Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 oktober 2002
gepubliceerd op 14 december 2002

Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022999
pub.
14/12/2002
prom.
07/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/07/2002022999/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, inzonderheid op de artikelen 31 en 32;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 1988 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat de mandaten van de Raad in 2001 verlopen zijn en het nodig is om bij de wedersamenstelling ervan rekening te houden met accentverschuivingen binnen de dierenbeschermingswereld, het toegenomen gewicht van de consumentenbelangen en de toegenomen wetenschappelijke inbreng in de realisatie van de taken die hem worden toevertrouwd;

Overwegende dat het aangeraden is, op basis van de verworven ervaring, de werking van de Raad te herzien;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van het huidige besluit wordt verstaan onder : 1° De Raad : de Raad voor dierenwelzijn bedoeld in artikel 31 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;2° De Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van de dieren behoort;3° De Dienst : de Federale overheidsdienst belast met de bescherming en het welzijn der dieren.

Art. 2.De Raad bestaat uit ten hoogste 17 leden, met inachtneming van volgende verdeling : § 1. Vanwege de dierenbeschermingsverenigingen : 1° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Nationale Raad voor Dierenbescherming »; 2° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Nationale Vereniging voor Dierenbescherming »; 3° één lid voorgesteld door de v.z.w. « GAIA »; 4° één lid voorgesteld door de v.z..w. « Koninklijk Belgisch Verbond voor de Bescherming van de Vogels »; 5° één lid voorgesteld door de « Stichting Prins Laurent ». § 2. Vanwege de verenigingen van gebruikers en fokkers van de dieren : 6° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Belgische beroepsfederatie van handelaars in vogels, gezelschapsdieren en toebehoren » (ANDIBEL); 7° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Nationale Raad van Dierenkwekers en Liefhebbers »; 8° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus »; 9° één lid voorgesteld door de Nationale Landbouwraad. § 3. Vanwege de verbruikersverenigingen : 10° één lid voorgesteld door het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO). § 4. Vanwege de beroepsverenigingen van dierenartsen : 11° één lid voorgedragen door de v.z.w. « Union professionnelle Vétérinaire », in afwisseling met een lid voorgedragen door de v.z.w. « Vlaamse Dierenartsen Vereniging »; 12° één lid voorgesteld door de v.z.w. « Dierenartsen Belangen - Interêts Vétérinaires ». § 5. Vanwege de wetenschappelijke sector : 13° ten hoogste vijf deskundigen.

Art. 3.De Minister benoemt op basis van door de verenigingen voorgestelde dubbele lijsten, de leden bedoeld in artikel 2, § 1 tot § 4, en hun plaatsvervangers, voor een mandaat van twee jaar. Dit mandaat is hernieuwbaar. De plaatsvervanger mag het lid in zijn afwezigheid vervangen en heeft dezelfde bevoegdheden.

De effectieve leden en plaatsvervangers kunnen door de Minister ontslagen worden.

Art. 4.De Minister benoemt de deskundigen bedoeld in artikel 2, 13° die samen de stuurgroep vormen en de Raad besturen. Hij duidt onder hen de Voorzitter en ten hoogste twee Vice-voorzitters aan.

Deze deskundigen moeten tenminste een passieve kennis van de tweede landstaal hebben.

Art. 5.De Raad kan deskundigen die voor een specifiek onderwerp onderlegd zijn, uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen.

Art. 6.Het huishoudelijk reglement van de Raad voor Dierenwelzijn is opgenomen in bijlage van dit besluit.

De Minister kan de bepalingen van dit huishoudelijk reglement wijzigen.

Art. 7.De zetel van de Raad is gevestigd op de Dienst die het archief van de Raad bewaart. Het secretariaat is verzekerd door de medewerkers van de Dienst.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 11 oktober 1988 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn wordt opgeheven.

Art. 9.Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

Bijlage bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2002 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn Huishoudelijk reglement van de Raad voor Dierenwelzijn

Artikel 1.De Raad wordt belast met het geven van advies aangaande de zaken waarvan het onderzoek aan hem werd toevertrouwd door de Minister of de Dienst en kan aan deze voorstellen doen.

Art. 2.De stuurgroep van de Raad staat in voor het dagelijks bestuur van de Raad. Hij onderzoekt de vragen die hem voorgelegd worden. Hij mag deze vragen onmiddellijk beantwoorden wanneer hem dat uitdrukkelijk gevraagd wordt, zoniet plaatst hij ze op de dagorde van de Raad. Hij stelt de plaats, de dag en het uur van de vergadering vast. Hij stelt eveneens de dagorde vast.

Wanneer ten minste één vierde van de leden van de Raad erom verzoekt, is hij gehouden de Raad binnen de dertig dagen bijeen te roepen en de punten die in het verzoek tot bijeenroeping zijn opgegeven op de dagorde te plaatsen.

Art. 3.De voorzitter, of in opdracht, de ondervoorzitter of de Dienst, roept de leden van de Raad ten minste veertien dagen voor de vergadering op per gewone brief, per telefax of per elektronische post met ontvangstmelding.

De uitnodiging vermeldt de punten die op de dagorde staan.

De leden mogen vragen bijkomende punten op de dagorde te plaatsen op voorwaarde dat deze, minstens acht dagen voor de dag van de vergadering, bezorgd worden aan de voorzitter, met een toegevoegde nota met toelichting. Het voorstel van aanpassing van de dagorde wordt daarop door de voorzitter verstuurd naar de leden.

Art. 4.In dringende gevallen wordt de termijn van oproeping bedoeld bij artikel 3 verminderd tot ten minste vijf dagen. In dat geval worden de oproeping en de dagorde telefonisch medegedeeld aan de leden door de voorzitter of, in opdracht, door de ondervoorzitter of de Dienst. De oproeping moet bevestigd worden per brief, per fax of per elektronische post.

Art. 5.De Stuurgroep kan onder zijn leden of onder de leden van de Raad, een coördinator aanduiden om een werkgroep te vormen met de opdracht bepaalde problemen nader te bestuderen.

Een dergelijke werkgroep bestaat met inbegrip van de coördinator, uit ten hoogste 10 personen al dan niet lid van de Raad.

Bij de samenstelling van de werkgroepen, zal de coördinator ervoor zorgen dat de deelnemers, voorgedragen door de verenigingen voor dierenbescherming en deze voorgedragen door de verenigingen voor de gebruikers en fokkers van dieren, niet onevenredig vertegenwoordigd zijn.

De coördinator legt zijn voorstel van samenstelling van een werkgroep voor aan de Stuurgroep ter goedkeuring.

De voorzitter van de Raad kan alle werkgroepen bijwonen.

Iedere werkgroep kan ook deskundigen die geen lid van de Raad zijn, raadplegen.

De werkgroep stelt een verslag op waarin de besluiten worden vermeld alsook de eventuele minderheidstandpunten.

Dit verslag wordt door de coördinator voorgesteld aan de stuurgroep die het goedkeurt of beslist dat bijkomende adviezen nodig zijn. Zodra goedgekeurd, wordt het verslag door de coördinator aan de Raad voorgelegd.

Art. 6.De voorzitter opent en sluit de vergaderingen van de Raad en van de stuurgroep. Hij leidt de besprekingen.

Art. 7.De beslissingen van de Stuurgroep worden genomen in onderlinge overeenkomst.

Wanneer de stuurgroep, overeenkomstig artikel 2 van dit reglement, een advies geeft zonder hierover de Raad te consulteren, zal duidelijk aangegeven worden dat het gaat om een advies van de stuurgroep en niet van de Raad. Verder zal de stuurgroep de Raad achteraf inlichten over het gegeven advies.

Art. 8.De Raad beraadslaagt op geldige wijze als de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Is die meerderheid niet aanwezig dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping op geldige wijze over hetzelfde onderwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 9.De Raad probeert zijn adviezen bij consensus te beslissen, anders worden meerderheid - en minderheidstandpunten in de notulen opgenomen.

Art. 10.De Dienst staat de stuurgroep bij in zijn administratieve taken. Hij wijst vertegenwoordigers aan om deel te nemen aan de stuurgroep en de werkgroepen en het secretariaat te verzekeren.

Art. 11.Bij het begin van elke vergadering keurt de Raad de dagorde en de notulen van de vorige vergadering goed.

De Raad kan niet beraadslagen over punten die niet voorkomen op de goedgekeurde dagorde.

Art. 12.De adviezen of voorstellen van de stuurgroep of de Raad worden door de Dienst in de notulen opgenomen. Eventuele minderheidsstandpunten worden uitdrukkelijk vermeld. De goedgekeurde notulen worden getekend door de voorzitter en door de verslaggever.

Art. 13.De Raad, de stuurgroep en de werkgroepen vergaderen met gesloten deuren in de lokalen van de zetel van de Raad. De besprekingen en de verslagen zijn vertrouwelijk.

Art. 14.Voor alles wat niet in dit reglement is bepaald, past de Raad de gewone voor beraadslagende vergadering geldende regels toe.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 oktober 2002 tot regeling van de samenstellingen de werking van de Raad voor de Dierenwelzijn.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

^