Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juni 2000
gepubliceerd op 13 juli 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000012546
pub.
13/07/2000
prom.
08/06/2000
ELI
eli/besluit/2000/06/08/2000012546/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 71, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot bepaling van het bedrag van de opbrengst van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 71, 1° van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, en tot bepaling van de modaliteiten van de besteding van deze opbrengst aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de RSZ, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 april 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegend dat het dwingend is dat de werkgevers van de non-profit sector vanaf 1 juli 2000 de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid kunnen blijven genieten en dat de arbeidsplaatsen gecreëerd in dit kader moeten behouden blijven en met dit doel de nodige middelen aan het sectorieel fonds zonder discontinuïteit moeten toegekend worden; dat tevens de verhoogde bijdragevermindering in de non-profit sector zo spoedig mogelijk moet toekomen bij het fonds om hem in staat te stellen bijkomende banen te creëren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2000, wordt gewijzigd als volgt : «

Art. 2.Voor het tweede semester 2000, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan het Fonds voor de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen van de publieke sector aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid het volgende bedrag : 183 605 250 frank ».

Het bedrag van 153 986 500 frank, dat overeenkomt met de dotatie van het eerste semester 2000, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 1 maart 2000 tot wijziging van voorliggend besluit, wordt beschouwd als definitief.

Art. 2.Artikel 4, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2000, wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000.

Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.

Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1999.

Koninklijk besluit van 1 maart 2000, Belgisch Staatsblad van 23 maart 2000.

^