Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 oktober 2004
gepubliceerd op 18 november 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de loons- en arbeidsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202824
pub.
18/11/2004
prom.
08/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/08/2004202824/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de loons- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de loons- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 oktober 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Bijlage Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2003 Loons- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 16 januari 2004 onder het nummer 69341/CO/113.02) Afdeling I. - Wettelijk kader

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in afdeling I zijn gesloten bij toepassing van de inhoud van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Aanwending van de 0,10 pct. in 2003 en 0,10 pct. in 2004

Art. 2.De partijen komen overeen om in 2003 een percentage van 0,10 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf".

Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,10 pct. in 2004. HOOFDSTUK III. - Arbeid en gezin

Art. 3.Het recht op tijdskrediet wordt aan ten minste 5 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend.

Vanaf 1 januari 2003,wordt inzake tijdskrediet verwezen naar de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 en zal de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 januari 2002, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 5 maart 2002, van toepassing zijn.

Dit stelsel van tijdskrediet kan toegepast worden voor ploegenarbeiders mits een ondernemingsakkoord. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen

Art. 4.Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 en van de inhoud van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), maakt het stelsel het voor een oudere werknemer (ten minste 60 jaar) mogelijk om een vervroegde uittreding te genieten.

Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar door naleving van de wettelijke bepalingen terzake. - de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst; - een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Op deze regel zijn er uitzonderingen.

De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen : De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.

Dit recht moet echter aanvaard en in de praktijk gebracht worden in al zijn toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst. Afdeling II. - Actualisering van de sectorale arbeidsvoorwaarden

HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels. HOOFDSTUK VI. - Indeling van de taken

Art. 6.De taken van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters worden ingedeeld in vijf categorieën voor het personeel van de fabricatie en de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.

Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria : A. Fabricatie en verschillende diensten.

Categorie 1 : Leertijd van minder dan drie maanden - licht lichamelijk werk.

Categorie 2 : a) leertijd van drie tot zes maanden - licht lichamelijk werk - of b) leertijd van minder dan drie maanden - normaal lichamelijk werk. Categorie 3 : a) opleiding van minder dan drie maanden - zwaar lichamelijk werk - of b) opleiding van drie tot zes maanden - normaal lichamelijk werk - of c) opleiding van meer dan zes maanden - licht lichamelijk werk. Categorie 4 : a) opleiding van meer dan zes maanden - normaal lichamelijk werk - of b) opleiding van drie tot zes maanden - zwaar lichamelijk werk. Categorie 5 : a) opleiding van meer dan zes maanden - zwaar lichamelijk werk - of b) beroepsarbeid waarvoor de vereiste leertijd moet zijn volbracht. B. Onderhoud.

Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerkman of -werkster Werkman of werkster met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.

Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerkman of -werkster Werkman of werkster met een algemene en technische opleiding welke overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld met een leertijd in het bedrijf. Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudies A4, A3 of B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dat van voormelde studies.

Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerkman of -werkster Werkman of werkster die bekwaam zijn om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren.

De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak die ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudies van het niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren. HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen

Art. 7.De minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder worden vanaf 1 mei 2002, in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 109,97 spil van de stabilisatieschijf 107,81 tot 112,17 : a) fabricatie en verschillende diensten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) onderhoud : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij hun indiensttreding mogen de werklieden en werksters, aangeworven voor ongeschoolde arbeid, worden betaald op basis van 95 pct.van de 1e categorie per uur in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week. Deze regeling geldt gedurende de proeftijd.

De minimum-uurlonen van werklieden worden op 1 september 2004 met 0,15 EUR verhoogd.

Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 109,97, spil van de stabilisatieschijf 107,81 tot 112,17.

Art. 8.De jongere werklieden en werksters, die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepencategorie, genieten het loon van de meerderjarige werklieden en werksters van deze categorie.

Stuklonen

Art. 9.Het stukloontarief is zo vastgesteld dat men voor een normale activiteit een minimumtoeslag van 10 pct. op de minimumuurlonen van de categorie verkrijgt. HOOFDSTUK VIII. - Koppeling van de lonen aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 10.De bij de artikelen 7 en 8 vastgestelde minimumuurlonen worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 11.De in artikel 7 bedoelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 109,97, spil van de stabilisatieschijf 107,81 tot 112,17.

Art. 12.De in artikel 10 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.

Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.

Art. 13.Indien het rekenkundige gemiddelde van de indexcijfer van de vier laatse maanden van de consumptieprijzen de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 12 is aangegeven.

Art. 14.Het overschrijden van de grens van een stabilisatieschijf brengt de aanpassing mede van de laatste minimumuurlonen. Deze aanpassing geschiedt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.

Art. 15.De loonaanpassingen treden in werking de eerste dag van de maand die volgt op deze waarvan het rekenkundige gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de laatste 4 maanden de grens van de buiten de stabilisatieschijf overschrijdt.

Art. 16.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 10 tot en met 14, wordt de volgende tabel opgemaakt op 1 mei 2002 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 17.De lonen van de werklieden en werksters die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premie of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden. HOOFDSTUK IX. - Overloon voor de arbeidsprestaties op zaterdag

Art. 18.Voor de gewone arbeidsprestaties op zaterdag, worden de uurlonen van de werklieden en werksters verhoogd met 20 pct. HOOFDSTUK X. - Ploegenpremie

Art. 19.Zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bepalingen van artikel 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), zullen de werklieden en werksters die in ploegen werken een premie genieten van 0,3638 EUR per uur voor de ochtendploeg in het stelsel van 36 uren/week en van 0,3638 EUR per uur voor de middagploeg in het stelsel van 36 uren/week.

De arbeiders van de nachtploeg genieten een premie van 1,3558 EUR per uur in het stelsel van 36 uren/week.

Vanaf 1 juni 2003 worden de ploegenpremies aangepast als volgt : 4 pct. van de lonen voor de voormiddag; 4 pct. van de lonen voor de namiddag en 12 pct. van de lonen voor de nacht; met behoud van de bestaande minimus zoals hierboven vastgesteld.

Vanaf 1 januari 2005 worden de bovenvermelde premies dan 5 pct.; 5 pct. en 15pct.

Deze bepaling mag niet tornen aan gunstiger akkoorden die in sommige ondernemingen zijn gesloten.

De voornoemde bedragen staan tegenover het referte-indexcijfer 109,97.

Ze worden geïndexeerd volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. HOOFDSTUK XI. - Bijkomend dubbel vakantiegeld (assimilatie als eindejaarspremie)

Art. 20.Voor 2003 en 2004 wordt een jaarlijks bijkomend dubbel vakantiegeld van 644,52 EUR toegekend aan de meerderjarige werklieden en werksters die een werkelijke aanwezigheid in de onderneming van ten minste twaalf maanden rechtvaardigen.

Deze bedragen worden verhoogd met 17,35 EUR per jaar anciënniteit in de onderneming, die hoger is dan die welke is vastgesteld in het vorige lid, met een maximum van twaalf jaren anciënniteit.

Voor de jongere werklieden en werksters worden de in artikel 8 bepaalde percentages toegepast op de voormelde bedragen.

De toepassingsmodaliteiten, met inbegrip van de toekenning pro rata temporis, worden vastgesteld door de onderneming, in overleg met de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers. HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie

Art. 21.Aan de werklieden en werksters, die lid zijn van een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die in nationaal vlak zijn verenigd, wordt een premie voor georganiseerden met een jaarlijks bedrag van 123,95 EUR vanaf het jaar 2003 erin begrepen het bedrag van de premie voor syndicale vorming uitbetaald voor de betrokken jaren.

De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen die het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, die voordeliger zijn voor de begunstigden. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsduur Voor de ondernemingen die de zevenendertig uur per week zouden toepassen, worden 6 compensatiedagen toegekend.

HOOFDSTUK XIV. - Terugbetaling van de vervoerskosten

Art. 23.De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats hebben recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 2001, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies gesloten op 30 maart 2001).

Deze collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies schaft het plafond af van 29.747,22 EUR voor de tegemoetkoming van de werkgever en brengt de tegemoetkoming in de abonnementskosten voor alle openbaar vervoer van 54 pct. op 60 pct. vanaf 1 april 2001.

Art. 24.De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 23 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de baan, heen en terug, berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.

Art. 25.De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XV. - Bijkomende aanwerving

Art. 26.Dit punt zal op het vlak van de ondernemingen besproken worden. HOOFDSTUK XVI. - Tewerkstelling

Art. 27.De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om afdankingen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe beschikkingen van de federale en regionale overheden. HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid - Precaire arbeidsovereenkomst Beperking van de overuren

Art. 28.A) Uitzendarbeid De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.

Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.

Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.

Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.

B) Beperking van de overuren Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging. HOOFDSTUK XVIII. - Opzeggingstermijnen

Art. 29.In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 gesloten op 20 december 1999 in de Nationale Arbeidsraad betreffende de opzeggingstermijnen van de werklieden en in toepassing van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 en bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op : - 35 dagen indien het werklieden betreft die tussen 6 maanden en minder dan 5 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 42 dagen indien het werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 84 dagen indien het werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 112 dagen indien het werklieden betreft die tussen 15 en minder dan 20 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 154 dagen indien het werklieden betreft die tussen 20 en minder dan 25 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 196 dagen indien het werklieden betreft die 25 jaren en meer ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld.

Voor de bruggepensioneerden, gelden van de volgende opzeggingstermijnen : - 28 dagen indien het werklieden betreft die minder dan 10 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 56 dagen indien het werklieden betreft die tussen 10 en 20 jaren ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld; - 112 dagen indien het werklieden betreft die 20 jaren en meer ononderbroken in een van de ondernemingen van de sector zijn tewerkgesteld. HOOFDSTUK XIX. - Voorkoming van stress door het werk

Art. 30.Vanaf 1 januari 2001, zullen de werkgevers de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72, gesloten op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, toepassen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1999. HOOFDSTUK XX. - Geldigheid

Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2004, behalve artikel 4 dat ophoudt van kracht te zijn op 30 juni 2005.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 oktober 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^