Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 2005
gepubliceerd op 11 augustus 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005012404
pub.
11/08/2005
prom.
08/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/08/2005012404/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JULI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, m, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 november 2001, 19 december 2001, 4 december 2002, 16 mei 2003, 21 januari 2004, 21 september 2004 en 13 februari 2005;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State 38.473/1, gegeven op 31 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de Europese Verordening 2204/2002 inzake Werkgelegenheidssteun in voege is sinds 2 januari 2003, de huidige regeling hiermee niet meer volledig in overeenstemming is omdat regionale erkenningen binnen dit Europese kader per definitie worden beschouwd als zijnde een specifieke afbakening voor het toekennen van werkgelegenheidssteun, het derhalve in het belang van de rechtszekerheid van zowel de huidige als de toekomstige erkende werkgevers in dit kader noodzakelijk is om de bestaande regeling op de Europese Verordening af te stemmen door een uniforme generieke federale erkenningsbasis te geven aan inschakelingsondernemingen, dat deze aanpassing zo spoedig mogelijk in werking moet treden. Gelet ook op de hoogdringenheid gemotiveerd door het feit dat sommige OCMW's reeds, in goed vertrouwen werknemers aangeworven hadden die volledig aan de voorwaarden beantwoorden om aangeworven te worden in het SINE-stelsel, maar dat de laattijdige doorsturing van de erkenningen en de er bij behorende attesten tot gevolg zou hebben dat zij buiten termijn zouden zijn om van het stelsel te kunnen genieten en dat deze situatie onverwijld dient geregeld te worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en onze Staatssecretaris voor sociale economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2002, 16 mei 2003, 21 januari 2004, 21 september 2004 en 13 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) de 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° inschakelingsbedrijven, zijnde de ondernemingen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid die als sociaal doel de socio-professionele inschakeling van bijzonder moeilijk te plaatsen werklozen hebben via een activiteit van productie van goederen of diensten, die de voorwaarden vervullen voorzien in § 2, in zoverre zij binnen het kader van dit besluit door de Minister die Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die Sociale Economie onder zijn bevoegdheid heeft, erkend worden.Deze erkenning is vier jaar geldig en kan hernieuwd worden indien de werkgever aantoont dat hij de engagementen voorzien bij § 2 nageleefd heeft De voormelde ministers bepalen de procedure die dient gevolgd om deze erkenning en de eventuele verlenging ervan te bekomen. » B) De 3° wordt geschrapt.

C) De 10° wordt geschrapt.

Art. 2.§ 2 van artikel 1 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 21 januari 2004, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « § 2. De projekten ingediend door de werkgevers bedoeld in § 1, 2° worden enkel erkend indien zij zich engageren dat gedurende het eerste jaar volgend op de datum van erkenning ten minste 30 pct. van de tewerkgestelde werknemers in het kader van hun project werknemers zullen zijn behorende tot de doelgroep zoals bepaald in het derde lid en minstens 50 pct. vanaf het vierde jaar na de datum van erkenning.

Zij dienen eveneens te voorzien dat het omkaderingspersoneel, zijnde personeel dat bekwaam is om sociale vormings- en begeleidingsprogramma's te leiden en te ontwikkelen, minstens 10 pct. bedraagt van het personeel bestaande uit werknemers behorende tot de doelgroep.

Worden beschouwd als behorende tot de doelgroep voor de toepassing van deze paragraaf : - de werknemers bedoeld in artikel 14 van het voormeld koninklijk besluit van 16 mei 2003; - de werknemer die op de dag van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledig werkloze is en uitkeringsgerechtigde volledig werkloze is geweest gedurende ten minste 1560 dagen gerekend in het zesdagenstelsel gedurende de periode van 72 kalendermaanden daaraan voorafgaand; - de werknemer die op de dag van de indiensttreding rechthebbende is op maatschappelijke integratie of op financiële maatschappelijke hulp zoals bepaald in artikel 1, 7° of 8° van voormeld besluit van 16 mei 2003. » Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing. «

Art. 3.§ 1. De werkgevers, vermeld in artikel 1, § 1, 12°, kunnen vanaf 1 juli 2005 genieten van de doelgroepvermindering bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelen inzake vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen, volgens de voorwaarden bepaald in dit artikel voor de werknemers die op deze datum bij hen tewerkgesteld zijn, aangeworven werden tussen 1 juli 2004 en de datum van hun erkenning krachtens artikel 1, § 1, 12° en op 30 juni 2005 een uitkering genoten bedoeld in : a) hetzij het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;b) het zij het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan;c) hetzij het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp die wordt aangeworven in het kader van het Activaplan.». § 2. Dezelfde werkgevers kunnen, voor de werknemers die zij aangeworven hebben tussen 1 juli 2004 en de datum van hun erkenning, inzoverre deze werknemers op het ogenblik van hun aanwerving aan de voorwaarden voldeden voorzien in artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelen inzakevermindering van de sociale zekerheidsbijdragen, genieten van de doelgroepvermindering bedoeld in dit arttikel 14 vanaf de datum van erkenning in zoverre de datum van hun erkenning zich niet situeert na 31 maart 2005 en het werknemers betreft die niet bedoeld zijn in § 1.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.Onze Minister van Werk en Onze Staatssecretaris voor Sociale Economie, zijn ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Sociale Economie, Mevr. E. VAN WEERT _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.

Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 5 juni 1999.

Koninklijk besluit van 4 december 2002, Belgisch Staatsblad van 24 december 2002.

Koninklijk besluit van 16 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 6 juni 2003.

Koninklijk besluit van 21 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 2 februari 2004.

Koninklijk besluit van 21 september 2004, Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2004.

Koninklijk besluit van 13 februari 2005, Belgisch Staatsblad van 23 februari 2005.

^