Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 2003
gepubliceerd op 06 augustus 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt en van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011409
pub.
06/08/2003
prom.
08/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/08/2003011409/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt en van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 15/11, § 1, zesde lid, ingevoegd bij de programmawet (I) van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de gasmarkt en van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 13 februari 2003;

Gelet op het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en Gas, gegeven op 27 maart 2003;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat sinds de inwerkingtreding, met ingang van 10 januari 2003, van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt, er gelijktijdig twee toeslagen worden geïnd op de tarieven voor het vervoer van gas : de federale bijdrage ingesteld door voormeld koninklijk besluit van 24 maart 2003 en de toeslag geïnd krachtens artikel 9 van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt; dat deze laatste toeslag overeenstemt met het deel van de federale bijdrage bestemd voor de gedeeltelijke financiering van de sociale maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering; dat de Raad van State in zijn advies nr 34.969/1 deze toestand als verwarringstichtend heeft bestempeld; dat het de bedoeling van de wetgever was, door het uitvaardigen van artikel 434 van de programmawet (I) van 24 december 2002, alle toeslagen samen te smelten tot één enkele federale bijdrage waarvan de opbrengst over verschillende fondsen zou worden verdeeld; dat deze doelstelling niet onmiddellijk door middel van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 kon worden gerealiseerd omdat dit een wijziging van het voormelde koninklijk besluit van 23 oktober 2002 impliceerde waarvoor het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas wettelijk vereist was; dat deze Commissie thans advies heeft uitgebracht over deze voorgestelde wijziging en dat het nu mogelijk is het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 en het koninklijk besluit van 24 maart 2003 te wijzigen om de toeslag geïnd krachtens artikel 9 van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 in de federale bijdrage te integreren en aldus de twee toeslagen te vervangen door één enkele; dat om een einde te stellen aan de verwarringstichtende overgangssituatie en de reglementering ten behoeve van de gebruikers te vereenvoudigen, zoals beoogd door de wetgever, deze wijziging zo snel mogelijk dient te worden doorgevoerd om in werking te kunnen treden bij de aanvang van het derde kwartaal voor de inning van de federale bijdrage;

Gelet op het advies van de Raad van State nr 35.345/3, gegeven op 28 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, Arrête :

Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt worden de volgende wijzigingen aangebracht : In het eerste lid, worden de woorden « zoals berekend overeenkomstig artikel 4« vervangen door de woorden « met name de som van de jaarlijkse bedragen bedoeld in artikel 4, §§ 1 en 2 van dit besluit, zoals berekend overeenkomstig deze bepalingen »;

Het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : In het derde lid, worden de woorden « stelt de Koning uiterlijk op 31 januari van het lopende jaar het jaarlijks bedrag vast dat voor het lopend jaar door de federale bijdrage moet gedekt worden » vervangen door de woorden « de Koning stelt, door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, uiterlijk op 15 december van het vorige jaar, het jaarlijks bedrag vast dat voor het volgende jaar door de federale bijdrage moet gedekt worden ».

Na de vier eerste leden, die samen paragraaf 1 vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd luidende als volgt : « § 2. Het bedrag bestemd tot financiering van het fonds bedoeld in artikel 15/11, § 1, vierde lid, 2°, van de wet tot gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de gassector, bedraagt voor 2002 en de daaropvolgende jaren 17.848.333 euro , jaarlijks geïndexeerd met als basisindex het indexcijfer van consumptieprijzen van januari 2002 en als referentieindex het indexcijfer van consumptieprijzen van de laatste maand van het vorige jaar, volgens de formule : Jaarlijks bedrag voor het lopende jaar = Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.In artikel 5 van dit besluit wordt § 2 vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Tijdens de eerste twee maanden van het jaar volgend op het jaar waarop de geïnde federale bijdrage betrekking heeft, overhandigen de houders van een leveringsvergunning aan de commissie het door hun revisor gecertificeerde overzicht van het deel van de opbrengst van de toeslag geïnd met toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 3 dat bestemd is voor de financiering van de bedragen bedoeld in artikel 4, §§ 1 en 2.

Indien het bedoelde deel van de door de revisoren van de houders van een leveringsvergunning gecertificeerde opbrengst, groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de houders van een leveringsvergunning uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd op de bankrekening van de commissie gestort. Indien de door de revisoren van de houders van een leveringsvergunning gecertificeerde opbrengst, lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de commissie aan de houders van een leveringsvergunning het overschot terug uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd. »

Art. 4.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : « « Art. 6bis . De fondsen bedoeld in artikel 15/11 van de wet worden beheerd door de commissie op objectieve, transparante en niet discriminerende wijze. Voor elk van deze fondsen opent de commissie een afzonderlijke bankrekening. »

Art. 5.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : In § 1 worden de woorden « bedoeld in artikel 4 » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4, § 1, »;

In § 3, eerste lid, worden de woorden « 15 % van de globale begroting bedoeld in artikel 4 » vervangen door de woorden « 15 % van de jaarlijkse werkingskosten bedoeld in artikel 4, § 1, »;

In § 3, laatste lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 4 » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4, § 1, ».

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : « Art. 7bis . Binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst verdeelt de commissie de door de houders van leveringsvergunningen gestorte bedragen over de bankrekeningen toegewezen aan elk van de fondsen die zij beheert overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald in toepassing van artikel 4. »

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidende : « Art. 7ter . Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst, verdeelt de commissie de in het fonds bedoeld in artikel 15/11, § 1, vierde lid, 2°, van de wet gestorte bedragen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering en op basis van een lijst van de begunstigde organismen opgesteld door de Minister voor Maatschappelijke Integratie. »

Art. 8.De artikelen 8, 9, 10 en 11 van het koninklijk besluit van 23 oktober 2002 betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt worden opgeheven.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2003.

Art. 10.Onze Minister van Financiën en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, A. ZENNER

^