Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 september 2003
gepubliceerd op 15 september 2003

Koninklijk besluit houdende diverse verordeningsbepalingen inzake beroep tegen een voorstel tot afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2003002078
pub.
15/09/2003
prom.
07/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/07/2003002078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende diverse verordeningsbepalingen inzake beroep tegen een voorstel tot afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, eerste lid, vervangen door de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd door de wet van 22 juli 1995;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 114, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 1991 en 26 september 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op artikel 17;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 10 mei 1976, 13 september 1979, 16 november 1979, 26 januari 1984, 13 juli 1987, 25 november 1993, 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999 en 13 mei 1999 en op de artikelen 31 en 31bis , ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 2000 ter uitvoering van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, inzonderheid op artikel 1, 8°;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 april 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 31 mei 2002;

Gelet op het advies van de Interministeriële Commissie voor het federaal wetenschapsbeleid, gegeven op 12 september 2002;

Gelet op het protocol nr. 448 van 8 januari 2003 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, die gemotiveerd wordt door het feit dat voor het ogenblik verschillende beroepen tegen voorstellen tot afdanking wegens beroepsongeschiktheid zijn ingediend bij de daartoe opgerichte commissie en dat haar samenstelling snel moet worden aangepast volgens de bepalingen betreffende de aanstelling en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten;

Overwegende dat in de instellingen van openbaar nut en in de federale wetenschappelijke instellingen deze bepalingen niet van toepassing zijn, zodat afzonderlijke beroepscommissies moeten opgericht worden teneinde snel de beroepen te behandelen die door de ambtenaren van deze instellingen en inrichtingen ingediend werden;

Overwegende dat bovendien, voor de openbare instellingen van sociale zekerheid, een afzonderlijke beroepscommissie dient te worden opgericht, naar het voorbeeld van de oprichting van een specifieke interparastatale stagecommissie voor deze instellingen;

Overwegende dat de redenen die ten grondslag lagen aan de uitsluiting van de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de organen met adviserende bevoegdheid eveneens relevant zijn betreffende de andere commissies die door dit besluit opgericht worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat wordt een artikel 18quater ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 18quater . § 1. De opdrachten die door de bepalingen vermeld in artikel 17 toegewezen zijn aan de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid, worden voor de wetenschappelijke instellingen die onder de toepassing van dit besluit vallen uitgeoefend door een commissie die wordt aangesteld bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. § 2. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling, voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid of door de houder van een managementfunctie -2 bij dat Bureau, van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder van genoemd Bureau, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.

De taalrol van de ambtenaar bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt. § 3. De afdelingen bevatten zes assessoren : 1° drie inrichtingshoofden, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren;2° drie leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van een lid per organisatie in de Nederlandstalige en in de Franstalige afdeling. § 4. De minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren wijst bovendien drie inrichtingshoofden per taalrol in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden aan.

De vakorganisaties wijzen drie assessoren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden. § 5. De bepalingen van de artikelen 5, §§ 4 tot 6 en 6 tot 14 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel zijn van toepassing op de in § 1 vermelde commissie. » HOOFDSTUK II. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 2.In het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut wordt in de plaats van artikel 31bis , dat artikel 31ter wordt, een nieuw artikel 31bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 31bis . § 1. De opdrachten die aan de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel zijn toegewezen worden, voor alle instellingen, met uitzondering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, uitgeoefend door een beroepscommissie. § 2. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling, voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid of door de houder van een managementfunctie -2 bij dat Bureau, van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder van genoemd Bureau, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.

De taalrol van de ambtenaar bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt. § 3. De afdelingen bevatten zes assessoren : 1° drie leidende ambtenaren per taalrol, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;2° drie leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van een lid per organisatie in de Nederlandstalige en in de Franstalige afdeling. § 4. De minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren wijst bovendien drie leidende ambtenaren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden.

De vakorganisaties wijzen drie assessoren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden. § 5. De bepalingen van de artikelen 5, §§ 4 tot 6 en 6 tot 14, van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel zijn van toepassing op de in § 1 vermelde commissie. § 6. Voor de openbare instellingen van sociale zekerheid, is er een beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid waarvan de opdrachten die zijn welke toegewezen zijn aan de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel.

Deze commissie is samengesteld zoals voorgeschreven in de §§ 2 tot 4, met dien verstande dat, voor de leden vermeld in de §§ 3, 1° en 4, de aanwijzing gebeurt door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren op voorstel van de leidende ambtenaren die erover beraadslaagd hebben in het college van de openbare instellingen van sociale zekerheid.

De in § 5 vermelde bepalingen zijn op deze commissie van toepassing. » HOOFDSTUK III. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel

Art. 3.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel worden de woorden « met uitzondering van de ambtenaren die bij mandaat aangewezen zijn in een betrekking van 17 of 16 » geschrapt.

Art. 4.In afwachting van het van kracht worden van artikel 39 van het koninklijk besluit van 16 november 2001 tot wijziging van diverse verordeningsbepalingen inzake statuut van het rijkspersoneel moet artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het genoemde besluit, als volgt gelezen worden; «

Art. 5.§ 1. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling, die voorgezeten worden door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid of door de houder van een managementfunctie -2 bij het genoemde Bureau, van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder van genoemd Bureau, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.

De taalrol van de ambtenaar bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt. § 2. De afdelingen bestaan uit zes assessoren : 1° de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie of een houder van een managementfunctie -2 bij diezelfde dienst, van de andere taalrol dan de voorzitter van het directiecomité van dezelfde dienst, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;2° twee secretarissen-generaal of voorzitters van een directiecomité, per taalrol, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;3° drie leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van een lid per organisatie in de Nederlandstalige en in de Franstalige afdeling. § 3. De minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren wijst bovendien twee secretarissen-generaal of voorzitters van een directiecomité per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden.

De vakorganisaties wijzen drie assessoren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden. § 4. De door de representatieve vakorganisaties aangewezen leden worden gekozen onder de rijksambtenaren die tot niveau 1 behoren en moeten erkend worden door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. De weigering tot erkenning wordt voorgelegd aan het advies van het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten. § 5. Per afdeling worden door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren een griffier en een plaatsvervangende griffier aangewezen. § 6. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat

Art. 5.In het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 33bis . § 1. De opdrachten die door de bepalingen vermeld in artikel 29 toegewezen zijn aan de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid, worden voor de wetenschappelijke inrichtingen die onder de toepassing van dit besluit vallen uitgeoefend door een commissie die wordt aangesteld bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren. § 2. De commissie bestaat uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling, voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid of door de houder van een managementfunctie -2 bij dat Bureau, van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder van genoemd Bureau, aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.

De taalrol van de ambtenaar bepaalt de afdeling waarvoor hij verschijnt. § 3. De afdelingen bevatten zes assessoren : 1° drie inrichtingshoofden, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren;2° drie leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van een lid per organisatie in de Nederlandstalige en in de Franstalige afdeling. § 4. De minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren wijst bovendien drie inrichtingshoofden per taalrol in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden aan.

De vakorganisaties wijzen drie assessoren per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangende leden. § 5. De bepalingen van de artikelen 5, §§ 4 tot 6 en 6 tot 14, van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel zijn van toepassing op de in § 1 vermelde commissie. HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninlijk besluit van 17 februari 2000 ter uitvoering van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid

Art. 6.Artikel 1, 8°, van het koninlijk besluit van 17 februari 2000 ter uitvoering van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° de beroepscommissies inzake beroepsongeschiktheid . »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatblad is bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 september 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA

^