Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 april 2003
gepubliceerd op 08 mei 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000334
pub.
08/05/2003
prom.
08/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/08/2003000334/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op de artikelen 9 en 13, § 3, vervangen bij de wet van 16 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten;

Gelet op het protocol nr. 2002/04 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd op 11 december 2002 in het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 maart 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, in het kader van de hervorming van de Civiele Veiligheid en op grond van de besluiten van de opgerichte werkgroep opleiding, er drie, met elkaar nauw in verband staande ontwerpen van koninklijk besluit tot stand zijn gekomen, waarvan huidig besluit er één is;

Overwegende dat er dringende nood is aan een meer adequate regelgeving aangaande de opleiding van de officieren van de brandweerdiensten;

Overwegende dat huidig ontwerp van koninklijk besluit onder meer voorziet, in geschiktheidsproeven voor de kandidaat-officieren, hetgeen een bijkomende waarborg aanbrengt met betrekking tot de kwaliteit van de kandidaat-officier;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid op proef moet voor het einde van zijn proeftijd het brevet van officier behalen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. »

Art. 2.Artikel 17, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid op proef dat houder is van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003 en die door de gemeenteraad geschikt geacht wordt, wordt in vast verband benoemd tot de graad van beroepsonderluitenant. »

Art. 3.Artikel 19, tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° houder zijn van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003; ».

Art. 4.In artikel 19, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een punt 6° ingevoegd, luidende : « 6° slagen voor de geschiktheidsproef om de functie uit te oefenen.

De proef strekt ertoe de technische vaardigheden van de kandidaten, hun geschiktheid tot leidinggeven, hun maturiteit en de manier waarop zij hun persoonlijke ideeën uiteenzetten, te beoordelen.

De gemeenteraad organiseert de geschiktheidsproef.

De examencommissie wordt voorgezeten door de officier-dienstchef. Zij bestaat voor ten minste de helft uit deskundigen die niet tot de gemeentediensten behoren.

Geen enkel lid van de examencommissie mag de echtgenoot of de bloed- of aanverwante tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.

De gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij nemen niet deel aan de evaluatie, noch aan de deliberatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken mag de inhoud en de modaliteiten van deze proef bepalen. »

Art. 5.Artikel 23, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Om toegang te hebben tot de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van officier, van het brevet van technicus brandvoorkoming en een gunstig verslag hebben gekregen van de officier-dienstchef. »

Art. 6.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid op proef moet voor het einde van zijn proeftijd het brevet van officier behalen overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003. »

Art. 7.Artikel 36, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid op proef dat houder is van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003 en die door de gemeenteraad geschikt geacht wordt, wordt in vast verband benoemd tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger. »

Art. 8.Artikel 39, tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° houder zijn van het brevet van officier overeenkomstig het voormelde koninklijk besluit van 8 april 2003; ».

Art. 9.In artikel 39, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt een punt 6° ingevoegd, luidende : « 6° slagen voor de geschiktheidsproef om de functie uit te oefenen.

De proef strekt ertoe de technische vaardigheden van de kandidaten, hun geschiktheid tot leidinggeven, hun maturiteit en de manier waarop zij hun persoonlijke ideeën uiteenzetten, te beoordelen.

De gemeenteraad organiseert de geschiktheidsproef.

De examencommissie wordt voorgezeten door de officier-dienstchef. Zij bestaat voor ten minste de helft uit deskundigen die niet tot de gemeentediensten behoren.

Geen enkel lid van de examencommissie mag de echtgenoot of de bloed- of aanverwante tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.

De gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij nemen niet deel aan de evaluatie, noch aan de deliberatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken mag de inhoud en de modaliteiten van deze proef bepalen. »

Art. 10.Artikel 43, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Om toegang te hebben tot de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, moeten de kandidaten houder zijn van het brevet van officier, van het brevet van technicus brandvoorkoming en een gunstig verslag hebben gekregen van de officier-dienstchef. »

Art. 11.Artikel 52 wordt opgeheven.

Art. 12.Artikel 54bis wordt vervangen als volgt : « Worden vrijgesteld van het bezit van het brevet van officier, de officieren die, op datum van 8 mei 1999, houder waren van een hogere graad dan die van onderluitenant. »

Art. 13.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^