Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 maart 2006
gepubliceerd op 16 maart 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014056
pub.
16/03/2006
prom.
08/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/08/2006014056/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wijzigt het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs op drie punten : 1. Verval van recht tot sturen tijdens het weekend en op feestdagen Artikel 38, § 2bis van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer laat de rechter toe een verval van recht tot sturen uit te spreken dat enkel geldt tijdens de weekends van vrijdag 20 uur tot zondag 20 uur en op de vooravond van feestdagen 20 uur tot de feestdag zelf 20 uur. Artikel 57 van dezelfde wet bepaalt dat in geval van veroordeling tot verval van het recht tot sturen, de betrokkene zijn rijbewijs moet afleveren op de griffie.

Aangezien deze bepaling vereist dat de veroordeelde zich twee maal per week op de griffie moet gaan aanbieden, en de openingsuren van de griffie bovendien niet overeenstemmen met de uren waarop een verval tijdens weekends en op feestdagen aanvangt of eindigt, wordt het verval van recht tot sturen beperkt tot het weekend en feestdagen nooit uitgesproken wegens praktisch onuitvoerbaar.

Het hier voorliggende ontwerp van besluit zorgt er voor dat dergelijke veroordeling voortaan wel uitvoerbaar wordt.

Bij afgifte van het rijbewijs op de griffie krijgt de betrokkene voortaan een attest mee waarmee hij bij de gemeente een beperkt rijbewijs kan bekomen dat enkel geldig is buiten het weekend en buiten de feestdagen.

Wanneer het verval verstreken is kan hij zijn oorspronkelijk rijbewijs terug afhalen op de griffie. 2. Administratieve vereenvoudiging De huidige procedure en organisatie inzake de afgifte van het rijbewijs en de herstelexamens is zeer complex, leidt tot overbodige administratieve overlast en was dringend aan herziening toe. Dit besluit vereenvoudigt sterk de administratieve procedure en de organisatie ten aanzien van de mensen. De retributie in geval van herstelexamens wordt afgeschaft. Aangezien de afgifte van het rijbewijs en de herstelexamens deel uitmaken van de strafuitvoering, wordt in het besluit aan het openbaar ministerie de coördinerende rol toebedeeld.

In de nieuwe procedure worden de volgende instanties door het openbaar ministerie op de hoogte gebracht : 1. de federale overheidsdienst mobiliteit.Deze dienst is verantwoordelijk voor het centraal bestand rijbewijzen; 2. de instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken, wanneer het herstel van het recht van sturen afhankelijk wordt gemaakt van examens of onderzoeken.Deze instelling nodigt de veroordeelde uit om de examens en/of de onderzoeken te komen afleggen.

De vervallenverklaringen worden onmiddellijk opgenomen in het centraal bestand rijbewijzen. De lokale politie en de gemeente hebben rechtstreeks online toegang tot het centraal bestand. Met het oog op een efficiënt handhavingsbeleid moet de lokale politie op de hoogte zijn van wie in haar werkingsgebied vervallen is van het recht op sturen. De gemeente moet eveneens op de hoogte zijn om te vermijden dat de veroordeelde een duplicaat van zijn rijbewijs gaat afhalen. 3. Medische en psychologische herstelonderzoeken De medische en psychologische herstelonderzoeken worden overeenkomstig artikel 73 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs uitgevoerd door de medico-psychologische centra van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling. Het is niet duidelijk waarom en op grond van welke wet of bijzondere wet de gewestelijke diensten bevoegd zouden moeten zijn voor deze onderzoeken.

De gewesten en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling hebben aan de federale regering uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij deze activiteit niet langer wensen uitoefenen aangezien die onderzoeken niet tot de kerntaak van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling behoren en ze hiervoor niet langer voldoende eigen personeel met de nodige expertise inzake verkeersveiligheid en rijgeschiktheid hebben.

Dit besluit schrapt de aanduiding van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling als onderzoeksinstellingen.

De medische en psychologische herstelonderzoeken zullen voortaan georganiseerd worden door instellingen die door de federale minister van mobiliteit worden erkend op basis van de in dit ontwerp van besluit vermeldde criteria.

De onderzoeken gebeuren in de vestigingen van de erkende instellingen.

Elke instelling kan dus één of meerdere territoriaal verspreide vestigingen hebben.

Elke vestiging van de instelling moet over minstens één arts en één psycholoog beschikken.

Elke arts en psycholoog moet in België geregistreerd zijn. Dit betekent dat de arts moet ingeschreven zijn bij de Orde van Geneesheren overeenkomstig het Koninklijk besluit van 10 november 1967 betreffende de orde der geneesheren en dat de psycholoog moet geregistreerd zijn door de psychologencommissie, overeenkomstig de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog.

Integrale kwaliteitszorg houdt onder meer in dat elk onderzoek, elke techniek, de materialen en uitrustingen continu beoordeeld worden op kwaliteit en effectiviteit. De instelling evalueert op regelmatige tijdstippen de toepassing en inhoud van de onderzoeken en stuurt die bij waar nodig. Het personeel wordt op regelmatige tijdstippen bijgeschoold.

Het leidinggevend personeel, de artsen en psychologen beschikken over aantoonbare expertise. Dit betekent dat zowel de psycholoog, arts als leidinggevend personeel de geestelijke en medische criteria kennen op basis waarvan geoordeeld kan worden of een persoon al dan niet geschikt is te rijden. De arts moet op basis van een lichamelijke onderzoek van de veroordeelde in staat zijn te beoordelen of deze aan de criteria voldoet. De psycholoog moet op basis van een onderzoek naar de geestelijke kenmerken van de veroordeelde in staat zijn te beoordelen of deze aan de criteria voldoet.

Zoals ook al in het huidige besluit bepaald wordt, zijn de kosten van de onderzoeken ten laste van de veroordeelde. Deze kosten zijn vaste maximumbedragen die vooraf door de minister werden vastgelegd.

Om te vermijden dat de veroordeelde hierdoor een tweede maal financieel gestraft zou worden, bepaalt artikel 29, § 5 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals gewijzigd door de wet van 20 juli 2005, dat de rechter deze kosten voortaan kan aftrekken van de door hem uitgesproken geldboete, zonder dat de geldboete minder dan één euro mag bedragen.

Elke vestiging van de instelling beschikt over minstens één arts die in teamverband met een psycholoog werkt. Deze centra vervullen bovendien een psychomedische-sociale rol. De prijs van deze herstelonderzoeken kan vrijgesteld worden van BTW indien aan de voorwaarden van artikel 44 van het Wetboek van de Belasting over de toegevoegde waarde is voldaan.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mibiliteit, R. LANDUYT

8 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid artikel 46 en 47;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1999, 20 juli 2000, 14 december 2001, 5 september 2002, 29 september 2003, 22 maart 2004, 15 juli 2004 en 17 maart 2005;

Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën gegeven op 14 juli 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze minister van Begroting van 20 juli 2005;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken werden;

Gelet op advies nr. 39.270/4 van de Raad van State, gegeven op 16 november 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op advies nr. 39.939/4 van de Raad van State, gegeven op 1 maart 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°,van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de wachtlijsten voor de medische en psychologische herstelonderzoeken na verval van recht tot sturen er toe leiden dat personen voor een langere duur vervallen zijn dan de duur door de rechter uitgesproken, dat de federale overheid hiervoor door vervallenverklaarden in gebreke werd gesteld en gedagvaard, dat de wachtlijsten zo vlug mogelijk moeten worden weggewerkt, dat artikel 7 van de wet van 20 juli 2005 waarin wordt bepaald dat de rechter de kostprijs van de herstelexamens kan aftrekken van de opgelegde geldboete op 31 maart 2006 in werking treedt, dat deze kostprijs bijgevolg voor 31 maart 2006 vastgelegd moet zijn, dat de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling op punt staan de onderzoeken niet langer te organiseren en het niet duidelijk is op grond van welke wet de federale overheid hieromtrent nog verplichtingen zou kunnen opleggen aan de gewesten, dat potentiële nieuwe instellingen die aan de erkenningsvoorwaarden voldoen zo dringend mogelijk moeten worden erkend teneinde te vermijden dat de wachtlijsten nog langer worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Mobiliteit, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 66 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 68 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 69 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 69.§ 1. De griffier bewaart het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs. § 2. Als het verval van het recht tot sturen krachtens artikel 38,§ 2bis van de wet enkel uitgevoerd wordt tijdens het weekend en op feestdagen, maakt de griffier een attest op waarvan het model bepaald wordt door de Minister. De betrokkene ontvangt dit attest bij de afgifte van zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs op de griffie. Het attest is één maand geldig.

De overheid bedoeld in artikel 7 reikt de betrokkene bij afgifte van het attest een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs uit dat enkel geldig is buiten de in artikel 38,§ 2bis van de wet vermelde weekends en feestdagen. § 3. Als het verval van het recht tot sturen enkel van toepassing is op bepaalde categorieën of subcategorieën van voertuigen waarvoor het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs afgegeven is, maakt de griffier een attest op waarvan het model bepaald wordt door de Minister. De betrokkene ontvangt dit attest bij de afgifte van zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs op de griffie. Het attest is één maand geldig.

De overheid bedoeld in artikel 7 reikt de betrokkene bij afgifte van het attest een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs uit dat enkel geldig is voor de categorieën of subcategorieën waarvoor het verval niet van toepassing is. § 4. Het openbaar ministerie deelt uiterlijk de vijfde dag volgend op de datum van de kennisgeving die aan de veroordeelde overeenkomstig artikel 40 van de wet werd gedaan, of de dag volgend op deze waarop het verval wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid ingaat, de volgende gegevens mee aan de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer : - de beslissing waarbij het verval wordt uitgesproken, de duur, de reden, desgevallend of het verval beperkt is tot de weekends en feestdagen, en desgevallend de categorieën of subcategorieën waarvoor het verval van toepassing is; - de examens of onderzoeken die desgevallend ondergaan moeten worden krachtens artikel 38 van de wet. § 5. Wanneer examens of onderzoeken moeten worden ondergaan krachtens artikel 38 van de wet, deelt het openbaar ministerie, mits schriftelijk akkoord van de betrokkene, de in de vorige paragraaf bedoelde gegevens mee aan de instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken.

Het model van schriftelijk akkoord wordt door de griffier aan de betrokkene voorgelegd op het moment van de afgifte van het rijbewijs.

Het model van schriftelijk akkoord wordt door de minister bepaald. Het bevat eveneens een lijst van alle erkende instellingen en hun vestigingen. De betrokkene duidt op de lijst de vestiging aan waar hij de examens of onderzoeken wenst af te leggen.

Indien de betrokkene geen keuze heeft gemaakt, of bij gebrek aan afgifte op de griffie van het rijbewijs door de betrokkene zelf, deelt het openbaar ministerie aan de betrokkene de instelling of vestiging mee bij de welke hij zijn examens of onderzoeken zal kunnen ondergaan. § 6. De instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken stuurt de betrokkene een oproep tot verschijning voor het afleggen van de examens of onderzoeken.

De instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken deelt de resultaten van de examens of onderzoeken mee aan de betrokkene, aan de griffie en aan het openbaar ministerie. § 7. De betrokkene kan het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs weer op de griffie afhalen wanneer : 1° de termijn van het verval verstreken is en het herstel van het recht tot sturen niet afhankelijk werd gemaakt van het slagen voor de in artikel 38 van de wet bedoelde examens of onderzoeken;2° de betrokkene de examens of onderzoeken krachtens artikel 38 van de wet met goed gevolg heeft afgelegd en de termijn van het verval verstreken is;3° de houder van een Europees of buitenlands rijbewijs, die niet beantwoordt aan de voorwaarden om een Belgisch rijbewijs te verkrijgen, het grondgebied verlaat.In dit geval geeft het openbaar ministerie hem een attest af dat overeenstemt met het model van bijlage 8, en dat hem machtigt tot het besturen van zijn voertuig om zich op een vastgestelde dag en langs een bepaalde weg naar de grens te begeven.

Het openbaar ministerie brengt de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en desgevallend de instelling die bevoegd is voor de examens of onderzoeken op de hoogte van de teruggave van het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs.

Wanneer het verval betrekking heeft op een voorlopig rijbewijs of leervergunning, verlengt de overheid bedoeld in artikel 7 het voorlopig rijbewijs of de leervergunning overeenkomstig de bepaling van de artikelen 8, § 6 en 12, § 5. ».

Art. 4.Artikel 70 en 71 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 5.§ 1. Artikel 73, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De instellingen die instaan voor de geneeskundige en psychologische onderzoeken, bedoeld in artikel 38,§ 3, 3° en 4° van de wet, worden door de minister erkend als psycho-medische-sociale centra overeenkomstig de erkenningsvoorwaarden bepaald in dit besluit.

De geneeskundige en psychologische onderzoeken gebeuren in de vestigingen van de erkende instellingen.

Om erkend te worden moet de instelling op het moment van de erkenning minstens aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen : - de instelling heeft een zetel op Belgisch grondgebied; - elke vestiging van de instelling beschikt over een multidisciplinair team dat minstens bestaat uit één arts en één psycholoog; - elke arts of psycholoog werkzaam in de vestiging is in België geregistreerd; - elke vestiging voldoet aan de technische uitrusting bepaald in bijlage 13 van het besluit; - de medische onderzoeken worden uitgevoerd door artsen met minimum 3 jaar beroepservaring; - de psychologische onderzoeken worden uitgevoerd door psychologen met minimum 3 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek of assistenten in de psychologie met minimum 6 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek. Deze assistenten staan onder leiding van een psycholoog met minimum 3 jaar beroepservaring inzake het uitvoeren van psychodiagnostiek; - de inhoud en methode van de onderzoeken voldoen aan bijlage 14 van dit besluit; - de instelling dient een dossier in bij de minister, bestaande uit : - de inhoudelijke procedure aangaande de onderzoeken en het multidisciplinair overleg tussen de artsen en psychologen, - de organisatie van de onderzoeken, - de integrale kwaliteitszorg, - een financieel plan.

Uit het dossier moet blijken dat de instelling op het moment van de erkenning aan alle erkenningsvoorwaarden zal voldoen; - de instelling houdt zich aan de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van personengegevens; - de instelling beschikt over voldoende capaciteit om de geneeskundige of psychologische onderzoeken die de kandidaat voor de eerste maal aflegt te laten plaatsvinden binnen de 14 dagen nadat de instelling het dossier van het openbaar ministerie heeft ontvangen; - de instelling verleent de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast zijn met de controle op de naleving van de erkenningsvoorwaarden vrije toegang tot de lokalen van de vestigingen en inzage in de voor de controle relevante dossiers.

Wanneer de instelling niet langer voldoet aan de bepalingen van dit besluit kan de minister de erkenning schorsen of intrekken. De minister kan de schorsing of intrekking van de erkenning beperken tot die vestiging van de instelling die niet langer voldoen aan de bepalingen van dit besluit. De instelling wordt vooraf bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of intrekking en krijgt de mogelijkheid om voorafgaand aan de beslissing haar standpunt kenbaar te maken.

De onderzoeken worden georganiseerd door de erkende instellingen en hebben betrekking op de normen en tests vermeld in bijlage 6 van dit besluit.

De kandidaat betaalt de kosten van de onderzoeken en de erelonen van de geneesheer en psycholoog. Deze kosten en erelonen komen overeen met de door de minister vastgelegde tarieven. » § 2. In artikel 73, tweede lid van hetzelfde besluit wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : « Wanneer de kandidaat zowel een geneeskundig als psychologisch onderzoek heeft ondergaan, moet de geneesheer na overleg met de psycholoog beslissen of de kandidaat al dan niet « geschikt » is en onder welke voorwaarden of beperkingen. ». § 3. In artikel 73, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden « hetzelfde centrum » vervangen door « dezelfde vestiging » en de woorden « een ander centrum » door « een andere vestiging van dezelfde of een andere instelling ».

Art. 6.Tot 30 april 2006 worden de kandidaten door de federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer doorverwezen naar de vestiging van de erkende instelling die het dichtst bij de woonplaats van de kandidaat gelegen is, overeenkomstig de administratieve procedure die van kracht was voor 31 maart 2006, met dien verstande dat het inschrijvingsrecht van 12,5 euro niet meer wordt geheven.

De geneeskundige en psychologische onderzoeken gebeuren door de gewestelijke medico-psychologische centra van de Office Communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi, van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, van het Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft en van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling voor zover de betrokkene zich hiervoor reeds bij een van deze centra had ingeschreven voor 1 april 2006. De datum van betaling geldt als bewijs van inschrijving.

Art. 7.De bijlagen 13 en 14, gevoegd bij dit besluit, worden toegevoegd aan het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 31 maart 2006.

Erkenningsaanvragers kunnen hun aanvraag tot erkenning indienen en de minister kan de instellingen erkennen overeenkomstig artikel 5 van dit besluit vanaf de datum van publicatie van dit besluit.

Art. 9.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat haar/hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 13. Technische uitrusting Elke vestiging waar onderzoeken plaatsvinden is gelegen op hoogstens 15 minuten wandelafstand van een halte van geregeld openbaar vervoer.

De vestiging omvat minstens een onthaalruimte, een gedeelte voor het administratief beheer, een lokaal waar de onderzoeken plaats- vinden en een sanitaire inrichting.

De vestiging kan niet in een woonruimte worden ingericht.

De lokalen zijn proper en hygiënisch.

De onthaalruimte, de sanitaire inrichting en de lokalen waar de medische en psychologische onderzoeken plaatsvinden zijn zodanig van elkaar gescheiden en het administratief beheer wordt zodanig georganiseerd dat de privacy van de vervallenverklaarde gewaarborgd wordt. Het lokaal voor de medische enerzijds en de psychologische onderzoeken anderzijds hoeven zich niet noodzakelijk in hetzelfde gebouw te bevinden.

In geval de instelling psychologische proeven met de computer organiseert, mogen deze proeven plaatsvinden in een computerlokaal dat plaats biedt aan meerdere personen. Het invullen van de vragenlijsten mag eveneens gebeuren in een lokaal dat plaats biedt aan meerdere personen.

Voor kandidaten die niet in staat zijn de proeven op computer af te leggen moeten er « pen & papier »-versies voorzien zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 maart 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage 14. Inhoud en methode A. Inhoud en methode van de psychologische onderzoeken In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen : 1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ? 2.Zijn er aanwijzingen van misbruik of afhankelijkheid van deze middelen ? 3. Wat is de aard en ernst van de problematiek (o.a. hoeveelheid en frequentie van het gebruik; weerslag op de verschillende levensdomeinen) ? 4. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op politoxicomanie ? 5.Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van misbruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, hierna middelenmisbruik genoemd ? 6. Zijn er aanwijzingen voor een psychiatrische co-morbiditeit, persoonlijkheidsstoornissen, of aanpassingsproblemen gerelateerd aan het middelenmisbruik, die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig ? 7.Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag ? 8. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen ? 9.Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive ? In geval van een overtreding inzake onaangepast rijgedrag moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen : 1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ? 2.Is er een indicatie van psychiatrische aandoeningen, persoonlijkheidsstoornissen, of gedragsproblemen die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig ? 3. Wat is de aard en ernst van de problematiek ? 4.Zijn er aanwijzingen van een middelenmisbruik ? 5. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive ? 6.In geval van een middelenproblematiek, worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op polytoxicomanie ? 7. Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van middelenmisbruik ? 8.Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag ? 9. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen ? In geval van een verval op medische gronden : 1.Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ? 2. Is er sprake van belangrijke afwijkingen in gedragingen, stoornissen in het oordeels-, aanpassings- of perceptievermogen, coördinatiestoornis ten gevolge van een aangeboren of verworven stoornis of ten gevolge van een verouderingsproces ? De informatie wordt verzameld door middel van de volgende instrumenten : 1.Vragenlijst of zelfbeoordelingsschaal naar middelenmisbruik en gebruik legale medicatie; 2. Persoonlijkheidsvragenlijsten;3. Psychologische testbatterij voor onderzoek van volgende functies : i.aandacht & concentratie; ii. geheugen; iii. snelheid van verwerking van informatie; iv. executieve functies zoals plannen en organiseren van gedrag, probleemoplossend vermogen en werkgeheugen; 4. Semi-gestructureerd interview dat peilt naar de volgende mogelijke probleemgebieden : i.Medisch; ii. Professioneel; iii. Middelenmisbruik; iv. Juridisch; v. Familiaal; vi. Sociaal; vii. Psychologisch.

Minstens de volgende risicofactoren worden onderzocht met gevalideerde psychometrische instrumenten : - Impulsiviteit; - Lage frustratietolerantie; - Gebrekkige woedebeheersing; - Gebrekkige copingstrategieën; - Sensation-seeking gedrag; - Antisociale kenmerken; - Negatieve omgevingsfactoren zoals slechte huisvesting, weinig scholing, slecht betaalde job, negatieve familiegeschiedenis...; - Beperkt en weinig ondersteunend sociaal netwerk; - Voorgeschiedenis van inbreuken of geweld; - Beperkte sociale en intellectuele vaardigheden;

Indicatie van psychiatrische aandoeningen (inclusief middelenmisbruik) of persoonlijkheidsstoornissen.

De aangewende onderzoeksinstrumenten beschikken over aangetoonde psychometrische kwaliteiten zoals validiteit, betrouwbaarheid, sensitiviteit en specificiteit.

De psycholoog neemt de beslissing met betrekking tot de psychologische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden of ongeschikt. Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan wordt de eindbeslissing door de arts genomen overeenkomstig punt C van deze bijlage.

B. Inhoud en methode van de medische onderzoeken Het medisch onderzoek bestaat uit minstens de volgende elementen : 1. Grondige medische anamnese met aandacht voor gebruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, comorbiditeit en polydruggebruik;2. Kennisname van relevante medische informatie van de kandidaat betreffende aandoeningen zoals beschreven in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;3. Uitvoeren van een grondig geneeskundig onderzoek waarbij alle middelen die de geneeskunde biedt, aangewend kunnen worden;4. Verwijzing naar gespecialiseerde artsen of medische diensten, zo vereist, conform bijlage 6 voor het ontvangen van het bewuste medische advies per type van aandoening;5. In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen : a.Nagaan van de indicatoren voor misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen; b. Screening naar misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen.In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol.

De arts neemt de eindbeslissing met betrekking tot de medische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden, ongeschikt.

Indien de arts dit noodzakelijk acht wordt de medische geschiktheid afhankelijk gesteld van het ondergaan van een bloedanalyse in geval van alcoholovertreding en een haaranalyse in geval van een overtreding inzake psychotrope middelen.

C. Medische en psychologische onderzoeken Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan nemen de arts en de psycholoog pas een beslissing nadat ze kennis hebben genomen van elkaars bevindingen.

De arts is verantwoordelijk voor de eindbeslissing. Hij baseert zich hiervoor zowel op zijn belissing als op die van de psycholoog.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 maart 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^