Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 januari 2004
gepubliceerd op 13 februari 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, tot invoering van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003202186
pub.
13/02/2004
prom.
08/01/2004
ELI
eli/besluit/2004/01/08/2003202186/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, tot invoering van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, tot invoering van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 januari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de ijzernijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001 Invoering van een tijdelijke brugpensioenstelsel op 58 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 28 juni 2001 onder het nummer 57655/CO/104) Deze overeenkomst is afgesloten in uitvoering van het sectoraal akkoord van 21 maart 2001. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Deze overeenkomst is van toepassing in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de ijzernijverheid vallen en op de werknemers en werkneemsters die door een arbeidsovereenkomst voor arbeider aan deze ondernemingen gebonden zijn.

HOOFDSTUK II. Modaliteiten 2.1. Deze overeenkomst bepaalt een sectoraal brugpensioenkader waarvan de toepassingsmodaliteiten onderhandeld moeten worden op ondernemingsvlak in de mate dat de ondernemingen in staat zijn dit raam toe te passen na een voorafgaand onderzoek van hun economische mogelijkheden. 2.2. Deze overeenkomst voert, volgens de hierna vermelde modaliteiten, een recht op brugpensioen in ten gunste van ontslagen werknemers van minstens 58 jaar oud die einde contract zijn en die een beroepsverleden van 25 jaar kunnen bewijzen. 2.3. In dit raam, heeft de bruggepensioneerde werknemer recht op een aanvullende brugpensioenvergoeding ten laste van de werkgever, berekend overeenkomstig de bepalingen van de interprofessionele overeenkomst nr. 17, afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad. 2.4. In de lijn van de toepassing in de staalindustrie van de bestaande brugpensioenstelsels gebaseerd op de algemene bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen) (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), alsook om een correcte werking van de ondernemingen op technisch en organisatorisch vlak te waarborgen, verbinden de vakbondsafvaardigingen van de ondernemingen, betrokken door de toepassing van huidige stelsel, zich ertoe mee te werken aan de interne mutaties die het vertrek met brugpensioen mogelijk moeten maken voor de door huidige overeenkomst begunstigde werknemers evenals aan de aanvragen tot vrijstelling van de vervangingsverplichting van bruggepensioneerden, die verantwoord worden door wettelijke criteria. HOOFDSTUK III. - Toepassingsduur Deze overeenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde duur. Ze wordt van kracht op 1 januari 2001 en eindigt op 31 maart 200 3.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^