Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 maart 2001
gepubliceerd op 31 maart 2001

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2001002020
pub.
31/03/2001
prom.
08/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/08/2001002020/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966, inzonderheid op het artikel 53;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 1966 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 juni 2000;

Gelet op het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht;

Overwegende dat voldaan werd aan de voorschriften van artikel 54, tweede lid, van de vorenvermelde gecoördineerde wetten;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 juli 2000 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 oktober 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan : 1° onder "gecoördineerde wetten", de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;2° onder "diensten", de onderscheiden diensten zoals omschreven in artikel 1 van de gecoördineerde wetten;3° onder "taalexamens", de examens die nagaan of de kandidaten de bijzondere taalkennis bezitten die bij toepassing van de gecoördineerde wetten wordt vereist met het oog op het uitreiken van de in artikel 53 van die wetten bedoelde bewijzen. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid alleen is bevoegd voor de organisatie van de taalexamens en voor de uitreiking van de getuigschriften betreffende de taalkennis voorzien bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966.

De examens kunnen computergestuurd, schriftelijk of mondeling zijn.

Hij bepaalt de nadere regels die gelden voor die examens voor zover dit niet door de gecoördineerde wetten of door dit besluit is gebeurd.

Hij stelt het reglement van orde voor de organisatie van de taalexamens op. HOOFDSTUK III. - De examencommissies

Art. 3.De commissies van de taalexamens zetelen onder het voorzitterschap van de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid of van zijn afgevaardigde. De voorzitter is stemgerechtigd. Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend.

De examencommissies zetelen in Brussel. Op beslissing van de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid kunnen zij zitting houden in om het even welke plaats van het land of in de zetel van de in het buitenland gevestigde Belgische diensten.

Art. 4.§ 1. Om het even voor welke functies of betrekkingen de kandidaten bestemd zijn, moeten de examencommissies samengesteld zijn uit : 1° een voorzitter, zoals in artikel 3 is bepaald;2° ten minste twee assessoren en eventueel hun plaatsvervanger. § 2. Als assessoren kunnen worden aangewezen : - leden van het onderwijzend personeel die lesgeven of lesgegeven hebben op het niveau van de waar te nemen functie of betrekking; - een ambtenaar behorende tot niveau 1 van het rijkspersoneel of een daarmee gelijkgesteld personeelslid, met dien verstande dat die assessor een rang moet bekleden die minstens even hoog is als de rang van de betrekking waarvoor het examen ingericht wordt, of - personen die wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie bijzonder geschikt zijn.

Voor het mondelinge examengedeelte mag in de examencommissies hoogstens één ambtenaar worden aangesteld. § 3. De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid stelt de lijst samen van de leden die door hem als assessor in de examencommissies kunnen worden aangewezen. HOOFDSTUK IV. - Aard en peil van de taalexamens Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.De taalexamens hebben tot doel na te gaan of de kandidaten, op het vereiste peil en in de vereiste mate, de taal beheersen. Daarbij wordt een praktische kennis van de taal in verband met de vereisten van de waar te nemen functie of betrekking gevergd.

Art. 6.De taalproef over de geschreven kennis van één van de drie landstalen verloopt computergestuurd. Indien de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid nog niet over de gepaste software beschikt, wordt dit examen schriftelijk afgenomen. Afdeling 2. - Taalexamen dat met betrekking tot het vaststellen van

het taalregime in de plaats komt van het opgelegde diploma, het vereiste studiegetuigschrift of de verklaring van het schoolhoofd

Art. 7.Het taalexamen bedoeld bij artikel 15, § 1, derde en vierde lid, 21, § 1, derde lid, 27, tweede en derde lid, 38, § 1, tweede lid, § 2, § 4, § 5, 43, § 4, eerste, derde en vierde lid, 44 en 46, § 1, van de gecoördineerde wetten bestaat uit een proef over de geschreven kennis en een mondelinge proef.

De proef over de geschreven kennis heeft betrekking op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip. Indien de proef over de geschreven kennis schriftelijk wordt afgenomen, is het programma als volgt : 1° voor functies of betrekkingen die behoren tot de niveaus 1, 2+ of 2 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten : a) een verhandeling, in de taal van de beoogde betrekking;b) de synthese, in de taal van de beoogde betrekking, van één of meerdere teksten die in diezelfde taal zijn gesteld;2° voor functies of betrekkingen die behoren tot de niveaus 3 en 4 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten : - een gemakkelijke verhandeling, een brief of een verhaal, in de taal van de beoogde betrekking. De mondelinge proef bestaat uit het lezen van een tekst, de mondelinge samenvatting van die tekst en een conversatie.

Het examen heeft tot doel na te gaan of de kandidaat, voor een gegeven functie of betrekking, de taal in dezelfde mate beheerst als de kandidaten die hun onderwijs genoten hebben in de taal van die functie of betrekking.

Om te slagen dient de kandidaat de 6/10e der punten voor elke proef te behalen. Afdeling 3. - Taalexamen over de geschreven kennis af te leggen bij

zekere wervingen

Art. 8.Het taalexamen bedoeld bij de artikelen 21, § 2, en 38, § 4, van de gecoördineerde wetten bestaat uit een proef over de geschreven kennis.

De proef over de geschreven kennis heeft betrekking op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip, communicatieve vaardigheden.

Indien deze proef schriftelijk wordt afgenomen, is het programma als volgt : 1° een verhandeling voor functies of betrekkingen die gerangschikt zijn in de niveaus 1, 2+ of 2 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten;2° een gemakkelijke verhandeling, een brief of een verhaal voor functies of betrekkingen die gerangschikt zijn in de niveaus 3 en 4 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen der niet tot de rijksbesturen behorende diensten. Om te slagen dient de kandidaat de 5/10e der punten te behalen. Afdeling 4. - Taalexamen af te leggen door het personeel dat omgang

heeft met het publiek

Art. 9.§ 1. Het taalexamen bedoeld bij de artikelen 21, § 5, en 38, § 4, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een mondelinge proef. Het programma is bepaald als volgt : 1° voor de niveaus 1, 2+ en 2 : het lezen van een tekst, de mondelinge samenvatting van die tekst en een conversatie aansluitend bij de functie;2° voor de niveaus 3 en 4 : een conversatie. Er wordt een voldoende kennis gevergd voor functies of betrekkingen die gerangschikt zijn in het niveau 1 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten. Een elementaire kennis wordt gevergd voor functies of betrekkingen die gerangschikt zijn in de niveaus 2+, 2, 3 of 4 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten.

Om te slagen dient de kandidaat de 6/10e der punten te behalen voor een voldoende kennis, en de 5/10e der punten voor een elementaire kennis. § 2. Het taalexamen bedoeld in artikel 15, § 2, vijfde lid, en in artikel 46, § 5, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een proef over de geschreven kennis en een mondelinge proef.

De proef over de geschreven kennis heeft betrekking op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip. Indien de proef over de geschreven kennis schriftelijk wordt afgenomen, is het programma als volgt : 1° een verhandeling voor functies of betrekkingen die ingedeeld zijn in de niveaus 1, 2+ of 2 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten;2° een gemakkelijke verhandeling, een brief of een verhaal voor functies of betrekkingen die ingedeeld zijn in de niveaus 3 en 4 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten. Het programma van de mondelinge proef is bepaald als volgt : 1° voor de niveaus 1, 2+ en 2 : het lezen van een tekst, de mondelinge samenvatting van die tekst en een conversatie;2° voor de niveaus 3 en 4 : een conversatie. Er wordt een voldoende kennis gevergd voor functies of betrekkingen die ingedeeld zijn in het niveau 1 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten. Een elementaire kennis wordt gevergd voor functies of betrekkingen die ingedeeld zijn in de niveaus 2+, 2, 3 of 4 van het rijkspersoneel of voor gelijkwaardige functies of betrekkingen van de niet tot de rijksbesturen behorende diensten.

Om te slagen moet de kandidaat voor elke proef de 6/10e der punten voor een voldoende kennis, of de 5/10e der punten voor een elementaire kennis behalen. § 3. Het taalexamen bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een proef over de geschreven kennis en een mondelinge proef. Dit taalexamen wordt afgenomen met toepassing van het programma bepaald bij § 2, tweede en derde lid.

Om te slagen moet de kandidaat de 5/10e der punten voor elke proef behalen. Afdeling 5. - Taalexamen af te leggen door bepaalde personeelsleden

die omgang hebben met het werkliedenpersoneel

Art. 10.Het taalexamen bedoeld bij artikel 46, § 3, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een mondelinge proef en wordt afgenomen volgens de bepalingen van artikel 9, § 1. Dit taalexamen handelt over de elementaire kennis van de taal van de gemeente waar de zetel van de dienst is gevestigd.

Om te slagen dient de kandidaat de 5/10e der punten te behalen. Afdeling 6. - Taalexamen af te leggen door ambtenaren die

verantwoordelijk zijn voor het behoud van de eenheid in de rechtspraak of in het beheer van de dienst die hun is toevertrouwd

Art. 11.Het taalexamen bedoeld bij de artikelen 21, § 4, en 38, § 4, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een proef over de geschreven kennis.

De proef over de geschreven kennis heeft betrekking op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip, communicatieve vaardigheden.

Indien deze proef schriftelijk wordt afgenomen, is het programma als volgt : 1° vertaling van een administratieve tekst, van de tweede in de eerste taal (versie);2° het schrijven van een verhandeling in de tweede taal. Uit het examen moet blijken dat de kandidaat de tweede taal voldoende beheerst om de eenheid in de rechtspraak of in het beheer van de dienst, waarvan de hoge leiding hem is toevertrouwd, te verzekeren.

Om te slagen dient de kandidaat de 6/10e der punten te behalen. Afdeling 7

Taalexamen voor opneming in het tweetalig kader

Art. 12.§ 1. Het taalexamen bedoeld in artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit een proef over de geschreven kennis en een mondelinge proef.

De proef over de geschreven kennis heeft betrekking op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip. Indien de proef over de geschreven kennis schriftelijk wordt afgenomen, is het programma als volgt : 1° vertaling van een administratieve tekst, van de tweede in de eerste taal (versie);2° het schrijven van een verhandeling in de tweede taal. De mondelinge proef bestaat uit het lezen van een administratieve tekst in de tweede taal, de mondelinge samenvatting van die tekst en een conversatie over algemene en administratieve aangelegenheden.

Uit het examen moet blijken dat de kandidaat de tweede taal voldoende beheerst voor het uitoefenen van betrekkingen van de graden van rang 13 en hoger en van de graden die gelijkwaardig zijn.

Om te slagen dient de kandidaat de 6/10e der punten voor elke proef te behalen. § 2. Worden enkel tot het examen toegelaten, de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang 13 of van een hogere rang, alsmede de ambtenaren die voldoen aan de voorwaarden om tot een graad van rang 13 te worden benoemd of bevorderd. § 3. De bij artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten bedoelde vrijstelling van dit taalexamen wordt door de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid verleend op basis van het diploma dat bewijst dat de tweede taal de voertaal was van het onderwijs dat de verzoeker genoten heeft. Afdeling 8. - Taalexamen af te leggen door de ambtenaar die aan het

hoofd staat van een uitvoeringsdienst waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt en waarvan de zetel buiten Brussel Hoofdstad is gevestigd

Art. 13.Het taalexamen bedoeld bij artikel 46, § 4, van de gecoördineerde wetten, wordt afgenomen bij toepassing van het programma bepaald bij artikel 12, § 1, eerste tot vierde lid.

Uit het examen moet blijken dat de kandidaat de tweede taal voldoende beheerst voor de uitoefening van de functie. Afdeling 9. - Taalexamen af te leggen door titularissen van de

betrekkingen die voor de gezamenlijke buitenlandse diensten aangewezen zijn

Art. 14.Het taalexamen bedoeld bij artikel 47, § 5, van de gecoördineerde wetten, bestaat uit : 1° Voor de tot niveau 1, 2+ of 2 behorende personeelsleden, a) een proef over de geschreven kennis die betrekking heeft op de volgende taalkundige componenten : lexicale elementen, grammatica, situationeel-pragmatisch taalbegrip.Indien deze proef schriftelijk wordt afgenomen, bestaat hij uit een vertaling van de tweede in de eerste taal en uit een verhandeling; b) een mondelinge proef, met name een conversatie over onderwerpen van algemene aard. Om te slagen dient de kandidaat de 5/10e der punten voor elke proef te behalen en de 6/10e der punten voor het geheel van het examen. 2° Voor de tot de niveaus 3 en 4 behorende personeelsleden : een conversatie over onderwerpen van algemene aard. Om te slagen dient de kandidaat de 5/10e der punten te behalen. Afdeling 10. - Andere taalexamens

Art. 15.Het programma van andere door de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid te organiseren taalexamens, inzonderheid ten behoeve van de diensten waar het publiek in meer dan één taal moet kunnen te woord gestaan worden of waar de overheid personeel kan aanstellen dat meer dan één taal moet kennen, is datgene bedoeld bij artikel 9, § 2. Afdeling 11. - Vrijstellingen

Art. 16.Met uitzondering van het examen bedoeld in artikel 7 van dit besluit, wordt de kandidaat die geslaagd is voor een taalproef over de geschreven of mondelinge kennis georganiseerd voor functies of betrekkingen die ingedeeld zijn in een bepaald niveau, vrijgesteld van deze taalproef bij latere deelname aan een taalproef georganiseerd voor hetzelfde of een lager niveau indien de graad van kennis minstens gelijkwaardig en het programma identiek is. HOOFDSTUK V. - Algemene organisatieregelen

Art. 17.Er worden minstens drie examens per jaar georganiseerd. De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid bepaalt onder welke vorm en op welke datum de aanvragen tot deelneming aan de examenzittijden moeten worden ingediend.

De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid brengt de nadere regels betreffende de taalexamens ter kennis van de betrokkenen door een bericht in het Belgisch Staatsblad en, indien nodig, door enig ander door hem dienstig geacht middel.

In spoedgevallen kunnen de diensten, te allen tijde, een gemotiveerd verzoek om organisatie van taalexamens indienen.

Art. 18.De processen verbaal waarin de uitslagen van de taalexamens zijn vastgelegd, worden door de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid ter bekrachtiging ondertekend.

Art. 19.Aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht wordt door de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, per brief, kennis gegeven van de aard, de plaats, de datum en het uur van de taalexamens die hij organiseert.

Overeenkomstig artikel 17, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, mag elke van de representatieve vakbonden één vertegenwoordiger aanwijzen om de taalexamens bij te wonen.

Art. 20.§ 1. De kandidaat die afwezig is voor een taalproef zonder voorafgaand de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid te hebben verwittigd en die binnen vijf werkdagen na de dag van het examen de reden van de afwezigheid niet heeft meegedeeld door middel van een gemotiveerde brief of attest, wordt uitgesloten van deelname aan elke taalproef die wordt georganiseerd binnen een termijn van één jaar te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal van het taalexamen waarvoor hij ingeschreven was.

De uitsluiting wordt aan de betrokkene betekend. § 2. § 1 is niet van toepassing op de kandidaten die zijn ingeschreven voor een examen georganiseerd met toepassing van artikel 17, derde lid. HOOFDSTUK VI. - Bekendmaking van de uitslagen en uitreiking van de bewijzen der taalkennis

Art. 21.De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid deelt de kandidaten schriftelijk het resultaat van het door hen afgelegde taalexamen mee.

Indien het taalexamen georganiseerd wordt bij toepassing van artikel 17, derde lid, van dit besluit, wordt de lijst van de geslaagden aan de betrokken dienst toegestuurd.

De voor een taalexamen geslaagde kandidaat ontvangt vanwege de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid een bewijsschrift waarin zijn vermeld de aard van het examen dat hij heeft afgelegd en de bepaling van dit besluit op grond waarvan het taalexamen werd georganiseerd. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 22.Het koninklijk besluit van 30 november 1966 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1967, 20 april 1970, 3 mei 1971, 3 december 1982, 28 maart 1990, 21 juni 1990 en 10 januari 1995, wordt opgeheven.

Art. 23.De bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 1966 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1967, 20 april 1970, 3 mei 1971, 3 december 1982, 28 maart 1990, 21 juni 1990 en 10 januari 1995, zijn van toepassing op de taalexamens die aan de gang zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 25.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^