Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 november 1998
gepubliceerd op 31 december 1998

Koninklijk besluit betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016318
pub.
31/12/1998
prom.
08/11/1998
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 NOVEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 april 1991, 21 februari 1992, 18 januari 1994, 23 mei 1997 en 15 december 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1995 betreffende gemedicineerde voormengsels en dierenvoeders;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1995 betreffende diervoeders bestemd voor een bijzondere voeding;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding;

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd door de wet van 2 december 1957;

Gelet op de richtlijn 95/53/EG van 25 oktober 1995 van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding;

Gelet op de richtlijn 98/68/EG van de Commissie van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap;

Gelet op de richtlijn 70/373/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 20 juli 1970 betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders, gewijzigd door de richtlijn 72/275/EEG van de Raad van 20 juli 1972;

Gelet op de richtlijnen 71/250/EEG van 15 juni 1971, 71/393/EEG van 18 november 1971, 72/199/EEG van 27 april 1972, 73/46/EEG van 5 december 1972, 74/203/EEG van 25 maart 1974, 75/84/EEG van 20 december 1974, 76/372/EEG van 1 maart 1976, 78/633/EEG van 15 juni 1978, 81/715/EEG van 31 juli 1981, 84/4/EEG van 20 december 1983, 84/425/EEG van 25 juli 1984 van de Commissie betreffende de vastelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van de diervoeders;

Gelet op de eerste richtlijn 76/371/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden voor de officiële controle van diervoeders;

Gelet op de richtlijn 86/174/EEG van de Commissie van 9 april 1986 tot vastelling van de methode voor de berekening van de energiewaarde van mengvoeders voor pluimvee;

Gelet op het overleg met de Gewest-regeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat enerzijds bovenvermelde richtlijn 95/53/EG binnen de gestelde tijd dient omgezet te worden in nationaal recht, en dat het anderzijds noodzakelijk is de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van dierenvoeding nauwkeuriger te omschrijven teneinde een gezonde voeding van de dieren evenals een goede kwaliteit van de daarvan afkomstige levensmiddelen te kunnen garanderen;

Overwegende dat de bij dit besluit vastgestelde voorschriften bijdragen tot het maximaal waarborgen van de eerlijke concurrentie en tot de bescherming van de consumentenbelangen;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;2° product : dierenvoeder of een in de dierenvoeding gebruikte stof;3° in het verkeer brengen : het in het bezit hebben van producten met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden of iedere andere vorm van, al dan niet gratis, overdracht ervan aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf;4° bedrijf : elke eenheid die een product produceert of fabriceert, die het product in haar bezit heeft in een tussenstadium alvorens het in het verkeer wordt gebracht, met inbegrip van de be- of verwerking en de verpakking, of die het product in het verkeer brengt;5° bevoegde overheid : de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;6° bevoegde ambtenaren : de ambtenaren aangeduid in of met toepassing van de wet;7° officiële controle, hierna « controle » genoemd : het toezicht door de bevoegde ambtenaren waarbij de overeenstemming wordt nagegaan met de wettelijke of reglementaire voorschriften;8° controle van de documenten : de verificatie van de documenten die het product vergezellen of van andere informatie over het product;9° overeenstemmingscontrole : de verificatie, door een eenvoudige visuele inspectie, van de overeenstemming tussen de documenten, de merktekens en de producten;10° fysieke controle : de controle van het product zelf, die eventueel een monsterneming en een onderzoek van de monsters in een laboratorium omvat;11° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft. § 2. Indien nodig zijn de in de wetsbepalingen en verordeningen voor de sector dierenvoeding vastgestelde definities van toepassing.

Art. 2.§ 1. Dit besluit stelt de algemene beginselen vast voor de uitoefening door de bevoegde ambtenaren van de controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding. § 2. Dit besluit geldt onverminderd de meer specifieke voorschriften, met inbegrip van met name de douanevoorschriften en veterinaire bepalingen.

Art. 3.§ 1. De controles worden uitgevoerd : a) regelmatig;b) wanneer het vermoeden bestaat dat de voorschriften niet zijn nageleefd;c) in verhouding tot het beoogde doel en met name in het licht van de risico's en de opgedane ervaring. § 2. De controles bestrijken alle stadia van de productie en de fabricage, de tussenstadia die aan het in het verkeer brengen voorafgaan en het in het verkeer brengen zelf, met inbegrip van de invoer, alsmede het gebruik van de producten. § 3. De bevoegde ambtenaren kiezen de middelen en stadia die het meest geschikt zijn voor het voorgenomen onderzoek. § 4. De controles worden in de regel zonder voorafgaande kennisgeving verricht. § 5. De controles hebben ook betrekking op het gebruik van verboden en niet toegelaten producten in de dierenvoeding. § 6. De bevoegde ambtenaren dragen er zorg voor dat de producten bestemd voor verzending naar een andere Lid-Staat van de Europese Unie met dezelfde zorg worden gecontroleerd als de producten bestemd om op het Belgische grondgebied in het verkeer te worden gebracht. § 7. De bevoegde ambtenaren sluiten de producten niet van een passende controle uit omdat ze voor uitvoer buiten de Europese Unie bestemd zijn. § 8. De bevoegde ambtenaren zorgen ervoor dat de controles zodanig worden uitgevoerd dat zo weinig mogelijk vertraging in het vervoer van de producten ontstaat en dat de afzet van die producten door de controles niet onnodig belemmerd wordt. HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen Afdeling 1. - Controle bij het binnenbrengen

uit derde landen

Art. 4.In afwijking van artikel 3 § 1, moeten de bevoegde ambtenaren, bij het binnenbrengen van producten op het grondgebied van het Koninkrijk België, voor elke partij een controle van de documenten en een steekproefsgewijze overeenstemmmingscontrole uitvoeren om zich te vergewissen van : - de aard van de producten, - de oorsprong van de producten, - de geografische bestemming van de producten.

Art. 5.De bevoegde overheid kan eisen dat zij vooraf in kennis worden gesteld van de aankomst van de producten op een bepaalde plaats van binnenkomst.

Art. 6.Voordat de producten in het vrije verkeer worden gebracht, vergewissen de bevoegde ambtenaren zich er door steekproefsgewijze fysieke controles van dat zij aan de voorschriften voldoen.

Art. 7.§ 1. Wanneer de controle aan het licht brengt dat de producten niet aan de voorschriften voldoen, verbieden de bevoegde ambtenaren het binnenbrengen of het in het vrije verkeer brengen van deze producten en eisen zij de terugzending van de producten buiten het grondgebied van de Europese Unie. De bevoegde overheid stelt de Commissie en de overige Lid-Staten onverwijld in kennis van de terugzending van de producten, onder vermelding van de geconstateerde overtredingen. § 2. In afwijking van § 1 kunnen de bevoegde ambtenaren toelating geven om onder de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden een van de volgende maatregelen te nemen : - de producten binnen een nader te bepalen termijn in overeenstemming te brengen met de voorschriften; - de producten te ontsmetten; - de producten op een andere passende manier te behandelen; - de producten voor andere doeleinden te gebruiken; - de producten te vernietigen.

De bevoegde overheid dient er op toe te zien dat de voorgestelde maatregelen geen ongunstige gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu. § 3. De kosten van de overeenkomstig § 1 genomen maatregelen zijn voor rekening van de invoerder en deze van de overeenkomstig § 2 genomen maatregelen zijn voor rekening van de houder van de vergunning of zijn vertegenwoordiger.

Art. 8.§ 1. Wanneer de producten niet in het vrije verkeer worden gebracht op het grondgebied van ons land verstrekt de bevoegde ambtenaar de belanghebbende een document waarin de aard en de uitkomsten van de uitgevoerde controles zijn aangegeven. In de handelsdocumenten wordt naar dit document verwezen. § 2. Dit document moet opgesteld zijn volgens het model opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit. Afdeling 2. - Controle bij de fabrikanten en bij de tussenpersonen

Art. 9.§ 1. De bevoegde ambtenaren dienen de bedrijven en de activiteiten van de fabrikanten en van de tussenpersonen te controleren om zich ervan te vergewissen dat deze hun verplichtingen uit hoofde van de reglementaire voorschriften nakomen en dat de producten die bestemd zijn om in het verkeer te worden gebracht aan de reglementaire eisen voldoen. § 2. Wanneer een vermoeden bestaat dat niet aan de eisen wordt voldaan, verrichten de bevoegde ambtenaren de nodige controles en treffen ze passende maatregelen wanneer dit vermoeden bevestigd wordt. Afdeling 3. - Controle op intracommunautair handelsverkeer

Art. 10.§ 1. De bevoegde ambtenaren kunnen op de plaats van bestemming door middel van niet-discriminerende steekproefcontroles nagaan of de ingevoerde producten voldoen aan de voorschriften. § 2. Wanneer de bevoegde ambtenaren echter over gegevens beschikken die een overtreding doen vermoeden, kunnen bovendien controles tijdens het vervoer van de ingevoerde producten worden verricht.

Art. 11.§ 1. Wanneer bij controle van ingevoerde producten op de plaats van bestemming of tijdens het vervoer ervan vastgesteld wordt dat de producten niet voldoen aan de reglementaire voorschriften nemen de bevoegde ambtenaren passende maatregelen en manen ze de verzender, de geadresseerde of elke andere rechthebbende aan om onder de voorwaarden die door hen zijn vastgesteld een van de volgende maatregelen te nemen : - de producten binnen een bepaalde termijn in overeenstemming te brengen met de voorschriften; - de producten te ontsmetten; - de producten op een andere passende manier te behandelen; - de producten voor andere doeleinden te gebruiken; - de producten naar het land van oorsprong terug te zenden. De bevoegde overheid van het land van herkomst dient vooraf hiervan in kennis gesteld te worden; - de producten te vernietigen. § 2. De kosten van de overeenkomstig § 1 getroffen maatregelen zijn voor rekening van de verzender of van elke andere rechthebbende, eventueel met inbegrip van de geadresseerde. Afdeling 4. - Samenwerking met de Lid-Staat van verzending en de

Commissie

Art. 12.Wanneer de producten worden ontsmet, voor andere doeleinden worden gebruikt, naar het land van oorsprong worden teruggezonden dan wel worden vernietigd, in de zin van artikel 11, § 1, meldt de bevoegde overheid dit aan de bevoegde overheid van de Lid-Staat van verzending.

De bevoegde overheid van de Lid-Staat van verzending dient alle nodige maatregelen te nemen en de bevoegde overheid de aard van de verrichte controles, de resultaten ervan, de genomen beslissingen en de redenen daarvan mee te delen.

Indien de bevoegde overheid vreest dat die maatregelen ontoereikend zijn, gaat zij met de betrokken bevoegde overheid van de Lid-Staat van verzending na hoe de situatie kan worden verholpen, eventueel door een gezamenlijk plaatsbezoek.

Wanneer herhaling van de overtreding geconstateerd wordt, stelt de bevoegde overheid de Europese Commissie en de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

Art. 13.Wanneer in een Lid-Staat van bestemming herhaling van een overtreding vastgesteld wordt, mogen de desgevallend door de Europese Commissie aangeduide personen die beschikken over een schriftelijke machtiging van de Europese Commissie, waarin hun identiteit en hoedanigheid zijn vermeld, de bevoegde ambtenaren vergezellen om in het bedrijf van oorsprong een onderzoek in te stellen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het nemen van monsters en de termijn voor administratieve inbeslagneming

Art. 14.De bemonstering voor de officiële controle van dierenvoeders ten aanzien van de bepaling van de kwaliteit, de bestanddelen, de toevoegingsmiddelen, de ongewenste stoffen en producten, alsmede de residuen van bestrijdingsmiddelen, geschiedt volgens de methoden omschreven in bijlage 2.

De aldus verkregen monsters worden representatief geacht voor de partijen.

Art. 15.De bemonstering kan geldig geschieden buiten de aanwezigheid van de houder van het product of van degene die verantwoordelijk wordt geacht voor de overeenstemming van het product met de reglementaire voorschriften.

Art. 16.De ambtenaar die de bemonstering heeft verricht zendt één eindmonster, samen met de aanwijzingen die nodig zijn voor de analyse, ter ontleding aan een Rijksontledingslaboratorium of aan een ander door de Minister erkend of aangeduid laboratorium. Een tweede eindmonster wordt naar ditzelfde laboratorium gestuurd, waar het gedurende vier maanden, vanaf de datum waarop het monster is genomen, ter beschikking wordt gehouden van degene die verantwoordelijk wordt geacht voor de overeenstemming van het product met de reglementaire bepalingen. Indien deze een tegenontleding wenst te laten uitvoeren, zal dit monster worden overgebracht naar het laboratorium dat daartoe door de Minister erkend is of dat door hem aangeduid werd om de tegenontleding uit te voeren. De kosten voor het overbrengen en de tegenontleding zijn ten laste van de geïnteresseerde. Eén eindmonster wordt aan de Minister gezonden die het ter beschikking houdt van het bevoegde parket van de Procureur des Konings.

Art. 17.De termijn van de voorlopige inbeslagneming bedoeld in artikel 13 van de wet is vastgesteld op maximum zestig dagen.

Art. 18.De ontledingen van de monsters worden uitgevoerd volgens de methoden die goedgekeurd zijn overeenkomstig de richtlijn 70/373/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 20 juli 1970, betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders en die door de Minister worden bekendgemaakt.

De berekening van de energiewaarde van mengvoeders voor pluimvee moet uitgevoerd worden volgens de methode opgenomen in de bijlage van de richtlijn 86/174/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 april 1986, tot vaststelling van de methode voor de berekening van de energiewaarde van mengvoeders voor pluimvee.

Wanneer geen communautaire methoden zijn vastgesteld worden de ontledingen uitgevoerd volgens door internationale instellingen erkende normen. Bij ontstentenis hiervan worden de ontledingen uitgevoerd volgens de methoden die in gebruik zijn in de Rijksontledingslaboratoria. De teksten van deze laatste methoden kunnen bij deze laboratoria verkregen worden.

Art. 19.Het laboratorium vermeldt op het ontledingsbulletin de staat waarin het monster er is toegekomen, alsook de aanduidingen aan de hand waarvan men het monster kan identificeren.

Het overschot van de ontlede monsters, dat kan bewaard worden, blijft op het laboratorium gedurende zes maanden ter beschikking van de Minister. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 20.Worden opgeheven in het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding : 1° de artikelen 37 en 38;2° artikel 39 zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 januari 1994;3° de artikelen 41, 42 en 43.

Art. 21.Art. 49, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 1995 betreffende gemedicineerde voormengsels en dierenvoeders wordt vervangen door het volgende lid : « De monsterneming en de analyses van gemedicineerde voeders worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding. » HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 22.De Minister kan de bijlagen bij dit besluit aanpassen, wijzigen en uitbreiden om ze gelijkvormig te maken met de akten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen.

Art. 23.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 november 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 november 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota (a) Indien de uitkomst een gebroken getal is, moet dit getal op het eerstvolgende hogere gehele getal worden afgerond.(b) Voor de verpakkingen of de recipiënten waarvan de inhoud niet meer dan 1 kg of 1 liter bedraagt, alsmede voor de blokken of likstenen waarvan het gewicht per eenheid niet meer dan 1 kg bedraagt, vormt de inhoud van één oorspronkelijke verpakking, een oorspronkelijke recipiënt, één blok of één liksteen een ondermonster.(c) De sub.3.A. genoemde modaliteiten zijn van toepassing voor de controle op aflatoxinen, moederkoren, ricinus, crotalaria in volledige of aanvullende voeders. (d) In geval van verpakte voeders door een gedeelte van de inhoud van te bemonsteren verpakkingen met behulp van een boor of een schop eruit te nemen, eventueel na de verpakkingen afzonderlijk te hebben geledigd.(e) Maak, indien nodig, bij elk verzamelmonster afzonderlijk de brokstukken fijn (door ze eventueel van de massa te scheiden en vervolgens het geheel samen te voegen). Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 november 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^