Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 mei 2007
gepubliceerd op 10 mei 2007

Koninklijk besluit houdende omzetting van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2007014169
pub.
10/05/2007
prom.
08/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/08/2007014169/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MEI 2007. - Koninklijk besluit houdende omzetting van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij U ter ondertekening voorleggen, heeft tot doel Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad om te zetten in nationaal recht.

Artikel 3 wijst de personen aan die belast zijn met de wegcontroles en de controles bij ondernemingen bedoeld in de richtlijn.

Artikel 4 legt de bewaartermijn voor ondernemingen van de hen door de controle-instanties ter beschikking gestelde notities, het proces-verbaal met de bevindingen en andere relevante gegevens over bij hen ter plaatse, ten kantore van de controlediensten of in de administratieve verblijfplaats van de met de controle belaste personen uitgevoerde controles, vast op twee jaar, ter wille van de harmonisatie met de bepalingen betreffende de bewaring van de gegevens die met de digitale tachograaf worden geregistreerd.

Artikel 5 wijst het directoraat-generaal aan dat verantwoordelijk is voor de organisatie van de gezamenlijke controles bedoeld in artikel 5 van de richtlijn.

Artikel 6 legt vast dat de controles ter plaatse bij ondernemingen, ten kantore van de controlediensten of in de administratieve verblijfplaats van de met de controle belaste personen bedoeld in artikel 6.5 van de richtlijn aan elkaar gelijk te stellen zijn.

Artikel 7 wijst het orgaan bedoeld in artikel 7 van de richtlijn aan : het Directoraat-generaal bevoegd voor het vervoer te land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Artikel 8 draagt het Directiecomité dat werd opgericht in het kader van het actieplan betreffende de samenwerking tussen de verschillende controlediensten met het oog op een coördinatie van de controles van het personen- en goederenvervoer over de weg, op de samenhangende controlestrategie bedoeld in artikel 9 van de richtlijn uit te werken en het risicoclassificatiesysteem voor ondernemingen bedoeld in artikel 9 van de richtlijn in te voeren.

Deze coherente strategie beoogt de controle van minstens 1 % van de door de bestuurders gepresteerde werkdagen vanaf 1 mei 2006; dit percentage zal op minstens 2 % worden gehaald vanaf 1 januari 2008 en op minstens 3 % vanaf 1 januari 2010.

Artikel 9 draagt het Directiecomité op een statistisch standaardformulier op te stellen teneinde informatie over de controles te verzamelen en de statistieken en het tweejaarlijks verslag bedoeld in artikel 2 en 3 van de richtlijn voor te leggen.

Artikel 10 draagt het Directoraat-generaal Vervoer te Land op de statistieken en het tweejaarlijks verslag te verstrekken aan de Commissie van de EU en legt een uiterste datum voor het verstrekken van de nodige informatie en statistieken door de verschillende controlediensten vast.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar.

De Minister van Mobiliteit R. LANDUYT

8 MEI 2007. - Koninklijk besluit houdende omzetting van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 maart 2007;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op advies 42.704/4 van de Raad van State, gegeven op 26 april 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit beoogt de omzetting van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder 1° de richtlijn : Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr.3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad; 2° het Directoraat-generaal : het Directoraat-generaal bevoegd voor het vervoer te land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer; 3° het Directiecomité : het Directiecomité bedoeld in punt 2.1 van het actieplan van 14 november 2006 betreffende de samenwerking tussen de verschillende controlediensten met het oog op de coördinatie van de controles van het personen- en goederenvervoer over de weg. Het Directiecomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën, van de Federale Politie, van de Permanente Commissie van de Lokale politie, van de controledienst van de FOD Mobiliteit en Vervoer, van de inspectiedienst van het Directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, van de Inspectie der Sociale Wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, van de Sociale Inspectie van de FOD Sociale Zekerheid, van de Inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 4° De controlediensten : de diensten bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Art. 3.§ 1. Zijn belast met de wegcontroles bedoeld in artikel 4 van de richtlijn : 1° de ambtenaren van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid en het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die met een mandaat van gerechtelijke politie belast zijn;2° het personeel van het operationeel kader van de federale politie en van de lokale politie;3° de ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen;4° de sociaal inspecteurs en sociaal controleurs van de Inspectie van de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de ambtenaren en beambten van de Inspectiedienst van het Directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 2. Zijn belast met de controles ter plaatse bij ondernemingen bedoeld in artikel 6 van de richtlijn : 1° de ambtenaren bedoeld in artikel 2, § 1;2° de sociaal inspecteurs en sociaal controleurs van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;3° de sociaal inspecteurs en sociaal controleurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 4.De ondernemingen bewaren gedurende minimum twee jaar de hen door de controlediensten ter beschikking gestelde notities, het proces-verbaal met de bevindingen en andere relevante gegevens over bij hen ter plaatse dan wel bij hun bestuurders op de weg uitgevoerde controles.

Art. 5.Het Directoraat-generaal is belast met de organisatie van de gezamenlijke controles bedoeld in artikel 5 van de richtlijn.

Art. 6.Ten kantore van de controlediensten of in de administratieve verblijfplaats van het personeel, de inspecteurs en de ambtenaren opgesomd in artikel 3, § 2 van dit besluit uitgevoerde controles, op basis van door de ondernemingen verstrekte documenten of relevante gegevens, worden beschouwd als controles ter plaatse bij ondernemingen.

Art. 7.Het Directoraat-generaal is belast met de intracommunautaire contacten bedoeld in artikel 7 van de richtlijn en met de uitwisseling van informatie bedoeld in artikel 8 van de richtlijn.

Art. 8.Het Directoraat-generaal werkt in het kader van de Directiecomité een samenhangende controlestrategie uit, die de invoering van het risicoclassificatiesysteem voor ondernemingen bedoeld in artikel 9 van de richtlijn omvat en om te voldoen aan de kwantitatieve vereisten, bedoeld in artikel 2, punten 3 en 4 van de richtlijn.

Art. 9.Het Directoraat-generaal stelt in het kader van het Directiecomité een gemeenschappelijk statistisch standaardformulier op dat alle controlediensten dienen te gebruiken om de statistieken bedoeld in artikel 3 van de richtlijn te verzamelen.

Art. 10.Het Directoraat-generaal is belast met de verzameling van de informatie en statistieken bedoeld in artikel 2 en 3 van de richtlijn die aan de Commissie van de EU moeten worden verstrekt of voorgelegd.

Met het oog daarop geven de controlediensten het Directoraat-generaal kennis van alle informatie of statistieken waarover ze beschikken, uiterlijk twee maanden vóór de uiterste datum van verstrekking of voorlegging van de informatie en statistieken aan de Commissie van de Europese Unie.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.Onze Minister die bevoegd is voor het vervoer over de weg, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^