Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 1999
gepubliceerd op 01 september 1999

Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1999014191
pub.
01/09/1999
prom.
08/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/08/1999014191/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JULI 1999. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavige koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het U ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel het koninklijk besluit van 22 juni 1998 te wijzigen op basis van de specifieke verplichtingen met betrekking tot het doorzenden van de identificatie van de oproepende lijn (Calling line identification - CLI) die aan operatoren voor spraaktelefonie worden opgelegd door richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector.

In artikel 8.1 tot 8.4 bepaalt de richtlijn immers alle functiemogelijkheden met betrekking tot de presentatie van de identificatie van de oproepende lijn (calling line identification) en ook de beperking van die mogelijkheden.

Derhalve moest artikel 9 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen dienovereenkomstig worden aangepast.

Anderzijds voert de richtlijn voor iedere abonnee het recht in om kosteloos een eind te kunnen maken aan de automatische afleiding van de oproepen van een derde naar zijn eindtoestel.

Deze verplichting is reeds vastgelegd in artikel 9, § 4 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998, evenwel zonder dat het principe van de kosteloosheid van de ingreep in de tekst was vermeld.

Het woord « kosteloos » moest dus in dat koninklijk besluit worden toegevoegd om dat principe te bevestigen.

ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR Artikel 1 bepaalt alle mogelijkheden tot weigering van het versturen of tot weigering van de aanvaarding van de presentatie van de identificatie van de oproepende lijn. Deze praktische voorwaarden maken het mogelijk het recht te beschermen van de oproepende partij om de presentatie van de identificatie van het oproepende nummer te blokkeren en het recht van de opgeroepene om niet geïdentificeerde oproepen te weigeren.

Bovendien biedt het onderhavige artikel de mogelijkheid om het recht en de rechtmatige belangen te beschermen van de opgeroepene om de presentatie van de identificatie van het nummer waarmee de oproeper verbonden is te blokkeren, met name in het geval van doorgeschakelde oproepen.

Het artikel voorziet ook ten laste van de operatoren in de verplichting tot volledige voorlichting van de abonnees, waardoor zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken.

Het artikel eindigt met een onmogelijkheid van gebruik als oppositie van de maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de identificatie van de oproepende lijn wat betreft oproepen naar nooddiensten waarvan de nummers vermeld zijn in artikel 22, § 2.

Het is immers inherent aan de efficiënte werking van een nooddienst om in alle gevallen het nummer te kunnen identificeren vanwaar de hulpvraag komt.

Artikel 2 legt de operatoren de verplichting tot kosteloosheid op in het kader van de mogelijkheid waarover iedere abonnee moet beschikken om een eind te maken aan de automatische afleiding van de oproepen van een derde naar zijn eindtoestel.

Ik heb de eer te zijn Sire, van Uwe Majesteit ve zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 10 mei 1999 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen », advies waarvan de mededeling was gevraagd, binnen een termiin van ten hoogste drie dagen, bij brief van dezelfde minister op 26 mei 1999, heeft op 28 mei 1999 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die de Kamer van volksvertegenwoordigers krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt die motivering in de aanhef aldus : « Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit uitsluitend tot doel heeft een aantal bepalingen van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector om te zetten in intern recht; dat voormelde richtlijn in feite reeds uiterlijk op 24 oktober 1998 had omgezet moeten worden en dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen België heeft opgestart wegens de niet tijdige omzetting; dat de specifieke bepalingen die door dit besluit worden omgezet ook opgesomd worden in richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat en beschouwd worden als faciliteiten die door de operatoren van spraaktelefoniediensten met een aanmerkelijke macht op de markt beschikbaar gesteld moeten worden; ».

De Raad van State heeft zich, binnen de korte tijd die hem is toegemeten, beperkt tot de hiernavolgende opmerkingen.

Aanhef Eerste lid Vroeger werd inderdaad naar de richtlijnen die bij een besluit werden omgezet verwezen met een lid dat begon met « Gelet op »; dat is nu echter niet meer gebruikelijk. Thans dient in de vorm van een overweging, of in de vorm van een artikel in het dispositief, te worden gesteld dat de ontworpen regeling die bepaalde richtlijn omzet.

Het eerste lid moet derhalve vervallen en de ontworpen tekst moet in het licht van deze opmerking en naar de keuze van de steller van de ontworpen tekst verbeterd worden.

Tweede lid Artikel 87 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven is vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1999. Men schrijve bijgevolg : « vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1999 » in plaats van « gewijzigd bij de wet van 19 december 1997 ». Dispositief Artikel 1 1. Ter wille van de overeenstemming met artikel 8, lid 1, van de richtlijn 97/66/EG d.d. 15 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, behoort in het ontworpen artikel 9, paragraaf 3, eerste lid, eerste zin het woord « abonnees » vervangen te worden door de woorden « oproepende gebruikers ». 2. In het tweede lid behoort de onderverdeling in streepjes, die verwarring kan scheppen wanneer later naar één van de betrokken bepalingen wordt verwezen, vervangen te worden door een onderverdeling in 1 en 2.3. Het laatste lid is overbodig ten aanzien van de paragrafen 2 en 3 van artikel 22 van het genoemde koninklijk besluit van 22 juni 1998 en moet bijgevolg vervallen. Artikel 2 Dit artikel is slecht gesteld. Het is overbodig de datum van de gewijzigde tekst, die reeds vermeld is in de inleidende zin van artikel 1, te herhalen. In de Franse tekst staat één keer te veel « est inséré »; deze woorden hoeven alleen de tweede keer dat ze genoemd worden behouden te blijven.

Artikel 4 Men schrijve « Minister van Telecommunicatie » met een hoofdletter.

De kamer was samengesteld uit : de heren : R. Andersen, kamervoorzitter;

C. Wettinck, P. Lienardy, staatsraden;

Mevr. M. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. C. Amelynck, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.

De griffier, M. Proost De voorzitter, R. Andersen

8 JULI 1999. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 87, vervangen bij de wet van 19 december 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 22 april 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit uitsluitend tot doel heeft een aantal bepalingen van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector om te zetten in intern recht; dat voormelde richtlijn in feite reeds uiterlijk op 24 oktober 1998 had omgezet moeten worden en dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen België heeft opgestart wegens de niet tijdige omzetting; dat de specifieke bepalingen die door dit besluit worden omgezet ook opgesomd worden in richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat en beschouwd worden als faciliteiten die door de operatoren van spraaktelefoniediensten met een aanmerkelijke macht op de markt beschikbaar gesteld moeten worden;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat dit besluit tot doel heeft om de artikelen 8, 9 en 10 van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector om te zetten;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen wordt vervangen door de volgende tekst : « § 3. Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden staat de operator alle oproepende gebruikers toe om zich kosteloos en op eenvoudige wijze voor elke oproep apart of op bestendige wijze te verzetten tegen de identificatie van hun nummer en naam op het opgeroepen toestel. De oproepende abonnee moet over deze mogelijkheid beschikken voor elke afzonderlijke lijn.

Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden, moet de opgeroepen abonnee : 1° eenvoudig en bij redelijk gebruik van deze voorziening kosteloos de presentatie van de identificatie van het oproepende nummer van inkomende oproepen kunnen opheffen;2° de mogelijkheid hebben om eenvoudig en kosteloos de doorgifte van de identificatie van het opgeroepen nummer naar de oproepende partij te verhinderen. Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden en die identificatie wordt gepresenteerd alvorens de oproep wordt gedaan, moet de opgeroepen abonnee eenvoudig inkomende oproepen kunnen weigeren wanneer de presentatie van de identificatie van het oproepende nummer door de oproepende gebruiker of abonnee ongedaan is gemaakt.

De operator stelt het publiek in kennis van deze diensten en van de mogelijkheden waarin dit artikel voorziet.

Art. 2.In artikel 9, § 4, van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord « kosteloos » ingevoegd tussen de woorden « worden afgeleid, » en de woorden « een eind kan maken ».

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

^