuizen in essentie door het ontwerp niets wordt gewijzigd.

Het verdient derhalve aanbeveling deze overgangsbepaling samen met de andere overgangsbepalingen van artikel 2 van het ontwerp te integreren in het voornoemde koninklijk besluit van 31 mei 1989 als een nieuw artikel 6bis, dat kan luiden als volgt : «

Art. 6bis.§ 1. In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, maximum over 1 000 bedden beschikken.

In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen na de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 en voor 1 januari 2002, maximum over 900 bedden beschikken. § 2. De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de ondertekening van de fusieovereenkomst om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°.

De fusies die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar vanaf deze inwerkingtreding om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°. ».

De gemachtigde ambtenaar is het eens met dit tekstvoorstel.

Artikel 3 Dit artikel redigere men als volgt : «

Art. 3.Onze ministers bevoegd voor Volksgezondheid en Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. ». _______ Nota (1) Dit blijkt overigens ook duidelijk uit de inleidende zin van artikel 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 31 mei 1989. 7 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 69, 3°, gewijzigd door de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 6 mei 1997 en 23 juni 1998;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, uitgebracht op 27 januari 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 4 mei 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 mei 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 september 2000 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 23 december 1993, 6 mei 1997 en 23 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder punt 2° wordt vervangen als volgt : « De fusie van ziekenhuizen mag maximum over 700 bedden beschikken. In afwijking tot het eerste lid, mogen de fusies van ziekenhuizen die zich bevinden in één der vijf agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi), maximum over 1 100 bedden beschikken.

In de cijfers, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn de bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en deze voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, niet inbegrepen; »; 2° de bepaling onder 4°, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Indien een gefusioneerd ziekenhuis over een ziekenhuisdienst beschikt die verspreid is over meerdere vestigingsplaatsen, moeten de bedden van bedoelde dienst op dezelfde vestigingsplaats gegroepeerd worden wanneer de bedcapaciteit op één der vestigingsplaatsen lager wordt als 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, met dien verstande dat, voor wat de C-D-dienst betreft, een minimumbedcapaciteit van 30 bedden op iedere vestigingsplaats volstaat.»; 3° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 6° Met uitzondering van de dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling en zorgprogramma van een gefusioneerd ziekenhuis in geen geval uitgesplitst zijn over twee of meerdere vestigingsplaatsen.In het geval wordt beantwoord aan hoger vermelde uitzonderingen, moet de opgesplitste medisch-technische dienst, medische dienst, ziekenhuisafdeling of het opgesplitste zorgprogramma op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden.

Met uitzondering van de functie van ziekenhuisapotheek, de functie van lokale neonatale zorg, de functie van palliatieve zorg, de functie « chirurgische daghospitalisatie » en de functie voor intensieve zorg, en behoudens de door Ons nader te bepalen uitzonderingen, mag een ziekenhuisfunctie, waarvoor erkenningsnormen bestaan, van een gefusioneerd ziekenhuis niet over meerdere vestigingsplaatsen verspreid zijn. In het geval wordt beantwoord aan voornoemde uitzonderingen, moet de opgesplitste functie op iedere vestigingsplaats aan alle erkenningsnormen beantwoorden. »

Art. 2.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 6bis.In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, maximum over 1 000 bedden beschikken.

In afwijking van artikel 3, 2°, eerste lid, mogen fusies die tot stand zijn gekomen na de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 en vóór 1 januari 2002, maximum over 900 bedden beschikken. § 2. De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar vanaf de ondertekening van de fusieovereenkomst, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°.

De fusies van ziekenhuizen die voor de inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 7 november 2000 erkend zijn, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar, die aanvangt op de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling, om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 6°. »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4.Onze Ministers bevoegd voor Volksgezondheid en Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROECKE

^