Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 januari 2015
gepubliceerd op 27 januari 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2015024034
pub.
27/01/2015
prom.
08/01/2015
ELI
eli/besluit/2015/01/08/2015024034/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JANUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikelen 100 en 105, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 12 december 2013 en 13 maart 2014 ;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 25 augustus 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, gegeven op 18 november 2014;

Gelet op het advies 56.670/3 van de Raad van State, gegeven op 27 oktober 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 45, § 2, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De bedoelde parameters zijn deze waarvan sprake in: - artikel 46, § 2, 2°, c): de reanimatie-verstrekkingen; - artikel 46, § 2, 2°, a): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen, het aantal MVG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 5 bij dit besluit, en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ; - artikel 46, § 2, 2°, b): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen, het aantal MVG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 5 bij dit besluit, en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ; - artikel 46, § 3, 2°, a): de standaardtijden; - artikel 46, § 3, 2°, b): de dringende geneeskundige verstrekkingen, de basispunten per 100 bedden en de MZG-registraties van de ten laste genomen patiënten in de spoedgevallendiensten; - artikel 46, § 3, 2°, c): de geneeskundige verstrekkingen. ».

Art. 2.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, a), 2°, wordt het laatste lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt : « Vanaf 1 juli 2014 wordt 70% van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en volgende en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de NRG-punten voor patiëntendagen C, D, L, C+D, met uitzondering van de patiëntendagen met een intensief karakter, waarvan de score hoger ligt dan de mediaanscore per dag.De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed. » ; 2° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, wordt b), 2°, laatste lid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt: « Vanaf 1 juli 2014 wordt 70 % van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en volgende en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de NRG-punten voor de patiëntendagen E, met uitzondering van de patiëntendagen met een intensief karakter, waarvan de score hoger ligt dan de mediane score per dag.De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed. » ; 3° in paragraaf 2, 2° Aanvullende financiering, c), c.2) tweede berekening, worden de laatste 2 leden, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt: « Vanaf 1 juli 2014 wordt 70% van de bijkomende punten onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de MVG-punten volgens de modaliteiten uit bovenstaand lid 2 en 30 % van de bijkomende punten wordt verdeeld op basis van de NRG-punten voor de patiëntendagen C, D, C+D, E en L met een intensief karakter waarvan de score hoger ligt dan de mediane score per dag. De winst of het verlies van bijkomende punten per verantwoord bed door deze berekening wordt, ten opzichte van het aantal bijkomende punten per verantwoord bed die zouden zijn toegekend louter op basis van de MVG, echter beperkt tot 0,04 punten per verantwoord bed.

Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt bepaald volgens de bovenstaande tabel en weerhouden ten belope van 40 %. »; 4° paragraaf 3, 2°, a), a.1), lid 1 wordt aangevuld als volgt : « De verstrekkingen vermeld in 'dienstcode 002' worden toegekend aan het ziekenhuis dat die verstrekkingen heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'. » ; 5° in paragraaf 3, 2°, b), b.2) wordt met een lid aangevuld, luidende : « Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit. » ; 6° in paragraaf 4, wordt b.2) vervangen als volgt: « b.2) het aantal VTE per functie.

Voor de functies die genieten van een weddenschaal met vlakke loopbaan, moet het totaal aantal voltijdse equivalenten van de functie worden opgesplitst om rekening te houden met de door de loonschaal voorziene verhogingen.

Het aantal in aanmerking genomen VTE voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie wordt verkregen door de som van de basispunten, de bijkomende punten en de punten toegekend voor de plaatsen heelkundige daghospitalisatie, het personeel van het operatiekwartier, het personeel van de spoeddienst en het personeel van de sterilisatie te delen door 2,5 punten, waarbij een aantal VTE's dient te worden opgeteld dat overeenstemt met toegekende bijkomende financieringen in onderdeel B4 met artikel 74 en in onderdeel B7 met artikel 77, om de kost te financieren van het verschil in de normen aan verpleegkundig personeel en verzorgend personeel van toepassing op de universitaire en op de niet-universitaire bedden.

Vanaf 1 juli 2014 wordt, indien het aantal verantwoorde bedden, berekend voor het financieringsdienstjaar in kwestie, lager ligt dan het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening, het aantal VTE's dat overeenstemt met de basispunten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie, berekend rekening houdend met het aantal verantwoorde bedden en met de helft van het verschil, berekend per bedindex, tussen het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening en het aantal verantwoorde bedden. » ; 7° in paragraaf 4 wordt het laatste lid van b.3), ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt: « Er wordt in eerste instantie rekening gehouden met het personeel met de hoogste gemiddelde loonkost. ». 8° in paragraaf 4, b.5), wordt het 2de streepje van het eerste lid vervangen als volgt : « - een aantal VTE's berekenen voor de intensieve bedden door het aantal intensieve bedden vastgesteld op basis van de MVG aan de hand van de ZIP-dagen a rato van 70 % en op basis van de NRG a rato van 30 % te vermenigvuldigen met 2. Dat aantal VTE's mag nooit lager liggen dan 12 ; ».

Art. 3.Artikel 47ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt: «

Art. 47ter.§ 1er. a) Voor de periode 1 januari tot 30 juni 2014 wordt aan elk ziekenhuis opgenomen in bijlage 16 van dit besluit het bij hun benaming vermelde bedrag toegekend ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de volgende situaties in daghospitalisatie: - voor elke toestand waarin dringende verzorging noodzakelijk is en die een opname in een ziekenhuisbed verantwoordt; - voor elke toestand waarin, op voorschrift van de behandelende arts, een effectief medisch toezicht wordt uitgeoefend omwille van de toediening van een geneesmiddel of bloed / labiel bloedproduct via een intraveneus infuus.

De loutere toediening van een oplossing van zouten of suikers als waakinfuus en het spoelen van een poortcatheter valt niet onder deze omschrijving. b) Voor de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014, wordt 80 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1.en 100 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die op 1 juli 2014 niet vallen onder de bepalingen van artikelen 45 en 46 van dit besluit, behouden. c) De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in a), voor patiënten die niet ressorteren onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis worden bezorgd aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding ten gevolge van de herziening van het budget van financiële middelen voor dienstjaar 2014. § 2. Vanaf 1 januari 2015 worden de budgeten bedoeld in § 1, b) en c), verdeeld onder de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1., volgens modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie. ».

Art. 4.Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.§ 1. Voor de financiering van de registratie van de gegevens bedoeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden, en in het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wordt er een vast en een variabel gedeelte toegekend. § 2. Het vaste gedeelte bestaat uit de volgende 3 elementen : 1° om de ontwikkeling van het elektronisch patiëntendossier te ondersteunen, wordt 85 % van de bedragen die worden toegekend in onderdeel A1 op 31 december 2013, als gevolg van de verdeling op 1 januari 2008, van een bedrag van 16.291.000 euro, gefinancierd in onderdeel B4 van elk ziekenhuis ; 2° het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikelen 55 en 61 van dit besluit; 3° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen die voorheen deze financiering ontvingen via een piloot projectovereenkomst, het bedrag van 12.000 euro (waarde op 1 juli 2014) om deel te nemen aan het systeem HUBs-Metahub dat betrekking heeft op het gedeeld elektronisch gezondheidsdossier. Het behoud van de financiering is onderworpen aan het permanente statuut van ziekenhuis in actieve productie geobjectiveerd door de data van de 5 deelnemende hubs. § 3. Het variabele gedeelte bestaat uit een bedrag per erkend bed, zoals gekend op het ogenblik van de berekening, als volgt vastgesteld : 1° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 325,31 euro (waarde op 1 juli 2014) per erkend bed, met uitzondering van de bedden erkend onder kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp, en van 101,84 euro (waarde op 1 juli 2014) per bed erkend onder kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp ;2° voor de psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 78,77 euro (waarde op 1 juli 2014) per bed erkend onder kenletters A, T, K, IB, Aj, An, Kj, Kn, Tj, Tn en psychogeriatrische Sp.».

Art. 5.Paragraaf 2 van artikel 56 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. Vanaf 1 juli 2014 worden alle niet-psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten en de Sp-ziekenhuizen voor palliatieve zorg gefinancierd voor deelnemen aan de initiatieven 'Toezicht op de nosocomiale infecties'.

Onderdeel B4 van de betreffende ziekenhuizen wordt daartoe verhoogd met een forfaitair bedrag 12.970,74 euro (waarde op 1 juli 2014).

Het toezicht heeft verplicht betrekking op: 1) methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;2) de septicemieën over het hele ziekenhuis overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;3) multiresistente Gram-negatieve bacteriën overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium. Het toezicht heeft eveneens betrekking op één aanvullend protocol te kiezen uit één van de volgende protocollen: 1) Clostridium difficile overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;2) vancomycine resistente enterokokken (VRE) overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het relevant nationaal referentielaboratorium;3) pneumonieën en bacteriemieën in de eenheden intensieve zorgen overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;4) infecties van de operatiewonden overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Het toezicht heeft eveneens betrekking op de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid in de instelling, indicatoren die gedefinieerd worden door de `Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, op advies van het `Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne'.

Om te kunnen genieten van dit bedrag dienen de ziekenhuizen zich te verbinden tot: - het verzamelen van de gegevens met betrekking tot voormelde protocollen en kwaliteitsindicatoren; - het overmaken van voormelde gegevens aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, volgens de leveringstermijn zoals gespecifieerd in de respectievelijke protocollen; - het storten aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid van een bedrag van 11.064,23 euros (waarde op 1 juli 2014) op rekeningnummer 001-1660480-13 van het WIV-ISP-Patrimonium met de vermelding 'Toezicht' en de naam van het ziekenhuis, met dien verstande dat onder de term 'Toezicht' het toezicht op nosocomiale infecties wordt verstaan, alsook de follow-up van de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid.

De storting dient voor einde maart van ieder jaar vereffend te zijn.

Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid bezorgt ieder ziekenhuis een feedback met de analyse van de individuele gegevens en de nationale gegevens. Het zal eveneens iedere twaalf maanden aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft een rapport overmaken met onder andere de nationale gegevens alsook de adviezen of aanbevelingen ter zake. Bovendien waarborgt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid de administratieve ondersteuning dienaangaande van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig de bewoordingen van een overeenkomst die werd ondertekend met de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal 'Gezondheidszorg' van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid richt bovendien een `Outbreak Support Team' op. In samenwerking met de bevoegde diensten van de gefedereerde entiteiten zal dit `Outbreak Support Team' zorginstellingen die daar om vragen ondersteunen bij de aanpak van uitbraken van multiresistente zorginfecties. ».

Art. 6.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 7.In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen door het volgend lid, luidend als volgt : « Binnen de perken van het budget dat op 1 juli 2014 is vastgesteld op 45.154.349 euro wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de algemene ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies. » ; 2° paragraaf 2, eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt vervangen door het volgend lid, luidend als volgt : « § 2.Binnen de perken van het beschikbare budget, dat op 1 juli 2014 is vastgesteld op 80.064.125 euro, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies die betrekking hebben op thema's op het vlak van geestelijke gezondheid. » ; 3° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3.De ziekenhuizen mogen deelnemen aan de realisatie van proefstudies ter ondersteuning van de ontwikkeling van de ziekenhuistelematica, de codering van gegevens en het gebruik van gestandaardiseerde terminologie. 1° Binnen de perken van het beschikbare budget, dat overeenstemt met 10 % van het bedrag `Supplement voor informaticamateriaal op 01/01/2008' van onderdeel A1 op 31 december 2013, van 1.641.410 euro, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van proefstudies die betrekking hebben op het effectieve gebruik van bepaalde geavanceerde functionaliteiten, in het bijzonder op het vlak van communicatie van systeem naar systeem en het generaliseren van de elektronische opdrachten, waarvan de lijst jaarlijks geüpdatet wordt door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. 2° Binnen de perken van het beschikbare budget dat op 1 juli 2014 werd vastgesteld op 2.448.705 euro, waarvan een deel overeenstemt met 5 % van het bedrag `Supplement voor informaticamateriaal op 01/01/2008' van onderdeel A1 op 31 december 2013, wat een bedrag vertegenwoordigt van 820.705 euro, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies voor vernieuwende ICT-projecten die als referentie dienen op het vlak van goede organisatorische praktijk voor de sector, die door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geëvalueerd worden op basis van de volgende criteria: vernieuwend karakter, samenwerking tussen instellingen, bewezen capaciteit om het project te implementeren binnen een bepaalde periode, capaciteit om de resultaten van het project te documenteren (monitoring en keuze van de indicatoren), dekking van het project (aantal diensten, bedden, patiënten, etc.), integratie en interoperabiliteit van de informaticaonderdelen. ».

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63bis.Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie in aanvulling op de C- en D-diensten, gefinancierd om een interne geriatrische liaison te organiseren zoals beschreven in afdeling IV van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en, anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.

De financiering van het interne liaisonteam wordt als volgt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse loonkost van 58.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per voltijdsequivalent: - het aantal verblijven in klassieke hospitalisatie van patiënten van 75 jaar en ouder die exclusief behandeld worden in niet-geriatrische eenheden, verminderd met het verschil tussen het aantal verblijven dat overeenstemt met een gemiddelde bezettingsgraad, in een dienst geriatrie, van 85 % en het aantal reële verblijven in een geriatrische dienst als die bezettingsgraad van 85 % niet wordt gehaald ; - 2 VTE's voor de eerste 1000 verblijven; - 0,25 bijkomende VTE per begonnen schijf van 500 bijkomende verblijven bovenop de 1000.

De financiering is gegarandeerd voor een minimum van 2 VTE's en een maximum van 6 VTE's. ».

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63ter.Vanaf 1 juli 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten, gefinancierd om intern een daghospitalisatie te organiseren voor de geriatrische patiënt zoals beschreven in afdeling III van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.

Er wordt een jaarlijks forfait, uitgedrukt op 1 juli 2014, toegekend in functie van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt.

Nombre de séjours de patients par an

Forfait annuel

Aantal patiëntenverblijven per jaar

Jaarlijks forfait

entre 0 et 520 séjours

81.900 €

tussen 0 en 520 verblijven

81.900 €

entre 521 et 1040

136.500 €

tussen 521 en 1040

136.500 €

entre 1041 et 1560

227.500 €

tussen 1041 en 1560

227.500 €

entre 1561 et 2080

318.500 €

tussen 1561 en 2080

318.500 €

2081 séjours et plus

409.500 €

2081 verblijven en meer

409.500 €


Voor het vaststellen van het aantal verblijven van geriatrische patiënten wordt rekening gehouden met het aantal geriatrische patiënten opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt zoals vermeld in de laatste minimale ziekenhuisgegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.

Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie. ».

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63quater.Vanaf 1 januari 2014 worden alle niet- psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en Sp-diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en G-diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg, gefinancierd voor de oprichting van een multidisciplinair algologisch team op voorwaarde dat de gegevens in verband met de samenstelling en de activiteiten van het team geregistreerd worden, en dat die gegevens ter beschikking worden gehouden van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Die gegevens moeten, als de FOD daarom vraagt, elektronisch worden opgestuurd.

Dit team dient te beschikken over medische, verpleegkundige en psychologische competenties en is belast met : - het coördineren van de pijnbehandeling in de ziekenhuisstructuur; - het sensibiliseren van alle zorgverstrekkers aangaande de noodzaak van een correcte pijnbehandeling ; - het verlenen van steun aan de zorgteams in het kader van de identificatie en de behandeling van pijn ; - het identificeren van de behoeften inzake opleiding van het personeel van de verschillende zorgteams en het organiseren van de opleiding van het zorgpersoneel inzake de beoordeling en de behandeling van pijn; - het faciliteren van de implementatie van guidelines voor de behandeling van chronische pijn in de zorgeenheden ; - het deelnemen aan de educatie van de chronische pijnpatiënten, in samenwerking met de zorgteams ; - het verzekeren van de zorgcontinuïteit door op te treden als schakel met een multidisciplinair centrum voor de behandeling van chronische pijn en met de behandelende arts en de andere actoren uit de thuiszorg of in een zorgstructuur ; - het organiseren van de deelname van het ziekenhuis aan het netwerk met de externe zorgverstrekkers en met de andere ziekenhuizen.

Een arts die minstens halftijds actief is op het domein van de algologie wordt aangesteld als verantwoordelijke van het team. Als er binnen het ziekenhuis geen dergelijk profiel aanwezig is, mag tijdens een overgangsfase een geneesheer-anesthesist worden aangesteld als verantwoordelijke.

Behalve als hij zelf een multidisciplinair centrum heeft ontwikkeld voor de behandeling van chronische pijn, dat erkend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, moet de contractant een samenwerkingsakkoord afsluiten met een ziekenhuis dat over een dergelijk centrum beschikt. Dat samenwerkingsakkoord moet betrekking hebben op de oprichting van een netwerk voor kennisdeling en moet vermelden welke initiatieven er ontwikkeld zullen worden door het centrum om de multidisciplinaire algologische teams te ondersteunen en te omkaderen en om zijn expertise ter beschikking te stellen voor de opleiding van de zorgteams.

Om de werking van de multidisciplinaire algologische teams te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, uitgedrukt in de waarde op 1 januari 2014, die als volgt wordt berekend :

composition

coût salarial de référence

pour les 100 premiers lits agréés

+ par tranche entamée de 100 lits agréés supplémentaires

samenstelling

Referentie-loonkost

Voor de eerste 100 erkende bedden

+ per begonnen schijf van 100 bijkomende erkende bedden

médecin

120.000 €

0,10 ETP

0,01 ETP

arts

120.000 €

0,10 VTE

0,01 VTE

infirmier

58.000 €

0,22 ETP

0,10 ETP

verpleegkundige

58.000 €

0,22 VTE

0,10 VTE

psychologue

69.000 €

0,22 ETP

0,02 ETP

psycholoog

69.000 €

0,22 VTE

0,02 VTE


Voor de berekening van de financiering wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor het volledige ziekenhuis, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63quinquies.Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen, de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de diensten voor palliatieve zorg, gefinancierd voor een kwaliteitssysteem opzetten voor de transfusieketen onder de verantwoordelijkheid van een multidisciplinair hemovigilantie-/transfusieteam, bestaande uit minstens een referentieverpleegkundige transfusie, de verantwoordelijke van de ziekenhuisbloedbank en een arts met klinische expertise op het vlak van bloedtransfusie.

Dit team is belast met de uitvoering van de volgende opdrachten, in samenwerking met het transfusiecomité, met betrekking tot de afname van pretransfusie stalen, de bewaring en toediening van bloed en bloedcomponenten: - de preventie van ernstige voorvallen en transfusiereacties; - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties; - de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties; - de implementatie van verbeteringsacties op basis van de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties; - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten en hen het formulier voor de jaarlijkse melding van ongewenste transfusiereacties en voorvallen versturen; - de vorming en sensibilisering van ziekenhuismedewerkers betrokken bij het transfusiegebeuren; - de toepassing en/of de ontwikkeling van geïnformatiseerde controleprocedures en van een geïnformatiseerd traceersysteem van bloedcomponenten; - de deelname aan de enquête opgesteld door BeQuinT (Belgian Quality in Transfusion) om de twee jaar.

Om de kosten te financieren van de werking van het multidisciplinair hemovigilantie-transfusieteam, wordt een budget van 4.340.000 euro (index 01/01/2014) verdeeld tussen de algemene ziekenhuizen op basis van de volgende modaliteiten : 1° een forfait van 10.000 euro wordt toegekend aan elk ziekenhuis om de uitrusting (software) te financieren die nodig is voor de traceerbaarheid en de controle van de bloedproducten ; 2° binnen een enveloppe van 1.000.000 euro wordt als volgt een aanvullend bedrag berekend in functie van de consumptie van bloedzakjes per ziekenhuis : X = A * B/C waarbij: A = beschikbaar budget van 1.000.000 euro;

B = aantal bloedzakjes die gebruikt worden in het ziekenhuis in kwestie;

C = totaal aantal gebruikte bloedzakjes in alle betrokken ziekenhuizen. 3° een bijkomend bedrag van 2.300.000 euro wordt toegekend pro rata van de weging van de erkende bedden.

De volgende wegingen worden toegepast op de erkende bedkenletters : - 1 punt voor de E-, M-, G- en L-bedden; - 2 punten voor de C-, D-, C+D-, I- en NIC-bedden.

Bij de berekening wordt er rekening gehouden met het aantal erkende bedden met de bedkenletters E, M, G, L, C, D, C+D, I en NIC dat gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het moment van de berekening en het aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis op basis van de melding aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.

Vanaf 1 juli 2014 wordt het aantal erkende bedden en het aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis om de twee jaar geüpdatet. ».

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63sexies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63sexies.Vanaf 1 juli 2014 ontvangen de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie intensieve zorg een financiering voor de erkende functie `lokale donorcoördinatie', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 november 2012 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `lokale donorcoördinatie' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.

Om de werkingskosten van de erkende functie `lokale donorcoördinatie' te financieren, wordt er als volgt een bedrag berekend per ziekenhuis : 1° er wordt een aantal verkregen door het totale aantal erkende bedden van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met de NPERCIZ-coëfficiënt van het laatste gekende jaar, zoals bepaald in bijlage 8 van dit besluit ; 2° er wordt een forfaitair bedrag toegekend op basis van het in 1° hierboven verkregen aantal : - als het berekende aantal lager is dan 2.000, wordt een bedrag van 30.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend; - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 2.000 en lager dan 4.000, wordt een bedrag van 50.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend; - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 4.000 en lager dan 6.000, wordt een bedrag van 70.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend; - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 6.000 en lager dan 8.000, wordt een bedrag van 90.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend; - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 8.000, wordt een bedrag van 110.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend.

Er wordt een bijkomend bedrag van 20.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend aan de ziekenhuizen die ook erkend zijn voor een transplantatiecentrum, in de zin van het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan een transplantatiecentrum moet voldoen om te worden erkend, om het team van dat centrum in staat te stellen om de omkadering te versterken van de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met hun centrum via: - het organiseren van seminaries, congressen en opleidingen voor medisch en verpleegkundig personeel dat de functie donorcoördinatie uitoefent ; - het ter beschikking stellen van procedures voor de behandeling van potentiële donoren aan de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met het transplantatiecentrum.

Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63septies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 63septies.Vanaf 1 juli 2014 worden alle niet- psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg gefinancierd om intern een voedingsteam te organiseren. Dat team, gecoördineerd door een voedingsverantwoordelijke, bestaat minstens uit een diëtist, een verpleegkundige, een arts, een apotheker en de keukenverantwoordelijke.

Dat team komt minstens één keer per trimester samen en voert de volgende taken uit : - binnen het ziekenhuis een strategie ontwikkelen en toepassen voor het opsporen van patiënten met een risico op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een gevalideerd screeningsinstrument, die wordt toegepast bij hun opname in het ziekenhuis, in de loop van het verblijf en bij ontslag ; - binnen het ziekenhuis een doelgerichte strategie voor voedingsinterventies ontwikkelen en toepassen, gecombineerd met een individueel voedingsplan, voor alle patiënten die het risico lopen op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een grondig voedingsonderzoek, uitgevoerd door een diëtist en met als doel de objectieve en subjectieve voedingsparameters te documenteren, voedingsrisicofactoren te bepalen, specifieke tekorten te identificeren en de voedingsbehoeften van elke patiënt te definiëren ; - instaan voor de opvolging van de implementatie van die procedures aan de hand van een registratiesysteem voor de resultaten van de opsporing en van de nutritionele opvolging die moet worden uitgevoerd, en die resultaten up to date houden; - richtlijnen en aanbevelingen opstellen en up to date houden aangaande de speciale voedingstherapieën, gebaseerd op de aanbevelingen van wetenschappelijke instellingen of officiële instanties en ze vertalen in concrete protocollen die rechtstreeks gebruikt kunnen worden door de zorgverstrekkers binnen het ziekenhuis; - instaan voor de opvolging van alle patiënten die betrokken zijn bij de parenterale, enterale en orale voeding, met inbegrip van de voorbereiding van het ontslag uit het ziekenhuis en de informatie die moet worden doorgegeven aan de zorgverstrekkers die instaan voor de patiënt na diens ontslag uit het ziekenhuis; - deelnemen aan de vergaderingen georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ten behoeve van de voedingsteams; - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de anoniem gemaakte gegevens die werden geregistreerd op de geïnformatiseerde opvolgingsdocumenten en de informatie die nodig is voor de evaluatie van de activiteiten van het voedingsteam in elektronisch formaat doorsturen, volgens het schema dat werd meegedeeld door de FOD. Om de registratie te vergemakkelijken van de gegevens aangaande de resultaten van de opsporingsacties en de opvolgingsmodaliteiten van de patiënten die aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu moeten worden bezorgd, stelt de FOD een instrument ter beschikking van de ziekenhuizen dat het mogelijk maakt om de patiënten op te volgen, op basis van een voedingsplanning en een voedingsmiddelentabel.

Om de werking van het voedingsteam te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, gebaseerd op het aantal erkende bedden onder kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn, dat als volgt wordt berekend : 1° aan elk erkend bed dat in aanmerking komt, wordt een aantal punten gekoppeld, dat rekening houdt met het risico op ondervoeding, opgesteld als volgt : - C-bed : 5,10 punten - D-bed : 7,45 punten - C+D, I-bed : 6,275 punten - E-bed : 8,5 punten - G-bed : 7,15 punten - Sp, Sp pall-bed : 5,44 punten - A, Ad, An, T, K, Kd en Kn-bed : 6,24 punten ;2° er wordt een puntentotaal berekend voor elk ziekenhuis ; 3° elk betrokken ziekenhuis ontvangt een gegarandeerd forfait van 15.000 euro, dat de eerste 800 punten dekt; 4° er wordt een aanvullend bedrag berekend door het aantal punten boven de 800 te vermenigvuldigen met een bedrag van 2,60 euro. Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden onder kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening.

Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal erkende bedden. ».

Art. 14.In hetzelfde besluit wordt een artikel 63octies ingevoegd, luidend als volgt : « 63octies. Ter verbetering van de kwaliteit van de farmaceutische zorgverlening wordt er vanaf 1 juli 2014 aan de niet-psychiatrische ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisfarmacie, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg een financiering toegekend voor de toepassing van klinische farmacie.

Om deze bijkomende financiering te kunnen genieten, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn : - het personeel dat de klinisch-farmaceutische activiteit uitvoert heeft de nodige opleiding genoten (ziekenhuisfarmacie) of heeft voldoende ervaring (of is bereid een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te beoefenen ; - dit personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek ; - dit personeel moet effectief worden ingezet om patiëntgerichte klinische farmacie toe te passen ; - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ; - er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie in het ziekenhuis te meten.

In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.

De financiering wordt als volgt berekend : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE. Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden in het hele ziekenhuis zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».

Art. 15.In artikel 64 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt lid 4, ingevoegd door koninklijk besluit van 19 november 2012, vervangen door het volgende lid: « Op 1 juli 2012, 1 juli 2013 en 1 juli 2014 wordt de provisie berekend op basis van de in 2009 gepresteerde en door de ziekte- en invaliditeitsverzekering tot 30 juni 2011 terugbetaalde MOC's.» ; 2° in paragraaf 2, wordt lid 4, ingevoegd door koninklijk besluit van 19 november 2012, vervangen door het volgende lid: « Op 1 juli 2012, 1 juli 2013 en 1 juli 2014 wordt de provisie berekend op basis van de in 2009 gepresteerde en door de ziekte- en invaliditeitsverzekering tot 30 juni 2011 terugbetaalde MOC's.» ;

Art. 16.In artikel 65, 2°, lid 2, van hetzelfde besluit, wordt het 2de streepje vervangen als volgt : « - en de verblijven met ernstgraad 3 of 4 en mortaliteitrisico 3 of 4 in de '3MT APR DRG Classification System, Version 28.0, Definitions Manual'. ».

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt in plaats van artikel 72, opgeheven door het koninklijk besluit van 12 juni 2012, een artikel 72 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 72.Om op een forfaitaire manier de kosten te dekken die verband houden met de reconversie van de medische beeldvormingstechnieken, met het oog op een adequater gebruik van die technieken, mag elk ziekenhuis dat na 1 januari 2015 erkend is voor een nieuwe of voor een magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem een contract afsluiten met de minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, op voorwaarde dat het op de lijst staat die door de bevoegde overheid van de gemeenschappen of gewesten werd bezorgd om het bewijs te leveren dat het deel uitmaakt van de betrokken instellingen. ».

Art. 18.In artikel 73 van hetzelfde besluit worden paragrafen 6 en 7, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2013, vervangen als volgt : « § 6. Voor het jaar 2014 wordt een bijkomend budget van 12.294 duizend euro bij het in § 5, eerste lid, bedoelde totale budget bijgeteld teneinde een deel van de lasten te financieren resulterend, voor de ziekenhuizen, uit de hervorming ingevoerd door de voornoemde wet van de 24 oktober 2011.

Het aldus verkregen totale budget wordt verdeeld op basis van de gegevens omtrent het geheel van de lasten van de bijdragen en de pensioenen gedragen door het ziekenhuis in uitvoering van deze wet, verstrekt voor het laatste volledige burgerlijk jaar door de RSZPPO. Voor de private ziekenhuizen blijft het derde lid van § 5 van toepassing. § 7. Vanaf het jaar 2015 wordt er elk jaar een actualisering van de verdeling van het totale budget gemaakt, rekening houdende, op het ogenblik van de berekening, met de definitieve gegevens van de lasten van de bijdragen en de pensioenen gedragen door het ziekenhuis, verstrekt voor het laatste volledige burgerlijk jaar door de RSZPPO. Voor de private ziekenhuizen blijft het derde lid van § 5 van toepassing. ».

Art. 19.In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt: « In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.» ; 2° paragraaf 2, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt: « In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.» ; 3° paragraaf 3, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt aangevuld als volgt: « In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.". 4° artikel 75 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidend als volgt : « § 7.Vanaf 1 januari 2014 wordt, om de opleiding van de ziekenhuisapothekers te stimuleren, een bedrag van 3.250.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. van dit besluit, die een overeenkomst hebben afgesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid. » ; 5° artikel 75 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidend als volgt : « § 8.Vanaf 1 juli 2015 wordt, om de kwaliteit van de farmacologische zorg te verbeteren, aan de niet-psychiatrische ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten en de ziekenhuizen voor palliatieve zorg, een financiering toegekend voor de implementatie van de klinische farmacie.

Om deze bijkomende financiering te genieten, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden : - het personeel dat de klinische farmacie beoefent, moet de vereiste opleiding (ziekenhuisfarmacie) hebben gevolgd of over voldoende ervaring beschikken (of bereid zijn om een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te kunnen beoefenen ; - het personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek; - het personeel moet daadwerkelijk worden ingezet in de patiëntgerichte praktijk van de klinische apotheek; - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch-Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ; - er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie te meten.

In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.

De financiering wordt berekend als volgt : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE's en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE. Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening. ».

Art. 20.In artikel 77 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, a), C, 1., van hetzelfde besluit wordt de zin « - 15 % van het budget wordt verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de kosten voor het klinisch onderwijs en de opleiding te dekken. Het aan elk ziekenhuis toegekend bedrag wordt berekend op basis van een bedrag van 30.460,50 euro (waarde op 1 januari 2003) per stagemeester en 4.822,92 euro (waarde op 1 januari 2003) per geneesheer-specialist in opleiding. » vervangen door de zin « - 15 % van het budget wordt verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de kosten voor het klinisch onderwijs en de opleiding te dekken. Het aan elk ziekenhuis toegekend bedrag wordt berekend op basis van een bedrag van 30.460,50 euro (waarde op 1 januari 2003) per stagemeester en 4.822,92 euro (waarde op 1 januari 2003) per geneesheer-specialist in opleiding, waarvan het aantal beperkt is tot het aantal dat per specialiteit en per stagejaar vermeld wordt in het erkenningsbesluit van de stagemeester. » ; 2° tussen de eerste en de tweede paragraaf worden drie paragrafen ingevoegd, luidend als volgt : « § 1/1.Voor de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014, wordt 80 % van de bedragen bedoeld in bijlage 16, § 2, zoals vermeld bij hun benaming, toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. § 1/2. De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in artikel 47ter, § 1, a), voor patiënten die niet tot één van de verzekeringsinstellingen behoren bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. bezorgd worden aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding die voortvloeit uit de herziening van het budget van financiële middelen voor boekjaar 2014. § 1/3. Vanaf 1 januari 2015 zullen de budgetten bedoeld in § 1/1. en § 1/2. verdeeld worden onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1., volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie. ».

Art. 21.In artikel 79quinquies van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt opgeheven;2° paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 22.In bijlage 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In 1.Inleiding, wordt het punt 1.1. vervangen als volgt : « 1.1. Begrippen en afkortingen - MZG-registratie: de registratie van de Minimale Ziekenhuisgegevens zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden meegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. - ICD-9-CM: International Classification of Diseases - 9th edition- Clinical Modification . - MDC: Major Diagnostic Category, grote diagnosegroepen die elk een systeem of een orgaan omvatten, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is; - APR-DRG: Diagnosis Related Groups, diagnosegroepen zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is; - Klinische ernst of "severity of illness": Omvang van de fysiologische decompensatie of van verlies van orgaanfunctie zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is; - Sterfterisico : waarschijnlijkheid van overlijden, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is. » ; 2° In 1.Inleiding, wordt het punt 1.2. vervangen als volgt : « 1.2. Diagnosegroepen De diagnosegroepen worden gevormd op grond van '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.

Op basis van de hoofddiagnose wordt een eerste indeling gemaakt in grote diagnosegroepen, hierna MDC's genoemd, die elk betrekking hebben op een systeem of orgaan. Elke MDC wordt vervolgens verder verdeeld in een medische en chirurgische subgroep op basis van het al dan niet voorkomen van een chirurgische ingreep.

Binnen deze subgroepen worden de eigenlijke diagnosegroepen, namelijk de APR-DRG's, onderscheiden, rekening houdend met de volgende elementen: hoofddiagnose, nevendiagnoses, chirurgische ingrepen, speciale technieken, leeftijd, geslacht en aard van ontslag overeenkomstig '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.

Op die manier worden 322 basis-APR-DRG's verkregen.

Elke basis-APR-DRG (met uitzondering van de APR-DRG's MMM, AAA, 955 en 956) wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveaus van klinische ernst.De bepaling van het niveau van klinische ernst van een verblijf gebeurt in 3 fasen waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen op de klinische ernst van de nevendiagnosen die geen verband houden met de hoofddiagnose en niet onderling verbonden zijn, de leeftijd, de hoofddiagnose, het bestaan van bepaalde niet-operatieve procedures,... (Cf. '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is).

De 4 verkregen "severities of illness" zijn : - niveau 1 : zwak niveau van klinische ernst; - niveau 2 : gematigd niveau van klinische ernst; - niveau 3 : groot niveau van klinische ernst; - niveau 4 : extreem niveau van klinische ernst.

Patiënten zonder vermelding van een hoofddiagnose (APR-DRG 955) of met vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden (APR-DRG 956) worden verder de `rest diagnosegroepen type I' genoemd. Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd. Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd. » ; 3° In 1.Inleiding, wordt het punt 1.3. vervangen als volgt : « 1.3. Verfijning van de diagnosegroepen De APR-DRG 861 `Tekens, symptomen en andere factoren met invloed op de gezondheidstoestand' wordt bovendien gesplitst in APR-DRG 861.1 en APR-DRG 861.2 waarbij de laatste de polysomnografieën verblijven (met een aantal gefactureerde dagen kleiner dan of gelijk aan drie en waarvoor minstens één RIZIV nomenclatuurcode `474563' werd geregistreerd) bevat.

De APR-DRG 137 `Majeure respiratoire infecties en inflammaties' wordt opgesplitst in 2 subgroepen (137.1 en 137.2) al naar gelang de verblijven een code voor tuberculose hebben in hoofddiagnose (010.x primary tuberculous infection, 011.x pulmonary tuberculosis, 012.x other respiratory tuberculosis) of niet.

De APR-DRG 173 `Andere vasculaire procedures' wordt opgesplitst in 2 subgroepen (173.1 en 173.2) al naargelang de aanwezigheid of niet van de bepalende procedure 3950 (niet-coronaire angioplastie of atherectomie van bloedvaten). » ;

Voor de patiënten waarvoor tijdens eenzelfde ziekenhuisverblijf de MZG per specialisme wordt geregistreerd, kiest men een enkele hoofddiagnose voor de hele duur van het ziekenhuisverblijf, overeenkomstig de in punt 1.4 beschreven techniek. » ; 4° In 1.Inleiding, wordt het punt 1.6. vervangen als volgt : « 1.6. Aantal aangetaste systemen Voor de berekening van het aantal aangetaste systemen wordt het systeem van de hoofddiagnose beschouwd als het eerste aangetaste systeem en wordt het aantal systemen (verschillend van dat van de hoofddiagnose) van de vermelde complicaties of comorbiditeiten hieraan toegevoegd, zoals beschreven in '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is. » ; 5° In 2.Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.2. vervangen luidende: « 2.2. Toepassingsgebied De totale gefactureerde ligduren per verblijf van de laatste drie gekende dienstjaren van de MZG-registratie dienen als basis voor de berekening van de gemiddelde standaardligduren.

Er wordt rekening gehouden met alle klassieke verblijven (H) in acute ziekenhuizen uitgezonderd: 1) patiënten die minstens één dag van hun verblijf op een Sp-, A- of K-dienst verbleven hebben;2) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen; 3) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (zie punt 4.2.2.); 4) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC=22 of de APR-DRG=004 of 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949;5) de patiënten die na één dag in het ziekenhuis naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;6) verblijven van de APR-DRG 693 `chemotherapie' waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag;7) de verblijven die behoren tot APR-DRG's 950, 951, 952 en 955 en 956;8) de verblijven waarbij de patiënt binnen 3 dagen overleden is;9) de foutieve verblijven, met name de verblijven met een ongeldige verblijfsduur (negatief, niet in overeenstemming met de dag, maand en jaar van opname en ontslag of niet ingevuld, incoherentie tussen de berekende verblijfsduur, de gefactureerde verblijfsduur en de som van de verblijfsduren per bedindex), ongeldige leeftijd (niet tussen 0 en 120 jaar). De overblijvende verblijven worden pure verblijven genoemd. » ; 6° In 2.Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.4. vervangen luidende: « 2.4 Berekening van een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG-subgroep Per APR-DRG-subgroep (cf. punt 1.5) wordt een gemiddelde standaardligduur berekend, hierna afgekort `NGL'.

Deze NGL wordt per APR-DRG-subgroep berekend door de deling van de som van de gefactureerde dagen (categorie = 1) van de normale verblijven met de begrensde ligduren van de outliers van type 2 (categorie = 4) door hun aantal verblijven.

De APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur wordt toegekend zijn: 0a) de subgroepen van APR-DRG 003 `Beenmergtransplantatie'; 0b) de subgroepen van APR-DRG 004 `Ecmo of tracheostomie met langdurige mechanische ventilatie met extensieve procedure'; 0c) de subgroepen van APR-DRG 005 `Tracheostomie met langdurige mechanische ventilatie zonder extensieve procedure'; 0d) de subgroepen van APR-DRG waarin er nationaal minder dan 30 verblijven overblijven na toepassing van bovenvermelde criteria; 0e) de subgroepen van het extreme niveau van klinische ernst indien dit niveau minder dan 20 % van de APR-DRG-verblijven vertegenwoordigt. » ; 7° In 2.Berekening van gemiddelde standaardligduren, wordt het punt 2.6. vervangen luidende: « 2.6. Verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht Men verdeelt de verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht volgens de categorieën (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) van de APR-DRG subgroep waartoe deze behoort.

Verblijven met een APR-DRG subgroep verschillend van deze die volgen uit de berekening van de gemiddelde standaardligduren (op basis van de pure verblijven) worden geklasseerd in categorie 0f. » ; 8° In 3.Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis voor de klassieke verblijven (H) en de langdurige verblijven (F, M, L) van de acute ziekenhuizen, wordt punt 3.1 vervangen als volgt : « 3.1. Verblijven die niet deelnemen aan de berekening 1) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;2) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (cf.onderdeel 4.2.2.); 3) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelingseenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC=22 of de APR-DRG=004 of 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949;4) de verblijven zonder facturatie in de bedindexen (cf.onderdeel 3.3) waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend. » ; 9° In 3.Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis voor de klassieke verblijven (H) en de langdurige verblijven (F, M, L) van de acute ziekenhuizen, 3.4., wordt B. vervangen als volgt : « B. Voor de verblijven - ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956, categorie 6a) als de gefactureerde ligduur lager is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen, - ingedeeld bij de APR-DRG-restgroep type II (950, 951 en 952, categorie 6b), - van de APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur werd toegekend (categorieën 0a, 0b, 0c, 0d, 0e et 0f), - van patiënten die na een verblijf van één dag naar een ander ziekenhuis worden overgebracht (categorie 2t), - van de APR-DRG 693 chemotherapie waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag (categorie 2c), - van de kleine outliers (categorie 2), - van de grote outliers van type 1 (categorie 3), - van lange duur (categorie 5), - waarbij de patiënten meer dan de helft van hun verblijf in een A-, K- of Sp-dienst hebben doorgebracht (categorie 7), - waarbij de patiënt binnen 3 dagen is overleden (categorie 8), de financiële waarde is gelijk aan de gefactureerde ligduur. » ; 10° In 4.Berekening van een aantal verantwoorde bedden per ziekenhuis in chirurgisch dagziekenhuis, wordt 4.2.2. vervangen als volgt : « 4.2.2. Oneigenlijk klassieke verblijven Bij de bepaling van het aantal oneigenlijk klassieke ziekenhuisverblijven wordt gebruik gemaakt van de case-mix geregistreerd in de MZG van de drie laatst gekende registratiejaren.

Er zijn 2 soorten oneigenlijke klassieke verblijven namelijk chirurgische en medische. Er zijn een aantal gemeenschappelijke basisvoorwaarden maar ook een aantal specifieke criteria waar zij aan moeten voldoen. 0. gemeenschappelijke basisvoorwaarden: - klassieke (H) verblijven; met een APR-DRG uit de lijst met 32 APR-DRG's ;

24 chirurgicaux

3 médicaux

24 chirurgische

3 medische

026, 073, 093, 097, 098, 180, 226, 313, 314, 315, 316, 317, 320, 361, 364, 446, 483, 484, 513, 517, 518, 519, 544, 850

114 115 501

026, 073, 093, 097, 098, 180, 226, 313, 314, 315, 316, 317, 320, 361, 364, 446, 483, 484, 513, 517, 518, 519, 544, 850

114 115 501


- het betreft een geplande opname; - de reële ligduur ? 3 dagen; - de graad van ernst = 1; - de patiënt is niet overleden; - het mortaliteitsniveau = 1; - de leeftijd van de patiënt is lager dan 75 jaar; - voor de verblijven behorend tot APR-DRG 097 `Procedures op tonsillen en adenoiden', is de leeftijd van de patiënt strikt lager dan 14 jaar. 1. chirurgische (24 APR-DRG's): Een verblijf wordt aangeduid als chirurgisch oneigenlijk klassiek indien: - de voorwaarden onder 0.gelden; - zijn APR-DRG behoort tot één van de 24 chirurgische APR-DRG's; - met enkel operating room ICD codes geselecteerd volgens 2 nationale criteria: -) een substitutiegraad ? 33% en als volgt berekend op basis van de MZG van de 3 laatst gekende jaren : daghospitalisatieverblijven / (daghospitalisatie-verblijven + klassieke hospitalisatieverblijven) -) en minstens 90 oneigenlijke verblijven. 2. medische (3 APR-DRG's) Een verblijf wordt aangeduid als medisch oneigenlijk klassiek indien: - voor een verblijf met één van de 3 medische APR-DRG's - bovenop de voorwaarden onder 0.Basis - een nomenclatuurcode nummer uit lijst B (cf. onderdeel 6) werd geattesteerd.

Op basis van de RIZIV-nomenclatuurcodes uit de lijst B (cf. onderdeel 6) werden alle verblijven weerhouden die gedurende de referentieperiode (drie laatst gekende registratiejaren) minstens één code uit de lijst hebben.Op basis van deze selectie, die zowel de geregistreerde klassieke als daghospitalisatie-verblijven bevatte, werd het aantal verblijven per APR-DRG berekend.

De volgende APR-DRG werden geselecteerd om de oneigenlijke klassieke verblijven te bepalen :

026 Autres procédures du système nerveux et apparentées

026 Andere Procedures op het zenuwstelsel en gerelateerde Procedures

073 Procédures sur l'oeil, excepté l'orbite

073 Procedures op het oog behalve op de orbita

093 Procédures sur sinus et mastoïde

093 Procedures op sinussen en mastoïd

097 Procédures sur amygdale et végétations

097 Procedures op tonsillen en adenoïden

098 Autres procédures sur oreille, nez, bouche et gorge

098 Andere Procedures op oren, neus, mond en keel

114 Maladies et lésions dentaires et buccales

114 Dentale en orale ziekten en letsels

115 Autres diagnostics d'oreille, nez, bouche, gorge, crane/face

115 Andere diagnoses van oren, neus, mond, keel en schedel/aangezicht

180 Autres procédures sur le système circulatoire

180 Andere Procedures op het circulatoire systeem

226 Procédures sur l'anus

226 Anale Procedures

313 Procédures au niveau du genou et de la partie inférieure de la jambe, excepté le pied

313 Procedures op de knie en het onderbeen, behalve op de voet

314 Procédures au niveau du pied et des orteils

314 Procedures op voeten en tenen

315 Procédures au niveau de l'épaule, du bras et de l'avant-bras

315 Procedures op schouder, bovenarm en voorarm

316 Procédures de la main et du poignet

316 Procedures op hand & pols

317 Procédures au niveau des tendons, muscles et autres tissus mous

317 Procedures op pees, spier en andere weke weefsels

320 Autres procédures du système musculo-squelettique et tissu conjonctif

320 Andere procedures op musculoskeletaal stelsel en bindweefsel

361 Greffe cutanée pour diagnostics de la peau et du tissu sous-cutané

361 Huident voor huid en subcutaan weefsel diagnosen

364 Autres procédures sur la peau, les tissus sous-cutanés et apparentées

364 Andere procedures op huid, subcutaan weefsel en gerelateerde procedures

446 Procédures urétrales et trans-urétrales

446 Transurethrale en urethrale procedures

483 Procédures sur les testicules et le scrotum

483 Procedures op de testes en het scrotum

484 Autres procédures sur le système reproducteur masculin et apparentées

484 Andere procedures op het mannelijk voortplantingsstelsel en gerelateerde procedures

501 Diagnostics du système reproducteur masculin, sauf affections malignes

501 Diagnosen van het mannelijk voortplantingsstelsel behalve maligne aandoeningen

513 Procédures sur utérus/annexes pour affection non maligne, exceptée léiomyome

513 Procedures op uterus/adnexen voor niet-maligne aandoening behalve leiomyoma

517 Dilatation et curetage pour diagnostics non-obstétriques

517 Dilatatie en curettage voor niet-verloskundige diagnoses

518 Autres procédures sur le système reproducteur féminin et apparentées

518 Andere procedures op het vrouwelijke voortplantingsstelsel en gerelateerde procedures

519 Procédures utérus/annexes pour léiomyome

519 Procedures op uterus/adnexen voor leiomyoma

544 Dilatation et curetage, curetage par aspiration ou hystérotomie pour diagnostics obstétricaux

544 Dilatatie en curettage of hysterotomie voor verloskundige diagnosen

850 Procédure avec diagnostic de rééducation, suites de soins ou autre contact avec service de santé. » ;

850 Procedure met diagnose van revalidatie, nazorg of ander contact met gezondheidsdiensten


11° 5.'Weerhouden RIZIV-codes bij de identificatie van de gerealiseerde daghospitalisatie (lijst A), wordt vervangen als volgt :

« Code de la nomenclature / Nomenclatuurcode

220231

246595

256513

275553

280571

300311

220275

246610

256653

275656

280674

310354

220290

246632

256815

275671

280711

310376

220312

246654

256830

275693

280755

310391

220334

246676

256852

275715

280792

310413

221152

246772

257390

275752

284911

310575

228152

246831

257434

275811

285235

310715

229176

246912

257876

275833

285390

310774

230613

246934

257891

275855

285670

310796

232013

247575

257994

275951

285692

310811

232035

247590

258090

276275

285972

310855

235174

247612

258112

276334

287431

310951

238114

247634

258156

276356

287453

310973

238173

247656

258171

276371

287475

310995

238195

250176

258635

276452

287490

311312

238210

250191

258650

276474

287512

311334

241091

250213

258731

276496

287534

311452

241150

251274

260315

276511

287696

311835

241312

251311

260470

276555

287711

311990

241872

251370

260676

276636

287755

312314

241916

251650

260691

276776

287792

312410

241931

253153

260735

276931

287814

312432

244193

253234

260794

277034

287836

317214

244311

253256

260853

277093

291992

350512

244436

253551

260875

277152

292014

353253

244473

253573

260890

277211

292633

354056

244495

254752

260912

277233

292795

354351

244554

254774

260934

277270

292810

431056

244635

254796

260956

277476

292854

431071

245534

254811

261214

277616

293016

431513

245571

255172

261236

277631

293274

432191

245630

255194

262216

278390

293296

432213

245733

255231

262231

278832

293311

432316

245755

255253

275015

279451

293370

432434

245814

255695

275096

279473

294210

432692

245851

255894

275111

279495

294232

475996 ».

245873

256115

275133

280055

294475


246094

256130

275236

280070

294674


246212

256174

275251

280092

294711


246514

256314

275494

280136

300252


246551

256336

275516

280151

300274


246573

256491

275531

280534

300296


Art. 23.In bijlage 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de titel van de bijlage wordt vervangen als volgt: " Bijlage 4 - Lijst van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 46";2° de bijlage wordt aangevuld als volgt : « 7) De verstrekkingen vermeld in dienstcode 002 zullen worden toegekend aan het ziekenhuis dat de verstrekking heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.».

Art. 24.In bijlage 6 van hetzelfde besluit wordt punt A vervangen als volgt : « A. Er wordt een weging van 1 toegekend (units spoedgevallen of US) aan alle patiënten die aanleiding geven tot een registratie van een dringende passage op de spoedgevallendienst.

Een spoedpassage wordt in de registratie van de Minimale Ziekenhuis Gegevens op één van de volgende manieren gedefinieerd : - eerste verblijf in zorgeenheid spoed voor een niet geplande opname; - verblijf die op zorgeenheid spoed hebben verbleven na een verblijf in een andere zorgeenheid; - dringende opname via spoedgevallendienst. ».

Art. 25.In bijlage 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "MKG" wordt telkens vervangen door het woord "MZG"; 2° 2.a Toepassingsgebied wordt als volgt vervangen: « 2.a. Toepassingsgebied.

Om de score op basis van de MZG-registratie te berekenen wordt rekening gehouden met alle verblijven in de algemene ziekenhuizen in klassieke hospitalisatie, uitgezonderd de verblijven van: 1. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een Sp-dienst;2. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een A-, K- of T-dienst;3. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een G-dienst;4. de patiënten die in één van de eenheden voor de behandeling van zwaar verbranden verzorgd zijn en ofwel binnen MDC = 22 (brandwonden) vallen, ofwel binnen APR-DRG = 004 of 005 en waarvan de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk zijn aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949;5. de patiënten die behoren tot APR-DRG 950 (Extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 951 (Matige uitgebreide procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 952 (Niet-extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose);6. de patiënten die behoren tot APR-DRG 955 (Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose) of APR-DRG 956 (niet te groeperen verblijven);7. de patiënten die behoren tot de MDC 14 (kraambed, zwangerschap en bevalling) of MDC 15 (pasgeborenen);8. de beëindigde verblijven en de niet-beëindigde verblijven met een opnamedatum die meer dan 6 maanden voor het begin van de statistische periode valt.Dit zijn de langdurige verblijven; 9. de foutieve verblijven.».

Art. 26.In bijlage 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1.Nieuwe medische technologieën wordt 7° van paragraaf 1 vervangen als volgt : "7° Elk jaar houdt het ziekenhuis de lijst met de referenties van de wetenschappelijke artikels over de ontwikkeling, evaluatie en toepassing van nieuwe medische technieken die de voltijdse kaderleden van het ziekenhuis tijdens de drie voorgaande jaren hebben gepubliceerd ter beschikking van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en bezorgt het die aan de FOD op diens vraag. Een Wetenschappelijke Commissie, aangesteld door de Minister, zal de publicaties beoordelen en zal nagaan of de impactfactor van de wetenschappelijke publicatie meer dan 1 punt per 10 bedden bedraagt.

De impactfactor van de wetenschappelijke publicaties wordt jaarlijks berekend door het "Institute of Scientific Information" onder de vorm van de "Science Citation Index" en gepubliceerd in het "Journal of Citation reports"."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "De hiernavermelde bewijsstukken inzake de in § 1, 1° tot 7° bedoelde voorwaarden moeten tegen 1 oktober van het jaar dat volgt op het betrokken dienstjaar aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen worden bezorgd:" vervangen door de woorden « De bewijsstukken inzake de in § 1, 1° tot 7° bedoelde voorwaarden moeten op diens vraag ter beschikking staan van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu : » ;3° in paragraaf 2, 2.Opleidingsfunctie, wordt het laatste lid vervangen als volgt : « De bewijsstukken moeten op diens vraag ter beschikking staan van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. ».

Art. 27.Bijlage 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 28.In bijlage 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het 4de streepje van het punt Begrippen en Afkortingen wordt vervangen als volgt : « - APRdrg-classificatie: classificatie waarbij de patiënten gegroepeerd worden in diagnosegroepen zoals omschreven in de '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.». 2° het laatste lid van punt 2.wordt vervangen als volgt : « Ten slotte worden de genormaliseerde waarden per bezet bed zelf berekend met uitsluiting van de APR DRG's 955 ('Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose') en 956 ('niet-groepeerbare verblijvend').

Deze genormaliseerde waarden zijn de uitgaven per verblijf voor bovenvermelde verstrekkingen gedeeld door het totale aantal verpleegdagen op het niveau van APR DRG en severity-niveau/of groep, na eliminatie van de outliers, zoals hierboven beschreven.".

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt bijlage 16, ingevoegd door het koninklijk besluit van 24 april 2014, vervangen door bijlage 1 bij dit besluit.

Art. 30.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage 18 die als bijlage 2 bij dit besluit werd gevoegd.

Art. 31.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014, met uitzondering van artikelen 8, 10, 11, 18, 19, 4° en 21, 2° die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2014, artikel 17 dat in werking treedt op 1 januari 2015 en artikel 19, 5° dat in werking treedt op 1 juli 2015.

Art. 32.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 januari 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK

Bijlage 1 van het koninklijk besluit van 8 januari 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. « Bijlage 16 - Lijst van de ziekenhuizen en de financieringsbedragen voor de forfaits bedoeld in artikel 47ter. § 1. Voor de periode van 1 januari tot 30 juni 2014.

NAAM ZIEKENHUIS / NOM DE L'HOPITAL

STAD / VILLE

BUDGET

STEDELIJK ZIEKENHUIS

ROESELARE

94.037,49 €

CLINIQUE REINE ASTRID

MALMEDY

58.651,38 €

CENTRE HOSPITALIER REGIONAL

NAMUR

323.862,04 €

CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNE

SOIGNIES

198.041,01 €

RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALE

BAUDOUR

131.039,72 €

ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPEN

ANTWERPEN

1.017.443,20 €

GRAND HOPITAL DE CHARLEROI

GILLY

350.729,89 €

A. Z. SINT-BLASIUS

DENDERMONDE

300.394,75 €

SINT-NIKOLAUS HOSPITAL

EUPEN

94.508,86 €

A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEF

GENT

166.829,86 €

CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLE

VERVIERS

296.489,14 €

CLINIQUE ANDRE RENARD

HERSTAL

63.196,70 €

A. Z. SINT-MAARTEN

MECHELEN

247.096,73 €

A. Z. ALMA

EEKLO

128.682,89 €

LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERI

LIEGE

44.207,39 €

CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNE

YVOIR GODINNE

356.790,31 €

C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYE

SERAING

353.962,11 €

CLINIQUE SAINT-PIERRE

OTTIGNIES

229.420,51 €

A. Z. SINT-JAN

BRUGGE

464.699,43 €

JAN YPERMAN ZIEKENHUIS

IEPER

120.972,69 €

A. Z. TURNHOUT

TURNHOUT

498.435,76 €

CENTRE HOSPITALIER HUTOIS

HUY

121.881,75 €

HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERRE

BRUXELLES

278.711,92 €

ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEK

BRUXELLES

396.957,42 €

INSTITUT JULES BORDET

BRUXELLES

181.038,17 €

HOPITAUX IRIS SUD

BRUXELLES

438.033,59 €

CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLI

LA LOUVIERE

140.871,06 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

LIER

171.442,51 €

GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPEN

ANTWERPEN

413.320,55 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

MOL

171.072,15 €

CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRE

SAMBREVILLE

155.113,05 €

SINT-JOZEFKLINIEK

BORNEM

188.243,33 €

SINT-MARIAZIEKENHUIS

HALLE

160.028,72 €

R. Z. HEILIG HART

LEUVEN

184.674,42 €

A. Z. HEILIG HART

TIENEN

104.912,58 €

CLINIQUE SAINT-JEAN

BRUXELLES

289.654,34 €

CLINIQUES DE L'EUROPE

BRUXELLES

147.335,51 €

REVALIDATIE & MS CENTRUM

OVERPELT

34.780,07 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

ROESELARE

236.861,36 €

SINT-JOZEFSKLINIEK

IZEGEM

66.563,60 €

ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUIS

AALST

306.185,81 €

SINT-VINCENTIUSZIEKENHUIS

DEINZE

37.540,93 €

A. Z. SINT LUCAS

ASSEBROEK

148.850,61 €

U.Z. BRUSSEL

BRUSSEL

1.010.541,13 €

CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBES

HAINE SAINT PAUL

253.056,14 €

HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLA

BRUXELLES

57.978,00 €

LES CLINIQUES SAINT-JOSEPH

LIEGE

560.454,04 €

CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETH

ROCOURT

109.491,56 €

I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZ

MARCHE EN FAMENNE

295.613,75 €

CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETH

NAMUR

137.167,47 €

CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNE

LIBRAMONT

146.931,48 €

A. Z. OUDENAARDE

OUDENAARDE

108.582,50 €

STEDELIJK ZIEKENHUIS

AALST

645.703,93 €

A.Z. JAN PORTAELS

VILVOORDE

210.128,18 €

A. Z. SINT-ELISABETH

ZOTTEGEM

220.060,53 €

CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLE

FRAITURE EN CONDROZ

1.851,79 €

JESSA ZIEKENHUIS

HASSELT

498.738,78 €

CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURG

ARLON

249.958,60 €

CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRON

MOUSCRON

129.423,61 €

CENTRE DE SANTE DES FAGNES

CHIMAY

144.844,00 €

CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PARE

MONS

80.334,22 €

KLINIK SINT-JOSEF

ST VITH

44.645,08 €

CENTRE HOSPITALIER DE DINANT

DINANT

92.690,74 €

A. Z. LOKEREN

LOKEREN

70.267,19 €

C.H.R. MONS HAINAUT

MONS

144.608,32 €

A. Z. SINT-LUCAS

GENT

272.011,79 €

UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPEN

EDEGEM

461.029,51 €

A. Z. SINT-ELISABETH

HERENTALS

88.010,75 €

SINT-AUGUSTINUS

VEURNE

56.328,22 €

A. Z. HEILIGE FAMILIE

REET

77.943,72 €

U.Z. LEUVEN

LEUVEN

949.802,27 €

C.H.U. ANDRE VESALE

MONTIGNY LE TILLEUL

146.561,12 €

C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELL

BRUXELLES

285.075,36 €

CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLES

NIVELLES

137.807,18 €

ZIEKENHUIS OOST-LIMBURG

GENK

559.174,62 €

SINT-REMBERTZIEKENHUIS

TORHOUT

62.860,01 €

A. Z. ZENO

KNOKKE

130.501,01 €

SINT-ANDRIESZIEKENHUIS

TIELT

152.284,85 €

A. Z. GROENINGE

KORTRIJK

459.716,42 €

KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDES

WAREGEM

157.638,22 €

CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUC

BRUXELLES

970.710,71 €

CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASME

BRUXELLES

574.393,01 €

CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACE

GOSSELIES

90.333,91 €

C. H. BAUDOUR-HORNU

HORNU

109.828,25 €

CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLE

LIEGE

510.320,91 €

A.Z. DAMIAAN

OOSTENDE

194.741,45 €

C.H.W.A.P.I. TOURNAI

561.262,10 €

A. Z. SINT JOZEF

MALLE

126.056,71 €

CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATION

BRUXELLES

808,06 €

A.Z. GLORIEUX

RONSE

107.639,77 €

A. Z. NIKOLAAS

ST NIKLAAS

278.880,26 €

UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENT

GENT

607.152,93 €

KONINGIN ELISABETH INSTITUUT

KOKSIJDE OOSTDUINK

639,71 €

BUNDELING ZORGINITIATIEVEN

OOSTENDE

4.073,95 €

A.Z. MONICA

DEURNE

317.464,93 €

A.Z. IMELDA ZIEKENHUIS

BONHEIDEN

186.054,85 €

NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUM

MELSBROEK

12.120,84 €

CLINIQUE SAINT-LUC

BOUGE

133.834,24 €

CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMAN

LIEGE

770.211,86 €

A. Z. SINT-DIMPNA

GEEL

143.867,60 €

A.Z. KLINA

BRASSCHAAT

291.573,47 €

A. Z. DIEST

DIEST

55.385,49 €

A. Z. JAN PALFIJN

GENT

95.855,62 €

SINT-FRANCISCUSZIEKENHUIS

HEUSDEN-ZOLDER

284.166,29 €

SINT-TRUDO ZIEKENHUIS

ST-TRUIDEN

139.187,61 €

A. Z. VESALIUS

TONGEREN

153.698,95 €

ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPEN

MAASEIK

46.126,52 €

C. H. U. CHARLEROI

207.603,01 €

MARIAZIEKENHUIS

OVERPELT

125.720,02 €

C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNE

BRUXELLES

147.470,19 €

HOPITAL DE LA MADELEINE

ATH

169.321,36 €


§ 2. Voor de periode van 1 juli tot 31 december 2014.

NAAM ZIEKENHUIS / NOM DE L'HOPITAL

STAD / VILLE

BUDGET

STEDELIJK ZIEKENHUIS

ROESELARE

94.037,49 €

CLINIQUE REINE ASTRID

MALMEDY

58.651,38 €

CENTRE HOSPITALIER REGIONAL

NAMUR

323.862,04 €

CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNE

SOIGNIES

198.041,01 €

ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPEN

ANTWERPEN

1.017.443,27 €

GRAND HOPITAL DE CHARLEROI

GILLY

350.729,89 €

ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUS

DENDERMONDE

300.394,75 €

SINT-NIKOLAUS HOSPITAL

EUPEN

94.508,86 €

ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEF

GENT

166.829,86 €

CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLE

VERVIERS

296.489,14 €

CLINIQUE ANDRE RENARD

HERSTAL

63.196,70 €

ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTEN

MECHELEN

247.096,73 €

A. Z. ALMA

EEKLO

128.682,89 €

LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERI

LIEGE

44.207,39 €

CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNE

YVOIR GODINNE

356.790,31 €

C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYE

SERAING

353.962,11 €

CLINIQUE SAINT-PIERRE

OTTIGNIES

229.420,51 €

ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JAN

BRUGGE

464.699,43 €

JAN YPERMAN ZIEKENHUIS

IEPER

120.972,69 €

A. Z. TURNHOUT

TURNHOUT

498.435,76 €

CENTRE HOSPITALIER HUTOIS

HUY

121.881,75 €

HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERRE

BRUXELLES

278.711,92 €

ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEK

BRUXELLES

396.957,42 €

INSTITUT JULES BORDET

BRUXELLES

181.038,17 €

HOPITAUX IRIS SUD

BRUXELLES

438.033,59 €

CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLI

LA LOUVIERE

140.871,06 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

LIER

171.442,51 €

GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPEN

ANTWERPEN

413.320,55 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

MOL

171.072,15 €

CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRE

SAMBREVILLE

155.113,05 €

SINT-JOZEFKLINIEK

BORNEM

188.243,33 €

SINT-MARIAZIEKENHUIS

HALLE

160.028,72 €

R. Z. HEILIG HART

LEUVEN

184.674,42 €

A. Z. HEILIG HART

TIENEN

104.912,58 €

CLINIQUE SAINT-JEAN

BRUXELLES

289.654,34 €

CLINIQUES DE L'EUROPE

BRUXELLES

147.335,51 €

REVALIDATIE & MS CENTRUM

OVERPELT

34.780,07 €

HEILIG HARTZIEKENHUIS

ROESELARE

236.861,36 €

SINT JOZEFSKLINIEK

IZEGEM

66.563,60 €

ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUIS

AALST

306.185,81 €

SINT-VINCENTIUSZIEKENHUIS

DEINZE

37.540,93 €

A. Z. SINT-LUCAS

ASSEBROEK

148.850,61 €

U.Z. BRUSSEL

BRUSSEL

1.010.541,13 €

CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBES

HAINE SAINT PAUL

253.056,14 €

HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLA

BRUXELLES

57.978,00 €

LES CLINIQUES SAINT-JOSEPH

LIEGE

560.454,04 €

CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETH

ROCOURT

109.491,56 €

I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZ

MARCHE EN FAMENNE

295.613,75 €

CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETH

NAMUR

137.167,47 €

CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNE

LIBRAMONT

146.931,48 €

A. Z. OUDENAARDE

OUDENAARDE

108.582,50 €

STEDELIJK ZIEKENHUIS

AALST

645.703,93 €

A.Z. PORTAELS

VILVOORDE

210.128,18 €

A. Z. SINT-ELISABETH

ZOTTEGEM

220.060,53 €

CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLE

FRAITURE EN CONDROZ

1.851,79 €

JESSA ZIEKENHUIS

HASSELT

498.738,78 €

CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURG

ARLON

249.958,60 €

CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRON

MOUSCRON

129.423,61 €

CENTRE DE SANTE DES FAGNES

CHIMAY

144.844,00 €

CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PARE

MONS

80.334,22 €

KLINIK ST JOSEF

ST VITH

44.645,08 €

CENTRE HOSPITALIER DE DINANT

DINANT

92.690,74 €

A. Z. LOKEREN

LOKEREN

70.267,19 €

C.H.R. MONS HAINAUT

MONS

144.608,32 €

A. Z. SINT-LUCAS

GENT

272.011,79 €

UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPEN

EDEGEM

461.029,51 €

A. Z. SINT-ELISABETH

HERENTALS

88.010,75 €

SINT-AUGUSTINUS

VEURNE

56.328,22 €

A. Z. HEILIGE FAMILIE

RUMST REET

77.943,72 €

U.Z. LEUVEN

LEUVEN

949.802,27 €

C.H.U. ANDRE VESALE

MONTIGNY LE TILLEUL

146.561,12 €

C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELL

BRUXELLES

285.075,36 €

CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLES

NIVELLES

137.807,18 €

ZIEKENHUIS OOST-LIMBURG

GENK

559.174,62 €

SINT-REMBERTZIEKENHUIS

TORHOUT

62.860,01 €

A. Z. ZENO

KNOKKE

130.501,01 €

SINT ANDRIESZIEKENHUIS

TIELT

152.284,85 €

A. Z. GROENINGE

KORTRIJK

459.716,42 €

KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDES

WAREGEM

157.638,22 €

CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUC

BRUXELLES

970.710,71 €

CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASME

BRUXELLES

575.201,07 €

CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACE

GOSSELIES

90.333,91 €

C. H. BAUDOUR-HORNU

HORNU

240.867,97 €

CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLE

LIEGE

510.320,91 €

A.Z. DAMIAAN

OOSTENDE

194.741,45 €

C.H.W.A.P.I. TOURNAI

561.262,10 €

A. Z. SINT_JOZEF

MALLE

126.056,71 €

CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATION

BRUXELLES

808,06 €

A.Z. GLORIEUX

RONSE

107.639,77 €

A. Z. NIKOLAAS

ST NIKLAAS

278.880,26 €

UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENT

GENT

607.152,93 €

KONINGIN ELISABETH INSTITUUT

KOKSIJDE OOSTDUINK

639,71 €

BUNDELING ZORGINITIATIEVEN

OOSTENDE

4.073,95 €

A.Z. MONICA

DEURNE

317.464,93 €

A.Z. IMELDAZIEKENHUIS

BONHEIDEN

186.054,85 €

NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUM

MELSBROEK

12.120,84 €

CLINIQUE SAINT-LUC

BOUGE

133.834,24 €

CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMAN

LIEGE

770.211,86 €

A. Z. SINT-DIMPNA

GEEL

143.867,60 €

A.Z. KLINA

BRASSCHAAT

291.573,47 €

A. Z. DIEST

DIEST

55.385,49 €

A. Z. JAN PALFIJN

GENT

95.855,62 €

SINT-FRANCISCUSZIEKENHUIS

HEUSDEN-ZOLDER

284.166,29 €

SINT-TRUDO ZIEKENHUIS

ST-TRUIDEN

139.187,61 €

A. Z. VESALIUS

TONGEREN

153.698,95 €

ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPEN

MAASEIK

46.126,52 €

C. H. U. CHARLEROI

207.603,01 €

MARIAZIEKENHUIS

OVERPELT

125.720,02 €

C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNE

BRUXELLES

147.470,19 €

HOPITAL DE LA MADELEINE

ATH

169.321,36 € ».

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.

Gegeven te Brussel, 8 januari 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK

Bijlage 2 van het koninklijk besluit van 8 januari 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. « Bijlage 18 - Het bepalen van NRG's op basis van de VG-MZG 1. Principes De NRG's worden ontwikkeld op basis van de volgende principes : - Elk type verpleegeenheid, bepaald door het prefix van zijn eenheid en zijn hoofdbedindex, behandelt patiënten die verpleegkundige zorg nodig hebben die specifiek is voor die eenheid. - Bij de transfers van een patiënt tijdens een verblijf (ziekenhuisopname, verblijf in het operatiekwartier, ...) is de verpleegkundige zorg specifiek voor het type transfer.

Die specifieke zorg bepaalt de NRG's (Nursing Related Groups). Als de NRG's bepaald zijn, kunnen deze worden vergeleken met de zorg die een patiënt ontvangt, op een bepaalde dag, binnen een bepaalde verpleegeenheid (zorgperiode). De NRG die het meest overeenkomt, wordt aan de zorgperiode toegekend.

Om een gedifferentieerde financiering mogelijk te maken worden de NRG's gewogen op basis van het gemiddelde gewicht van de zorgperiodes waaraan ze worden toegekend. 2. Gebruikte gegevens De gegevens die werden gebruikt, zijn deze m.b.t. de klassieke verblijven gedurende een volledig jaar in de MZG (Veld A2_HOSPTYPE_FAC=H,F,M,L en N in de MZG database). Enkel de periodes waarin de verpleegkundige zorg geregistreerd werd, worden in aanmerking genomen.

De (NRG) profielen moeten voor elk nieuw registratiejaar opnieuw uitgewerkt worden. 3. Bepalen van zorgprofielen = NRG's Om de NRG's te bepalen selecteert men de zorgperiodes die het meest overeenkomen met het gezochte profiel (= Basisgroepen van zorgperiodes). De gemiddelde scores voor de verpleegkundige items in elke groep van periodes bepalen de NRG's.

De scores die worden gebruikt om de NRG's te creëren zijn niet de ruwe scores voor de items (= geregistreerde scores in de VG-MZG). Ze zijn gewogen inzake tijd en competentie overeenkomstig de resultaten van de Profi(e)l DI-VG studie, en omgezet in een riditwaarde.

De NRG's voor de korte periodes (dagen met transfer tussen verpleegeenheden, opname, ontslag, enz.) worden apart gecreëerd van de profielen voor ononderbroken periodes van 24u (volledige verpleegdag op eenzelfde eenheid). 3.1 Weging van de scores voor de items overeenkomstig het Profi(e)l-DI-VG Men gaat als volgt te werk : 1. De scores voor de frequentie-items worden in categorieën ondergebracht : de categorieën zijn afkomstig van de Profi(e)l-DI-VG studie, maar de mediane frequenties in die categorieën worden herberekend voor het beschouwde registratiejaar, en dit afzonderlijk voor de periodes van 24u en de korte periodes. 2. Voor elke score of scorecategorie : - worden punten toegekend voor tijd, zoals bepaald in de Profi(e)l-DI-VG studie (1 punt komt ongeveer overeen met 5 min.), - wordt een competentiefactor toegekend, zoals bepaald in de Profi(e)l-DI-VG studie. Het betreft het minimaal niveau van de hoofdcompetentie die voor elk item wordt weerhouden (De niveaus gaan van 1 tot 5).

Voor elke score of scorecategorie wordt de gewogen score verkregen op basis van de volgende formule : Voor de frequentie-items: GEWOGEN SCORE = (MEDIANE FREQUENTIE VAN DE CATEGORIE [24u of korte periode] X PUNTEN TIJD X COMPETENTIEFACTOR )/ GEMIDDELDE COMPETENTIEFACTOR Voor de andere items: GEWOGEN SCORE = (PUNTEN TIJD X COMPETENTIEFACTOR) / GEMIDDELDE COMPETENTIEFACTOR 3.2 Berekening Ridit De ridit wordt op alle zorgperiodes berekend, maar afzonderlijk voor de periodes van 24u en de korte periodes. Er worden dus 2 referentiepopulaties bepaald.

De ridit wordt per referentiepopulatie, per item berekend, en niet per coderingsmogelijkheid. De items met verschillende coderingsmogelijkheden zijn: B200, B400, C100, D100, F100, R100. Voor deze items worden de coderingsmogelijkheden samengevoegd op basis van hun gewogen waarde.

De ridit wordt berekend op de gewogen scores van de items, gerangschikt in stijgende orde.

Als de ridits berekend zijn, worden de gewogen scores van de items door hun riditwaarde [binnen de referentiepopulatie] vervangen in alle zorgperiodes. 3.3 NRG's creëren Om de NRG's te creëren selecteert men de zorgperiodes die met het gezochte profiel overeenkomen in de VG-MZG van het beschouwde jaar (klassieke verblijven, periodes met minstens 1 geregistreerd zorgitem).

Voor de periodes van 24u worden de basisgroepen van zorgperiodes hoofdzakelijk gecreëerd op basis van de verschillende types verpleegeenheden.

Voor de korte periodes worden de basisgroepen van zorgperiodes in de eerste plaats gecreëerd op basis van specifieke momenten tijdens de verblijven. Andere groepen worden vervolgens gecreëerd op basis van de verschillende types verpleegeenheden, los van die specifieke momenten. 3.3.1 NRG's voor de periodes van 24u De periodes van 24u die voldoen aan de criteria van de tabel hieronder worden geselecteerd om de overeenstemmende NRG's te creëren. Indien nodig kunnen die criteria gewijzigd worden bij de toepassing op een nieuw registratiejaar.

Prefix verpleeg-eenheid

Hoofdbedindex

Bijkomende criteria

NRG

INT

CI, HI

- chirurgische DRG OF DRG onbekend en verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

1 - Chirurgische intensieve zorgen

DI, HI

- niet-chirurgische DRG of onbekend, en geen verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

2 - Niet-chirurgische intensieve zorgen

EI

Leeftijd bij opname tussen 29 dagen en 18 jaar

3 - Pediatrische intensieve zorgen

NI

Leeftijd bij opname <= 28 dagen

4 - Neonatale intensieve zorgen

BRU

BR

5 - Zorgen aan gecompliceerde wonden

DIV

AR, OB, M, MI

Dag van de bevalling (Moeders)

6 - Obstetrische zorg/kraamzorg op de dag van de bevalling (Moeders)

M

- Minstens 1 gescoord item onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf - EN W100 en W200 niet gescoord tijdens de periode

7 - Kraamzorg (Moeders)

MI

- Minstens 1 gescoord item onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf - EN W400 niet gescoord tijdens de periode

8 - Zorg bij hoogrisicozwangerschappen (Moeders)

M

Leeftijd bij opname <= 7 dagen

9 - Zorg op de materniteit (Pasgeborenen)

N

- Leeftijd bij opname <= 28 dagen - EN de periode telt minstens 1 item onder V200, V300 en V400 met een score die hoger is dan het gemiddelde van de referentiepopulatie

10 - Neonatale zorg

E

Leeftijd bij opname tussen 29 dagen en 18 jaar

11 - Pediatrische zorg

C, CD

- chirurgische DRG OF DRG onbekend en verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

12 - Heelkundige zorg

D, CD

- niet-chirurgische DRG of onbekend, en geen verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

13 - Geneeskundige zorg (niet-chirurgisch)

G

Leeftijd bij opname >= 60 jaar

14 - Geriatrische zorg

L

15 - Zorg aan besmettelijke patiënten

SPE

S1

16 - Zorg bij cardio-pulmonaire aandoeningen

S2

17 - Zorg bij locomotorische aandoeningen

S3

18 - Zorg bij neurologische aandoeningen

S4

19 - Palliatieve zorgen

S5

20 - Zorg bij chronische polypathologieën

S6

Leeftijd bij opname >= 60 jaar

21 - Zorg bij psychogeriatrische aandoeningen


3.3.2 NRG's voor de korte periodes Net zoals voor de groepen van periodes van 24u kunnen de criteria - indien nodig - gewijzigd worden bij de toepassing op een nieuw registratiejaar. 3.3.2.1 Criteria m.b.t. de NRG's voor korte periodes : specifieke NRG's voor momenten tijdens het verblijf.

Prefix verpleeg-eenheid

Hoofdbedindex

Andere criteria

NRG

Operatiedag, preoperatieve periode

22 - Preoperatieve zorgen

Operatiedag, postoperatieve periode

23 - Postoperatieve zorgen

OPR

Operatiedag

24 - Zorg op recovery

DIV

AR, OB

Dag van de bevalling (Moeders)

25 - Obstetrische en verloskundige zorg op de dag van de bevalling (Moeders)

- W100 of W200 gescoord tijdens de periode - EN W400 niet gescoord tijdens de periode

26 - Prenatale verloskundige zorg (Moeders)

- W100 en W200 niet gescoord tijdens de periode - EN W400 gescoord tijdens de periode

27 - Postnatale verloskundige zorg (Moeders)

Eerste periode van het verblijf bij de geboorte (Pasgeborene)

28 - Zorgen bij de geboorte (Pasgeborenen)

Eerste periode van een verblijf anders dan geboorte of bevalling

29 - Zorg bij opname (verblijven anders dan geboorte of bevalling)

Laatste periode van het verblijf bij een overleden patiënt

30 - Zorg bij overlijden

Laatste periode van het verblijf bij de geboorte (Pasgeborene)

31 - Zorg aan de pasgeborene bij ontslag uit het ziekenhuis

Laatste periode van een verblijf anders dan overlijden of geboorte

32 - Zorg bij ontslag uit het ziekenhuis (verblijven anders dan geboorte of overlijden)


3.3.2.2 Criteria m.b.t. de NRG's voor korte periodes : specifieke NRG's voor types verpleegeenheden Het betreft dezelfde criteria als deze voor de NRG's van 24u.

Uitzondering : De NRG obstetrische zorg/kraamzorg op de dag van de bevalling (NRG 6) wordt niet toegepast op de korte periodes. Deze wordt vervangen door NRG 25.

Prefix verpleeg-eenheid

Hoofdbedindex

Bijkomende criteria

NRG

INT

CI, HI

- chirurgische DRG OF DRG onbekend en verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

1 - Chirurgische intensieve zorgen

DI, HI

- niet-chirurgische DRG of onbekend, en geen verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

2 - Niet chirurgische intensieve zorgen

EI

Leeftijd bij opname tussen 29 dagen en 18 jaar

3 - Pediatrische intensieve zorgen

NI

Leeftijd bij opname <= 28 dagen

4 - Neonatale intensieve zorgen

BRU

BR

5 - Zorgen aan gecompliceerde wonden


M

- Minstens 1 gescoord item onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf - EN W100 en W200 niet gescoord tijdens de periode

7 - Kraamzorg (moeders)

MI

- Minstens 1 gescoord item onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf - EN W400 niet gescoord tijdens de periode

8 - Zorg bij hoogrisicozwangerschappen (moeders)

M

Leeftijd bij opname <= 7 dagen

9 - Zorg op de materniteit (pasgeborenen)

DIV

N

- Leeftijd bij opname <= 28 dagen - EN de periode telt minstens 1 item onder V200, V300 en V400 met een score die hoger is dan het gemiddelde van de referentiepopulatie

10 - Neonatale zorg

E

Leeftijd bij opname tussen 29 dagen en 18 jaar

11 - Pediatrische zorg

C, CD

- chirurgische DRG OF [DRG onbekend en verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf] - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

12 - Heelkundige zorg

D, CD

- niet-chirurgische DRG of onbekend, en geen verblijf in het operatiekwartier tijdens het verblijf - EN Leeftijd bij opname >= 14 jaar

13 - Geneeskundige zorg (niet chirurgisch)

G

Leeftijd bij opname >= 60 jaar

14 - Geriatrische zorg

L

15 - Zorg aan besmettelijke patiënten

SPE

S1

16 - Zorg bij cardio-pulmonaire aandoeningen

S2

17 - Zorg bij locomotorische aandoeningen

S3

18 - Zorg bij neurologische aandoeningen

S4

19 - Palliatieve zorgen

S5

20 - Zorg bij chronische polypathologieën

S6

Leeftijd bij opname >= 60 jaar

21 - Zorg bij psychogeriatrische aandoeningen


3.3.3 Cleaning van de basisgroepen De zorgperiodes met te weinig geregistreerde items worden uitgesloten van de basisgroepen. 3.3.3.1 Cleaning per basisgroep Voor de intensieve profielen (NRG 1 tot 5) moet het aantal geregistreerde items tijdens de periode minstens gelijk zijn aan percentiel 5 van de groep van basisperiodes (vóór cleaning).

Voor de andere profielen moet het aantal geregistreerde items tijdens de periode liggen tussen percentiel 5 en percentiel 95 van de groep van basisperiodes (vóór cleaning).

De periodes die niet overeenstemmen met deze criteria worden uitgesloten van de basisgroepen. 3.3.3.2 Cleaning voor alle basisgroepen Als minimumaantal items dat vereist is om een NRG toe te kennen stelt men percentiel 5 vast van de basisgroep van 24u met het laagste percentiel 5 (vóór cleaning).

De periodes die dit minimumaantal items niet halen, worden uitgesloten van de basisgroepen (Groepen van 24u en kortere periodes). 3.4 Toekenning van een NRG aan een zorgperiode Om een NRG aan een bepaalde zorgperiode toe te kennen wordt de overeenkomst van de periode met de NRG's door middel van indicatoren gekwantificeerd. Die indicatoren worden per zorgperiode berekend en onderling vergeleken op basis van een reeks parameters. 3.4.1 Hoofdindicator Voor elke NRG wordt een hoofdindicator ontwikkeld op basis van de gemiddelde riditwaarden van de 78 zorgitems van de NRG in kwestie.

Voor elke NRG wordt de hoofdindicator ontwikkeld overeenkomstig de volgende formule: Hoofdindicator van de NRG = Gemiddelde van de "gecorrigeerde" riditwaarden overeenkomstig de NRG Waarbij de gecorrigeerde riditwaarde = De riditwaarde van het item tijdens de zorgperiode, indien de ridit van het item minstens gelijk is aan 0.5 in de NRG De waarde (1 - ridit van het item tijdens de periode), indien de ridit van het item kleiner is dan 0.5 in de NRG De hoofdindicator van een NRG wordt berekend voor alle zorgperiodes waarop deze van toepassing is. 3.4.2 Klassen van de hoofdindicator De waarde van een hoofdindicator van een NRG wordt in klassen geconverteerd alvorens te worden gebruikt om de NRG voor een zorgperiode te bepalen.

Die klasse hangt af van de waarde van de hoofdindicator in de basisgroep die aan de oorsprong ligt van de NRG, als volgt : Klasse 0: Hoofdindicator <= Kwartiel 1 van de indicator in de basisgroep Klasse 1: Hoofdindicator > Kwartiel 1 en <= Mediaan in de basisgroep Klasse 2: Hoofdindicator > Mediaan en <= Kwartiel 3 in de basisgroep Klasse 3: Hoofdindicator > Kwartiel 3 in de basisgroep Na berekening van de hoofdindicatoren en de conversie in klassen krijgt een bepaalde zorgperiode de NRG met de hoogste klasse toegekend.

Als meerdere NRG's dezelfde hoogste klasse krijgen toegekend, gebruikt men een tweede indicator : de secundaire indicator. 3.4.3 Secundaire indicator Voor elke NRG wordt een secundaire indicator ontwikkeld op basis van de gemiddelde riditwaarden van de meest specifieke zorgitems voor die NRG. Om de meest specifieke items per NRG te bepalen gaat men als volgt te werk : a. Voor elk zorgitem berekent men de percentielen P25 en P75 van de gemiddelde riditscores per NRG in de referentiepopulatie. b. Als P75 niet hoger is dan 0.5 wordt het percentiel met stappen van 5 verhoogd (P80, P85, enz.) tot een waarde wordt verkregen die hoger ligt dan 0.5. c. Als P25 niet lager is dan 0.5 wordt het percentiel met stappen van 5 verminderd (P20, P15, enz.) tot een waarde wordt verkregen die lager ligt dan 0.5.

P75 of het percentiel dat overeenstemt met een waarde hoger dan 0.5 is het hoogste referentiepercentiel van het item.

P25 of het percentiel dat overeenstemt met een waarde lager dan 0.5 is het laagste referentiepercentiel van het item.

Voor elke NRG wordt de secundaire indicator ontwikkeld op basis van de items waarvan de gemiddelde ridit minstens gelijk is aan het hoogste referentiepercentiel van het beschouwde item, en de items waarvan de gemiddelde ridit hoogstens gelijk is aan het laagste referentiepercentiel van het item. De andere items zijn niet begrepen in de secundaire indicator.

Formule voor de secundaire indicator : Secundaire indicator van de NRG = Gemiddelde van de riditwaarden van de "gecorrigeerde" specifieke items overeenkomstig de NRG Waarbij de gecorrigeerde riditwaarde = De riditwaarde van het item tijdens de zorgperiode, indien de ridit van het item in de NRG minstens gelijk is aan zijn hoogste referentiepercentiel De waarde (1 - ridit van het item tijdens de periode), indien de ridit van het item in de NRG hoogstens gelijk is aan zijn laagste referentiepercentiel Ingeval de hoofdindicator niet toelaat meerdere NRG's voor eenzelfde zorgperiode te onderscheiden (hoogste niet-unieke klasse) wordt de secundaire indicator van de NRG's ex aequo berekend. De secundaire indicator met de hoogste waarde bepaalt de NRG voor de zorgperiode. 3.4.5 Voorwaarden voor toepassing van een NRG op een zorgperiode De NRG's die werden bepaald zijn niet op alle zorgperiodes van toepassing. Er zijn 3 soorten beperkingen ingevoerd. 3.4.5.1 Beperking betreffende de duur van de zorgperiode.

Een NRG gecreëerd op basis van zorgperiodes van 24u, is enkel van toepassing op periodes van 24u. Evenzo voor de "korte" NRG's die enkel op korte periodes van toepassing zijn. 3.4.5.2 Beperking betreffende het aantal geregistreerde items tijdens de zorgperiode.

De NRG's zijn niet van toepassing op de periodes waarvoor er geen minimumaantal items geregistreerd werd (zie hoofdstuk 3.3.3.2.). 3.4.5.3 Specifieke beperkingen voor de NRG's.

Deze beperkingen worden uiteengezet in de tabel hieronder. Die beperkingen kunnen - indien nodig - gewijzigd worden bij de toepassing op een nieuw registratiejaar.

Voorwaarden voor toepassing van de NRG op een zorgperiode

NRG

Leeftijd van de patiënt bij opname

Andere voorwaarden

1 - Chirurgische Intensieve zorgen

>= 1 jaar


2 - Niet-chirurgische Intensieve zorgen

>= 1 jaar


3 - Pediatrische intensieve zorgen

<= 18 jaar


4 - Neonatale intensieve zorgen

< 1 jaar


5 - Zorgen aan gecompliceerde wonden

>= 1 jaar

De periode haalt niet klasse 1 in de andere intensieve profielen (NRG 1 tot 4)

6 - Obstetrische zorg/kraamzorg op de dag van de bevalling (Moeders)

>= 1 jaar

Minstens 1 item gescoord onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf

7 - Kraamzorg (Moeders)

>= 1 jaar


8 - Zorg bij hoogrisicozwangerschappen (Moeders)

>= 1 jaar


9 - Zorg op de materniteit (Pasgeborenen)

< 1 jaar


10 - Neonatale zorg

< 1 jaar

De periode telt minstens 1 item onder V200, V300 en V400 met een score die hoger is dan het gemiddelde van de referentiepopulatie

11 - Pediatrische zorg

<= 18 jaar


12 - Heelkundige zorg

>= 1 jaar


13 - Geneeskundige zorg (niet-chirurgisch)

>= 1 jaar


14 - Geriatrische zorg

>= 60 jaar


15 - Zorg aan besmettelijke patiënten

>= 1 jaar


16 - Zorg bij cardio-pulmonaire aandoeningen

>= 1 jaar


17 - Zorg bij locomotorische aandoeningen

>= 1 jaar


18 - Zorg bij neurologische aandoeningen

>= 1 jaar


19 - Palliatieve zorgen

>= 1 jaar


20 - Zorg bij chronische polypathologieën

>= 1 jaar


21 - Zorg bij psychogeriatrische aandoeningen

>= 60 jaar


22 - Preoperatieve zorgen

Niet de laatste periode van het verblijf

23 - Postoperatieve zorgen

Niet de eerste periode van het verblijf EN NIET in een eenheid met het prefix `OPR'

24 - Zorg op recovery


25 - Obstetrische en verloskundige zorg op de dag van de bevalling (Moeders)

>= 1 jaar

Minstens 1 item gescoord onder W100, W200, W300 en W400 tijdens het verblijf

26 - Prenatale verloskundige zorg (Moeders)

>= 1 jaar


27 - Postnatale verloskundige zorg (Moeders)

>= 1 jaar


28 - Zorgen bij de geboorte (Pasgeborenen)

< 1 jaar

Niet de laatste periode van het verblijf

29 - Zorg bij opname (Verblijven anders dan geboorte of bevalling)

Niet de laatste periode van het verblijf

30 - Zorg bij overlijden

Laatste periode van het verblijf

31 - Zorg aan de pasgeboren bij ontslag uit het ziekenhuis

< 1 jaar

Niet de eerste periode van het verblijf

32 - Zorg bij ontslag uit het ziekenhuis (Verblijven anders dan geboorte of overlijden)

Niet de eerste periode van het verblijf


3.4.6 Prioritaire NRG's Sommige van de NRG's die op een bepaalde periode van toepassing zijn, worden als prioritair beschouwd. De NRG's die van toepassing maar niet prioritair zijn, worden alleen gebruikt als er geen prioritaire NRG bestaat voor de periode. 3.4.6.1 Met betrekking tot de niet-intensieve NRG's (NRG 6 tot 32) Een niet-intensieve NRG wordt als prioritair beschouwd voor een zorgperiode als de hoofdindicator van die NRG minstens gelijk is aan de gemiddelde ridit van de zorgperiode (Gemiddelde ridit = gemiddelde van de riditwaarden van de 78 items van de zorgperiode). 3.4.6.2 Met betrekking tot de intensieve NRG's (NRG 1 tot 5) Een intensieve NRG wordt als prioritair beschouwd voor een zorgperiode als de hoofdindicator van die NRG minstens gelijk is aan de minimale waarde van de hoofdindicator in de basisgroep die aan de oorsprong ligt van de NRG. 3.4.7 Algoritme voor het toekennen van een NRG aan een zorgperiode 3.4.7.1 Algemeen Stappen die doorgaans gevolgd moeten worden voor het toekennen van een NRG aan een zorgperiode: a. De NRG's bepalen die van toepassing zijn op de zorgperiode (Zie hoofdstuk 3.4.5) b. De hoofdindicatoren berekenen van de NRG's die van toepassing zijn (3.4.1) c. De prioritaire NRG's bepalen (3.4.6) d. De hoofdindicatoren van de prioritaire NRG's in klassen converteren (3.4.2) e. De hoogste klasse bepaalt de NRG 3.4.7.2 De hoogste klasse komt met meerdere NRG's overeen Indien na conversie van de hoofdindicatoren in NRG-klassen dezelfde hoogste klasse wordt verkregen voor meerdere NRG's (stap `e' van het puntje algemeen hierboven) wordt de secundaire indicator gebruikt om deze te onderscheiden.

Te volgen stappen : a. De NRG's bepalen die van toepassing zijn op de zorgperiode (3.4.5) b. De hoofdindicatoren berekenen van de NRG's die van toepassing zijn (3.4.1) c. De prioritaire NRG's bepalen (3.4.6) d. De hoofdindicatoren van de prioritaire NRG's in klassen converteren (3.4.2) -> De hoogste klasse komt met meerdere NRG's overeen. e. De secundaire indicatoren berekenen van de prioritaire NRG's met dezelfde hoogste klasse (3.4.3) f. De hoogste secundaire indicator bepaalt de NRG 3.4.7.3 Geen prioritaire NRG Als er geen prioritaire NRG bestaat voor de zorgperiode (stap `c' van het puntje algemeen hierboven) wordt de NRG van de periode bepaald op basis van de secundaire indicator. De klasse van de NRG wordt achteraf bepaald via de hoofdindicator.

Te volgen stappen: a. De NRG's bepalen die van toepassing zijn op de zorgperiode (3.4.5) b. De hoofdindicatoren berekenen van de NRG's die van toepassing zijn (3.4.1) c. De prioritaire NRG's bepalen (3.4.6) -> Er is geen prioritaire NRG voor de periode d. De secundaire indicatoren berekenen van de NRG's die van toepassing zijn (3.4.3) e. De hoogste secundaire indicator bepaalt de NRG f.De hoofdindicator van de weerhouden NRG berekenen (3.4.1) g. De hoofdindicator in een klasse converteren (3.4.2) 3.5 De NRG's wegen Alle NRG's worden in 4 klassen onderverdeeld overeenkomstig de waarde van de hoofdindicator.

Het gewicht van een NRG-klasse wordt bepaald op basis van de periodes van het registratiejaar die die NRG/klasse gekregen hebben.

Het gewicht van de NRG's voor 24u wordt enkel bepaald op basis van de periodes voor 24u, evenzo wordt het gewicht van de korte NRG's bepaald op basis van de korte periodes. 3.5.1 Gewicht van een zorgperiode Voor elke zorgperiode berekent men de som van de gewogen scores van alle items die tijdens de periode gescoord werden (Zie hoofdstuk 3.1 voor de berekening van de gewogen scores). Die waarde komt overeen met het gewicht "tijd-competentie" van de zorgperiode. 3.5.2 Gewicht van een NRG-klasse Het gewicht per NRG-klasse is gelijk aan het gemiddelde gewicht "tijd-competentie" van alle periodes die die NRG-klasse krijgen.

Dat gemiddeld gewicht wordt opnieuw toegekend aan alle periodes die die NRG-klasse gekregen hebben.

De zorgperiodes die minder gescoorde items tellen dan het voorziene minimum om een NRG te krijgen, behouden hun gewicht "tijd-competentie" zoals berekend in punt 3.5.1 (Zie ook hoofdstukken 3.3.3.2 en 3.4.5.2). 3.6 Financiering van de zorgperiodes De zorgperiodes die in aanmerking worden genomen voor de financiering per NRG worden in 3 groepen onderverdeeld, hoofdzakelijk overeenkomstig de bedindex waar ze plaatsvinden. Die index wordt bepaald op basis van de samenstelling van de verpleegeenheden, de facturering als het een gemengde eenheid is, en zelfs het specialisme als de facturatiegegevens onvoldoende zijn. 3.6.1 Groep CD Deze groep omvat de periodes in bedindex C, D, L, CD. Zijn van deze groep uitgesloten : de periodes in type eenheid INT of met een intensieve NRG. 3.6.2 Groep E Deze groep omvat de periodes in bedindex E. Zijn van deze groep uitgesloten : de periodes in type eenheid INT of met een intensieve NRG. 3.6.3 Groep I Deze groep omvat de periodes die plaatsvinden in de eenheden van het type INT of in bedindex I (CI, DI, EI, HI), evenals de periodes in bedindex C, D, CD, L, E met een intensieve NRG. 3.6.4 Periodes die uitgesloten zijn van de financieringsgroepen De volgende periodes zijn uitgesloten van de financieringsgroepen ook al hebben ze een NRG gekregen : a. De periodes in de eenheden van het type DAY, BRU, OPR b.De periodes van MDC 15 (Pasgeborenen) en patiënten die bij opname jonger zijn dan 29 dagen c. De periodes van DRG's 540, 541, 542, 560 (Bevallingen) en de verblijven met zorgitems die specifiek zijn voor bevallingen (W100 tot W400) d.De periodes die niet voldoen aan de criteria van groepen CD, E, I. De volgende periodes maken geen deel uit van het model en zijn dus ook uitgesloten van de financieringsgroepen : a. De niet gescoorde periodes b.De periodes met A2_HOSPTYPE_FAC=C, D of U c. De periodes m.b.t. de eenheden van het type AKT, DAYMIX, MOB, OUT, TRANS, URG (geen VG-MZG) Deze uitsluitingen kunnen herzien worden bij de toepassing op een nieuw registratiejaar. 3.6.5 Intensieve NRG's De periodes m.b.t. bedindexen C, D, CD, L en E met een intensieve NRG worden in groep I ondergebracht. Aangezien het gewicht van de intensieve NRG's verschilt in functie van de klasse en het type periode (24u of korter) heeft men een minimumgewicht vastgesteld voor een intensieve NRG-klasse om als intensief te worden beschouwd. Die drempel wordt enkel gebruikt om de periodes m.b.t. groepen CD en E met een intensieve NRG in groep I onder te brengen.

De drempel is vastgesteld op het minimumgewicht van de intensieve NRG's van klasse 1 (NRG 1 tot 5), in de loop van 24u. 3.7 Berekening van de punten per ziekenhuis en marktaandeel Men gaat als volgt te werk : a. De NRG-gewichten van de periodes worden opgeteld per financieringsgroep (CD, E, I), per dag en per patiënt.b. De mediaan van het gewicht per patiëntdag in groep CD wordt vastgelegd als drempel voor het berekenen van de punten.c. Deze mediaanwaarde wordt afgetrokken van het gewicht van elke patiëntdag van elk ziekenhuis.d. De "rest"punten worden vervolgens per financieringsgroep en per ziekenhuis opgeteld.e. Het marktaandeel van een ziekenhuis is het deel van de restpunten die deze krijgt ten opzichte van het totaal van de restpunten van alle patiëntendagen op nationaal niveau. Men berekent een marktaandeel per ziekenhuis en per financieringsgroep. ».

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK.

^