Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 april 2017
gepubliceerd op 18 april 2017

Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017040194
pub.
18/04/2017
prom.
09/04/2017
ELI
eli/besluit/2017/04/09/2017040194/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Sinds 1 mei 2015 zijn er op voorstel van de Vlaamse Regering twee verschillende steunzones in het Vlaamse Gewest afgebakend, één rond Genk en één rond Turnhout. Voor de samenstelling van deze steunzones had de Vlaamse Regering er initieel voor geopteerd om de maatregel exclusief voor te behouden voor de bedrijventerreinen die in een straal van 40 km zijn gelegen rondom de vestiging die werd getroffen door een grootschalig collectief ontslag.

De wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen heeft aan de gewesten evenwel de mogelijkheid gegeven om de oorspronkelijke afbakening van een steunzone uit te breiden. Op 15 juli 2016 heeft de Vlaamse Regering besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken. De beslissing heeft tot gevolg dat aan de federale minister die bevoegd is voor Financiën wordt voorgesteld om de initieel afgebakende steunzones rond Genk en Turnhout uit te breiden, zodat voortaan niet enkel de bedrijventerreinen die zijn opgenomen in de dataset bedrijventerreinen deel uit maken van de steunzone, maar dus ook de percelen die geen deel uitmaken van deze bedrijventerreinen en waarop een erkende incubator of een berdrijvencentrum is gevestigd, of die onderdeel uitmaken van een brownfieldconvenant.

Opdat er geen twijfel zou zijn over wat er juist wordt bedoeld met de term incubator, bedrijvencentrum of brownfieldconvenant wordt er in het ontwerp verwezen naar de relevante Vlaamse decreten en besluiten waarin deze termen exact worden gedefinieerd.

Het Vlaamse Gewest motiveert de uitbreiding als volgt: "Businesscenters en incubatoren voorzien in ruimte en infrastructuur voor jonge ondernemingen. Dit brengt, naast het financiële voordeel dat gepaard gaat met het delen van ruimtes en diensten, ook het voordeel mee van een administratieve ontzorging, die jonge ondernemingen toelaat zich volledig te richten op het uitbouwen van hun zaak. De beschikbaarheid van betaalbare kantoorruimte en gedeelde secretariaats-en kantoordiensten worden door de ondernemers in de incubator of het businesscenter als heel doeltreffend beschouwd. Zeker starters in sectoren met een hoge infrastructuurkost (biotechnologie, chemie....) hebben zeer veel baat bij het delen van infrastructuur die ze anders alleen moeten bekostigen.

Businesscenters en incubatoren bieden ook een goede omkadering om startende ondernemingen te ondersteunen en sneller te doen groeien. Er wordt vaak advies aangeboden op juridisch, financieel en organisatorisch vlak, en ondernemers worden bijgestaan bij het uitbouwen van een netwerk. Uit studies blijkt dat startende ondernemingen veel belang hechten aan contacten met externe experts, kennisinstellingen en andere starters. Incubatiecentra en businesscenters spelen hierop in en bieden jonge ondernemingen toegang tot een uitgebreid netwerk van mogelijke partners en inspirators.

Studies geven aan dat starters in incubatoren en businesscenters hogere slaagpercentages hebben dan starters die hier niet gehuisvest zijn. Zo wijst een studie van het European Business Network uit dat de overlevingsgraad van starters in incubatoren gemiddeld zelfs 87% bedraagt na drie jaar. Door de maatregel van de ontwrichte zones uit te breiden tot de incubatoren en businesscenters binnen de afgebakende perimeter, trekken we nieuwe ondernemingen naar een omgeving die meer mogelijkheden biedt inzake begeleiding en netwerkvorming, waardoor hun slaagkansen stijgen en hun groeiperspectief toeneemt. Zo schakelen we de incubatoren en businesscenters maximaal in de economische reconversie van de getroffen zones in.

Een brownfield is een geheel van verwaarloosde of onderbenutte gronden die zodanig zijn aangetast dat zij kennelijk slechts opnieuw kunnen worden gebruikt door middel van structurele maatregelen. Brownfields worden ook wel eens "stadskankers" genoemd. Private en publieke ontwikkelaars zijn veelal terughoudend om een brownfield te gaan ontwikkelen, omwille van de complexiteit, de moeilijk in te schatten risico's, de lange doorlooptijd en de extra kosten die dit met zich meebrengt. De herontwikkeling van een brownfield is een complex proces dat een multidisciplinaire en geïntegreerde aanpak vereist waarin verschillende aspecten zoals bodemsanering, ruimtelijke ordening, mobiliteit, ontsluiting, communicatie, financiering... exact op elkaar moeten worden afgestemd.

De Vlaamse Regering sluit met de betrokken actoren en regisseurs (overheden) brownfieldconvenanten zodat actoren herontwikkelingen kunnen realiseren via sociaal-maatschappelijk verantwoorde en rendabele projecten waarvan de hele gemeenschap profiteert.

Brownfieldprojecten realiseren nieuwe ruimte voor economische activiteit, via herontwikkeling van bedrijventerreinen en via projecten waar werken wordt verweven met wonen en andere functies. De herontwikkeling van een brownfield zorgt zo niet alleen voor extra ruimte om te ondernemen, maar heeft door zijn ligging in een stadskern vaak ook het potentieel om voor een nieuwe economische dynamiek te zorgen in een voorheen verwaarloosde buurt, met alle gunstige sociaal-economische gevolgen van dien. Om die reden vindt de Vlaamse Regering het opportuun om de maatregel van de ontwrichte zones van toepassing te maken op de ondernemingen die zich vestigen op brownfieldterreinen. Het verhogen van aantrekkingskracht van brownfields, zal bijdragen tot het creëren van nieuwe economische hotspots, die de aantrekkelijkheid van de getroffen regio's zal verhogen, en de reconversie kan versnellen.".

De volgende bedrijvencentra en incubatoren worden voortaan in het toepassingsgebied van de maatregel opgenomen :

Nom

Naam

Commune

Gemeente

BRI

BRI

Anvers

Antwerpen

Multiburo

Multiburo

Anvers

Antwerpen

Corporate Services Belgium

Corporate Services Belgium

Anvers

Antwerpen

Business Center Central Park

Business Center Central Park

Anvers

Antwerpen

WTC Business Center

WTC Business Center

Anvers

Antwerpen

Antwerp Central Station Regus Express

Antwerp Central Station Regus Express

Anvers

Antwerpen

Business centre REGUS Antwerp Central Station

Business centre REGUS Antwerp Central Station

Anvers

Antwerpen

Telenet Idealabs - The Squad

Telenet Idealabs - The Squad

Anvers

Antwerpen

Level9

Level9

Anvers

Antwerpen

Talentarena

Talentarena

Anvers

Antwerpen

Designcenter De Winkelhaak

Designcenter De Winkelhaak

Anvers

Antwerpen

Bar d'office Antwerpen (Designcenter De Winkelhaak)

Bar d'office Antwerpen (Designcenter De Winkelhaak)

Anvers

Antwerpen

Brasschaat Business Center Brasschaat

Brasschaat Business Center Brasschaat

Brasschaat

Brasschaat

BioVille

BioVille

Diepenbeek

Diepenbeek

Office 21

Office 21

Diest

Diest

Kempens Bedrijvencentrum

Kempens Bedrijvencentrum

Geel

Geel

Microsoft Innovation Center Vlaanderen (MIC)

Microsoft Innovation Center Vlaanderen (MIC)

Genk

Genk

C-mine crib

C-mine crib

Genk

Genk

Houtparklaan

Houtparklaan

Genk

Genk

Agropolis

Agropolis

Kinrooi

Kinrooi

Technologiehuis voor Milieu en Energie

Technologiehuis voor Milieu en Energie

Mol

Mol

ESA Business Incubation Centre Flanders

ESA Business Incubation Centre Flanders

Mol

Mol

Agora Stayen

Agora Stayen

Saint-Trond

Sint-Truiden

Bar d'office Turnhout (SPK)

Bar d'office Turnhout (SPK)

Turnhout

Turnhout

Officenter Turnhout

Officenter Turnhout

Turnhout

Turnhout


De volgende brownfieldprojecten worden voortaan in het toepassingsgebied van de maatregel opgenomen :

Nom

Naam

Commune

Gemeente

Linkhoutstraat

Linkhoutstraat

Lummen

Lummen

Herinrichting Militair Domein Kievermont Geel

Herinrichting Militair Domein Kievermont Geel

Geel

Geel

Stationsomgeving Turnhout

Stationsomgeving Turnhout

Turnhout

Turnhout

Houthalen Grootveld Oud-Gemeentehuis

Houthalen Grootveld Oud-Gemeentehuis

Houthalen-Helchteren

Houthalen-Helchteren


De door het Vlaamse Gewest voorgestelde wijzigingen hebben een beperkte impact op het vlak van de oppervlakte en inwonersaantal van de in het Vlaamse Gewest afgebakende steunzones. Zo hebben de in dit ontwerp voorgestelde wijzigingen tot gevolg dat de oppervlakte van de in het Vlaamse Gewest gelegen steunzones slechts stijgt met 0,1 km², waardoor de totale oppervlakte van deze steunzones voortaan 234,7 km² bedragen. De in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier vermelde oppervlakte (259 km²) is de som van de beide afzonderlijke steunzones waarvan er 24 km² overlappend gebied is. Aangezien dit overlappend gebied twee keer in de oppervlakteberekening werd opgenomen, bedraagt de daadwerkelijke oppervlakte van de op 1 mei 2015 afgebakende steunzone 234,6 km².

Aangezien op de percelen die aan de steunzones worden toegevoegd geen woningen gelegen zijn en niemand er dus zijn domicilie heeft gevestigd, blijft het inwonersaantal van deze steunzones onveranderd op 82.634.

Net zoals voorheen bestaat de steunzone uit de bedrijventerreinen, die in een straal gelegen zijn van 40 km rondom de door het collectief ontslag getroffen vestiging. De steunzones worden dus vervolgens ook uitgebreid met de incubatoren, bedrijvencentra en brownfieldprojecten die eveneens binnen dezelfde perimeter gelegen zijn. Omwille van de rechtszekerheid worden de bedrijventerreinen, incubatoren, bedrijvencentra en brownfieldprojecten die binnen deze straal zijn opgenomen, opgesomd in bijlage bij dit besluit.

De adressen vermeld in de rechterkolom van deze bijlagen worden verondersteld zich in de steunzone te bevinden. Deze adressen maken dus deel uit van de steunzone, maar vormen dus niet de feitelijke afbakening van de steunzones. Investeringen die dus niet worden verricht op één van deze adressen, maar wel op één van de in de linkerkolom vermelde bedrijventerrein incubatoren, bedrijvencentra of brownfieldprojecten zijn dus niet uitgesloten van het toepassingsgebied van deze maatregel.

Om een correct beeld te krijgen van de afbakening van deze steunzones is het bijgevolg nog steeds aangewezen om de door het Vlaams Gewest ontwikkelde webapplicatie Geopunt: (http://www.geopunt.be/) te raadplegen, waar zowel aan de hand van een specifiek adres of een perceelsnummer kan worden opgezocht of een bepaald perceel of adres effectief in de steunzone gelocaliseerd is.

Ten gevolge van het advies 60.636/3 van 10 januari 2017 van de Raad van State wordt de verwijzing naar het besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van incubatoren aangepast, zodat in deze verwijzing de correcte datum van dit besluit wordt opgenomen.

Vervolgens wordt ook het "formulier inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone" vervangen. Dit formulier ondergaat inhoudelijk geen wijzigingen, maar diende ten gevolge van een interne herstructurering van de belastingadministratie te worden aangepast. Zo zijn ten gevolge van deze herstructurering de fysieke adressen en de emailadressen gewijzigd waarnaar de door de werkgevers ingevulde formulieren moeten worden verzonden. Bovendien zullen de werkgevers die gevestigd zijn in de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren, Sankt-Vith voortaan het formulier niet meer moeten indienen op het voor het Waalse Gewest aangewezen adres. Voor deze gemeenten is immers in lijn met de gewijzigde structuur van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën een afzonderlijk adres voorzien.

Om in de toekomst het mogelijk te maken dat het formulier sneller wordt aangepast wordt de bevoegdheid om dit formulier te wijzigen of te vervangen gedelegeerd aan de Minister van Financiën of aan zijn gemachtigde.

Tot slot wordt er nog teruggekomen op het advies nr. 57.263/3 van 20 april 2015 van de Raad van State bij het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier.

In dit advies werd vastgesteld dat de federale overheid middels het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 gesloten tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, een financieel engagement tot zich neemt, aangezien zij zich engageert tot het toekennen van de steun ingevolge de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing, ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen. Het advies stelde dat dit een financiële last zou impliceren voor de federale overheid aangezien in het geval van overschrijding van de door de Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgelegde maximale steunintensiteit het Vlaamse Gewest instaat voor de terugvordering of de vermindering van de door haar verleende steun.

Dit door de Raad van State geformuleerde standpunt werd niet bijgetreden. De Minister van Financiën was immers van mening dat het samenwerkingsakkoord niet los kan gezien worden van de bij wet of decreet vastgelegde mogelijkheden om een dergelijke terugvordering of vermindering van de steun uit te voeren. Dit samenwerkingsakkoord wijzigt, beperkt of breidt deze bij wet vastgelegde modaliteiten niet uit, maar zorgt enkel voor een coördinatie tussen de federale en gewestelijke bepalingen.

Ter verduidelijking werd er verwezen naar de Vlaamse regelgeving die betrekking heeft op de strategische transformatiesteun, de enige vigerende Vlaamse steun waarbij een cumul potentieel tot een overschrijding van de maximale steunintensiteit kan leiden. Meer specifiek werd verwezen naar artikel 40 van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, en de artikelen 30 en 43 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot toekenning van strategische transformatiesteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest, waarbij de Vlaamse regelgever heeft voorzien in specifieke mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van deze steun.

Er werd eveneens verwezen naar de federale regelgeving, meer bepaald de artikelen 2758 en 2759, WIB 92, waarin dergelijke mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van de steun niet zijn voorzien. Een uitzondering hierop kan worden teruggevonden in artikel 2759, § 1, zesde lid, WIB 92, waarbij bij de berekening van het steunplafond wordt rekening gehouden met de door het gewest toegekende steun voor zover deze betrekking heeft op een andere investering dan de investering vermeld in het in artikel 2758, § 5, WIB 92 bedoelde formulier.

In de reactie op het voormeld advies werd vastgesteld dat door het ontbreken van mogelijkheden in de federale wetgeving om de steun te beperken of indien nodig terug te vorderen, ook zonder de bepaling opgenomen in artikel 6 van het voornoemde samenwerkingsakkoord van 3 april 2015, bij overschrijding van de maximale steunintensiteit, enkel het Vlaamse Gewest in staat is om de gecumuleerde steun te beperken door de door haar verleende steun te verminderen en indien nodig terug te vorderen.

Deze keuze van de wetgever om niet te voorzien in specifieke mogelijkheden tot terugvordering en inperking van de steun, werd verklaard door het feit dat de federale steun, in tegenstelling tot de voornoemde gewestelijke steun, automatisch wordt toegekend indien een werkgever zich binnen het toepassingsgebied van de artikelen 2758 of 2759, WIB 92, bevindt.

Door te voorzien in een verplicht samenwerkingsakkoord en behoudens de beperking van de steun bedoeld in artikel 2759, § 1, zesde lid, WIB 92, niet te voorzien in andere bepalingen die het mogelijk maken om de steun te beperken of terug te vorderen is het de wetgever en niet de akkoord sluitende partijen in het samenwerkingsakkoord die hebben bepaald dat de federale overheid steun verleent ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen.

Er werd bijgevolg geconcludeerd dat het financieel engagement van de federale overheid dus volgt uit de wet en niet uit het op 3 april 2015 gesloten samenwerkingsakkoord. Bijgevolg vereist artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen niet dat dit samenwerkingsakkoord bij wet moet worden bekrachtigd.

In het advies 60.636/3 van 10 januari 2017 van de Raad van State, werd echter aangegeven dat deze uitleg niet overtuigde. Het gegeven dat niet in mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van de steun is voorzien in de federale wetgeving, betekent volgens de afdeling Wetgeving van de Raad van State niet dat de federale overheid daartoe geen ad hoc-regeling zou kunnen uitwerken om gevolg te geven aan een beslissing van de Europese Commissie. De keuze dat de federale overheid steun verleent ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen, is volgens de afdeling Wetgeving van de Raad van State derhalve te situeren in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord, en niet in de wet van 15 mei 2014. Het samenwerkingsakkoord laat overigens niet de mogelijkheid aan de Vlaamse decreetgever of de federale wetgever om eenzijdig terug te komen op de gemaakte keuze (namelijk dat indien door de cumulatie van de door de federale overheid toegestane structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met een gewestelijke of lokale steunmaatregel, de maximale steunintensiteit of het maximale steunplafond wordt overschreden, de laatstgenoemde steunmaatregel geacht moet worden te zijn toegekend bovenop de eerstgenoemde steunmaatregel en dat het Vlaamse Gewest instaat voor de terugvordering of de vermindering van de laatstgenoemde steunmaatregel ten belope van de maximale steunintensiteit). Het betreft dus wel degelijk een financieel engagement van de federale overheid. De vaststelling dat het gaat om een samenwerkingsakkoord dat de Staat "zou (...) kunnen bezwaren" in de zin van artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, blijft dus volgens de afdeling wetgeving van Raad van State geldig.

Teneinde tegemoet te komen aan het advies van Raad van State, hebben de Federale Regering en de Vlaamse Regering besloten om het voormelde samenwerkingsakkoord aan te passen zodat dit samenwerkingsakkoord niet meer kan worden beschouwd als een samenwerkingsakkoord dat de Staat "zou (...) kunnen bezwaren" in de zin van artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. In functie hiervan zal het geviseerde zesde artikel van dit samenwerkingsakkoord worden vervangen, zodat uit dit artikel geen financieel engagement van de Federale Overheid of van het Vlaamse Gewest kan worden afgeleid.

Zo werd overeengekomen dat artikel 6 uit dit samenwerkingsakkoord op zulke wijze wordt aangepast dat in het geval van overschrijding van de maximale steunintensiteit of het steunplafond ten gevolge van een cumulatie van gewestelijke en federale steun en de Europese Commissie de terugvordering van deze steun zou verordenen, de Federale Overheid, indien zij hiervoor een wettelijke basis voor zou uitwerken, steeds de mogelijkheid zal hebben om een deel of het geheel van de door deze overheid verleende steun terug te vorderen. Ook het Vlaamse Gewest zal eveneens in alle gevallen de mogelijkheid behouden om het geheel van de door haar verleende steun terug te vorderen. Wel blijft het Vlaamse Gewest verantwoordelijk voor de coördinatie van de door de Europese Commissie verordende terugvordering en zal zij er dus op moeten toezien dat het door de Europese Commissie vooropgestelde bedrag dat moet worden teruggevorderd, wordt gerealiseerd.

Deze wijzigingen aan het samenwerkingsakkoord zullen met terugwerkende kracht worden ingevoerd. De invoering van dit artikel met terugwerkende kracht is verantwoord doordat dit artikel tot op heden nooit werd toegepast en wordt gemotiveerd door de wens om de maximale rechtszekerheid maximaal te garanderen voor de investeerders die gebruik maken van de in artikel 2758 en 2759, WIB 92, opgenomen steunmaatregel door de rechtsgrond van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde te herstellen.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 60.636/3 VAN 10 JANUARI 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT AANPASSING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 APRIL 2015 TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 16 VAN DE WET VAN 15 MEI 2014 HOUDENDE UITVOERING VAN HET PACT VOOR COMPETITIVITEIT, WERKGELEGENHEID EN RELANCE, WAT HET VLAAMSE GEWEST BETREFT, EN TOT VASTSTELLING VAN HET IN ARTIKEL 2758, § 5, VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992 BEDOELDE FORMULIER" Op 9 december 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot aanpassing van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 27 december 2016.

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Bruno Peeters, assessor, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 januari 2017. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot het uitbreiden van de afbakening van de steunzones rond Turnhout en Genk zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 april 2015 "tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde formulier", zodat ook percelen die geen deel uitmaken van bedrijventerreinen, maar waarop een erkende incubator of een bedrijvencentrum is gevestigd, of die deel uitmaken van een brownfieldconvenant, in aanmerking komen voor de steun (artikel 1 van het ontwerp). De formulieren inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone worden hieraan aangepast en de minister bevoegd voor Financiën wordt gemachtigd om die formulieren te wijzigen of te vervangen (artikelen 2 tot 4).

Het te nemen besluit treedt in werking de eerste dag van de maand na die waarin het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt (artikel 5, eerste lid). Artikel 1 is van toepassing op de investeringen waarvan de aanvang zoals bedoeld in artikel 2758, § 5, tweede lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), heeft plaatsgevonden na de datum van inwerkingtreding van het besluit (artikel 5).

Rechtsgrond 3. De rechtsgrond voor artikel 1 van het ontworpen besluit wordt gezocht in artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 "houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance". Overeenkomstig het laatste lid van dat artikel hebben de gewesten, zolang de toepassingsperiode van de steunzone niet is verlopen, binnen de beperkingen die zijn vastgelegd in het derde lid, de mogelijkheid om aan de minister bevoegd voor Financiën voor te stellen om de oorspronkelijke afbakening van een steunzone uit te breiden.

Uit het vijfde en zesde lid van de aanhef van het ontwerp en uit het verslag aan de Koning blijkt dat de ontworpen uitbreiding stoelt op een voorstel van het Vlaamse Gewest en in het zevende lid van de aanhef wordt gesteld dat de uitbreiding "niet tot gevolg heeft dat de voorwaarden van artikel 16, derde lid, van de wet van 15 mei 2014 (...) geschonden worden". Artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 biedt aldus in principe rechtsgrond.

In advies 57.263/3 van 20 april 2015 werd evenwel het volgende opgemerkt: "3.1. Overeenkomstig artikel 16, vierde lid, van de wet van 15 mei 2014 "houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance" worden de door de gewesten voorgestelde steunzones opgenomen in een koninklijk besluit en verdeeld in een A-groep en een B-groep, naargelang de steunzones - of delen ervan - al dan niet vallen binnen de steungebieden vermeld op de regionale steunkaart (1). Deze wetsbepaling biedt in beginsel rechtsgrond voor artikel 1 van het ontworpen besluit, alsook voor de bijlagen 2A, 2B, 3A en 3B (2).

Uit artikel 16, eerste lid, van de wet van 15 mei 2014 kan echter worden opgemaakt dat, vooraleer een steunzone kan worden afgebakend, een samenwerkingsakkoord moet worden gesloten tussen de federale overheid en het betrokken gewest. Aan de Raad van State werd een ondertekend exemplaar bezorgd van een dergelijk samenwerkingsakkoord dat op 3 april 2015 is gesloten tussen de federale overheid en het Vlaamse Gewest. Overeenkomstig artikel 17 van dat samenwerkingsakkoord treedt het in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

In artikel 16, eerste lid, van de wet van 15 mei 2014 wordt bepaald dat in het samenwerkingsakkoord "nadere afspraken worden gemaakt omtrent de mogelijkheid tot cumulatie van deze maatregel [d.i. de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing] met andere steunmaatregelen, het respecteren van de steunintensiteit overeenkomstig [verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 `waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard'] (3), de evaluatie en opvolging van deze maatregel en de termijn binnen dewelke de Koning de door dat gewest voorgestelde steunzones afbakent". In artikel 6 van het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 wordt bepaald dat indien door de cumulatie van de (door de federale overheid toegestane) structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met een gewestelijke of lokale steunmaatregel, de maximale steunintensiteit of het maximale steunplafond wordt overschreden, de laatstgenoemde steunmaatregel geacht moet worden te zijn toegekend bovenop de eerstgenoemde steunmaatregel en dat het gewest instaat voor de terugvordering of vermindering van de laatstgenoemde steunmaatregel ten belope van de maximale steunintensiteit.

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het gaat om een samenwerkingsakkoord dat "de Staat [zou] kunnen bezwaren", zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen' en waarvoor de instemming bij wet vereist is vooraleer dat samenwerkingsakkoord gevolg kan hebben. In het samenwerkingsakkoord engageert de federale overheid zich immers tot het toekennen van de steun ingevolge de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing, ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen, hetgeen een financiële last impliceert voor de federale overheid. Uit de verwevenheid van de federale wettelijke regeling inzake de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met de verplichting tot het sluiten van een samenwerkingsakkoord waarin afspraken worden gemaakt over de cumulatie van steunmaatregelen en de wijze waarop die afspraken zijn ingevuld, komt duidelijk naar voor dat de federale overheid door het sluiten van dat samenwerkingsakkoord financiële engagementen heeft opgenomen waarop zij niet meer eenzijdig kan terugkomen.

De conclusie is dat de instemming bij wet door de Kamer van volksvertegenwoordigers moet worden verleend met het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015, vooraleer de erin vervatte afspraken gevolg kunnen hebben (4). Dat betekent ook dat de regeling in het ontworpen besluit precair is zolang die instemming niet is verleend. De Raad van State adviseert dan ook om de uitvaardiging van het ontworpen besluit te verdagen tot een ontwerp van wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 is aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, uiteraard nadat het om advies is voorgelegd aan de Raad van State" (5).

In het verslag aan de Koning dat bij het ontwerp is gevoegd, wordt uitvoerig ingegaan op dat advies: "In [advies nr. 57.263/3 van 20 april 2015 van de Raad van State] werd vastgesteld dat de federale overheid middels het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 gesloten tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, een financieel engagement tot zich neemt, aangezien zij zich engageert tot het toekennen van de steun ingevolge de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing, ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen. Het advies stelde dat dit een financiële last zou impliceren voor de federale overheid aangezien in het geval van overschrijding van de door de Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgelegde maximale steunintensiteit het Vlaamse Gewest instaat voor de terugvordering of de vermindering van de door haar verleende steun.

Dit door de Raad van State geformuleerde standpunt werd niet bijgetreden. De Minister van Financiën was immers van mening dat het samenwerkingsakkoord niet los kan gezien worden van de bij wet of decreet vastgelegde mogelijkheden om een dergelijke terugvordering of vermindering van de steun uit te voeren. Dit samenwerkingsakkoord wijzigt, beperkt of breidt deze bij wet vastgelegde modaliteiten niet uit, maar zorgt enkel voor een coördinatie tussen de federale en gewestelijke bepalingen.

Ter verduidelijking werd er verwezen naar de Vlaamse regelgeving die betrekking heeft op de strategische transformatiesteun, de enige vigerende Vlaamse steun waarbij een cumul potentieel tot een overschrijding van de maximale steunintensiteit kan leiden. Meer specifiek werd verwezen naar artikel 40 van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, en de artikelen 30 en 43 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot toekenning van strategische transformatiesteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest, waarbij de Vlaamse regelgever heeft voorzien in specifieke mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van deze steun.

Er werd eveneens verwezen naar de federale regelgeving, meer bepaald de artikelen 275/8 en 275/9 WIB 92, waarin dergelijke mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van de steun niet zijn voorzien.

Een uitzondering hierop kan worden teruggevonden in artikel 275/9, § 1, zesde lid, WIB 92, waarbij bij de berekening van het steunplafond wordt rekening gehouden met de door het gewest toegekende steun voor zover deze betrekking heeft op een andere investering dan de investering vermeld in het in artikel 275/8, § 5, WIB 92 bedoelde formulier.

In de reactie op het voormeld advies werd vastgesteld dat door het ontbreken van mogelijkheden in de federale wetgeving om de steun te beperken of indien nodig terug te vorderen, ook zonder de bepaling opgenomen in artikel 6 van het voornoemde samenwerkingsakkoord van 3 april 2015, bij overschrijding van de maximale steunintensiteit, enkel het Vlaamse Gewest in staat is om de gecumuleerde steun te beperken door de door haar verleende steun te verminderen en indien nodig terug te vorderen.

Deze keuze van de wetgever om niet te voorzien in specifieke mogelijkheden tot terugvordering en inperking van de steun, werd verklaard door het feit dat de federale steun, in tegenstelling tot de voornoemde gewestelijke steun, automatisch wordt toegekend indien een werkgever zich binnen het toepassingsgebied van de artikelen 275/8 of 275/9. WIB 92, bevindt.

Door te voorzien in een verplicht samenwerkingsakkoord en behoudens de beperking van de steun bedoeld in artikel 275/9, § 1, zesde lid, WIB 92, niet te voorzien in andere bepalingen die het mogelijk maken om de steun te beperken of terug te vorderen is het de wetgever en niet de akkoordsluitende partijen in het samenwerkingsakkoord die hebben bepaald dat de federale overheid steun verleent ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen.

Er werd bijgevolg geconcludeerd dat het financieel engagement van de federale overheid dus volgt uit de wet en niet uit het op 3 april 2015 gesloten samenwerkingsakkoord. Bijgevolg vereist artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen niet dat dit samenwerkingsakkoord bij wet moet worden bekrachtigd.

In de reactie werd toen aangekondigd dat in functie van de procedure zal worden opgestart om het voornoemde samenwerkingsakkoord bij wet te bekrachtigen. Ondertussen werd evenwel bij de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen de maatregel op een ingrijpende wijze gewijzigd, waardoor het noodzakelijk werd om de onderhandelingen met de gewesten opnieuw op te starten, met het oog op het wijzigen van het voormelde samenwerkingsakkoord. Er is met de gewesten nog niet overeengekomen welke legistieke weg zal worden afgelegd bij de totstandkoming van deze samenwerkingsakkoorden. Een nieuw advies van de Raad van State waarin wordt teruggekomen op deze problematiek kan evenwel richtinggevend zijn voor [de] te volgen legistieke weg".

Die uitleg overtuigt niet. Het gegeven dat niet in mogelijkheden tot het beperken of het terugvorderen van de steun is voorzien in de federale wetgeving, betekent niet dat de federale overheid daartoe geen ad hoc-regeling zou kunnen uitwerken om gevolg te geven aan een beslissing van de Europese Commissie (6). De keuze dat de federale overheid steun verleent ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen, is derhalve te situeren in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord, en niet in de wet van 15 mei 2014. Het samenwerkingsakkoord laat overigens niet de mogelijkheid aan de Vlaamse decreetgever of de federale wetgever om eenzijdig terug te komen op de gemaakte keuze (namelijk dat indien door de cumulatie van de door de federale overheid toegestane structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met een gewestelijke of lokale steunmaatregel, de maximale steunintensiteit of het maximale steunplafond wordt overschreden, de laatstgenoemde steunmaatregel geacht moet worden te zijn toegekend bovenop de eerstgenoemde steunmaatregel en dat het Vlaamse Gewest instaat voor de terugvordering of de vermindering van de laatstgenoemde steunmaatregel ten belope van de maximale steunintensiteit). Het betreft dus wel degelijk een financieel engagement van de federale overheid. De vaststelling dat het gaat om een samenwerkingsakkoord dat de Staat "zou (...) kunnen bezwaren" in de zin van artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 "tot hervorming der instellingen", blijft dus geldig.

De conclusie is derhalve dat met het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 bij wet dient te worden ingestemd. In het verslag aan de Koning wordt vermeld dat met het Vlaamse Gewest onderhandeld wordt om het samenwerkingsakkoord aan te passen aan de wijziging van de regeling bij de wet van 18 december 2015. Zodra dat is gebeurd, zal het herwerkte samenwerkingsakkoord dan ook aan de wetgever ter instemming dienen te worden voorgelegd. 4. Voor de artikelen 2 tot 4 van het ontwerp kan rechtsgrond worden gevonden in artikel 2758, § 5, van het WIB 92, waarbij de Koning wordt gemachtigd het in die bepaling bedoelde formulier op te stellen. Onderzoek van de tekst Artikel 1 5. In de ontworpen bepalingen die artikel 1, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 april 2015 ten dele vervangen, wordt onder het tweede streepje telkens melding gemaakt van een besluit van de Vlaamse Regering "houdende subsidiëring van incubatoren".Ter wille van de rechtszekerheid dient de correcte datum van dat besluit te worden vermeld, namelijk 25 april 2014 (niet: 24 april 2014) (7).

De griffier, G. Verberckmoes.

De voorzitter, J. Baert. _______ Nota's (1) Voetnoot 1 uit het geciteerde advies: Overeenkomstig artikel 15, 6°, van de wet van 15 mei 2014 wordt onder "regionale steunkaart" verstaan "een kaart met steungebieden die op sociaal-economisch gebied achtergebleven zijn en beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in de door de Europese Commissie uitgevaardigde richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (Publicatieblad van 4 maart 2006, C 54 en 23 juli 2013, C 209).Deze steunkaart wordt samengesteld door de gewesten en heeft slechts uitwerking na publicatie in het Europees Publicatieblad". (2) Voetnoot 2 uit het geciteerde advies: De Raad van State beschikt evenwel niet over het vereiste feitelijke inzicht om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden voor de vaststelling van steunzones, onder meer inzake oppervlakte en bevolkingsaantal, die voorkomen in artikel 16 van de wet van 15 mei 2014.(3) Voetnoot 3 uit het geciteerde advies: In de wettekst wordt nog verwezen naar verordening (EG) nr.800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 "waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard", maar die verordening is ingetrokken bij verordening (EU) nr. 651/2014. (4) Voetnoot 4 uit het geciteerde advies: De parlementaire goedkeuring van de wet van 15 mei 2014 kan niet worden gezien als een instemming bij voorbaat met de samenwerkingsakkoorden die ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, ervan worden gesloten.De instemming met een samenwerkingsakkoord kan enkel worden verleend van zodra een samenwerkingsakkoord is gesloten en de inhoud ervan bekend is voor de Kamer van volksvertegenwoordigers. (5) Adv.RvS 57.263/3 van 20 april 2015 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 28 april 2015. (6) Zie bv.titel 4, hoofdstuk 5 ("Stelsel dat voorziet in de terugvordering van staatssteun die betrekking heeft op de belasting van de in artikel 185, § 2, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde overwinst"), van de programmawet van 25 december 2016. (7) Deze opmerking geldt ook voor het twaalfde lid van de aanhef van het ontwerp. 9 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 2015 en 18 december 2015;

Gelet op artikel 2758, § 5, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hersteld bij de wet van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de wetten van 24 maart 2015 en 18 december 2015;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2016;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 gesloten tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 4 april 2017;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 tot uitbreiding van de huidige zones in moeilijkheden : `ontwrichte zones' rond Genk en Turnhout;

Gelet op het voorstel van het Vlaamse Gewest gericht aan de minister bevoegd voor Financiën om de steunzones rond Genk en Turnhout uit te breiden, voorgelegd op 8 augustus 2016 en vervolledigd op 9 september 2016 en 19 september 2016 en 23 september 2016;

Overwegende dat deze uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de voorwaarden bedoeld in artikel 16, derde lid, van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance geschonden worden;

Overwegende de door het Vlaamse Gewest gemotiveerde verantwoording om deze steunzones uit te breiden, teneinde de getroffen streek rond Turnhout en Genk een nieuwe economische impuls te geven;

Overwegende de artikelen 1 tot 12, 13 tot 14 en 17 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Overwegende het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2011;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende subsidiëring van incubatoren;

Overwegende het besluit van 24 april 2015 van de Vlaamse Regering houdende de erkenning van de inventarisatie van de bedrijventerreinen op perceelsniveau in het Vlaamse Gewest als authentieke geografische gegevensbron;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 17 oktober 2016;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 9 december 2016;

Gelet op het advies nr. 60.636/3 van de Raad van State gegeven op 10 januari 2017 toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a)in § 1, eerste lid, worden de woorden "die is samengesteld uit de bedrijventerreinen, zoals afgebakend in de door het Agentschap Ondernemen van het Vlaams Gewest beheerde dataset bedrijventerreinen, die :" vervangen door de woorden : "die is samengesteld uit : - de bedrijventerreinen, zoals deze waren afgebakend op 1 mei 2015 in de door het Agentschap Innoveren en Ondernemen van het Vlaams Gewest beheerde dataset bedrijventerreinen; - de percelen waarop bij de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkende incubator is gevestigd zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende subsidiëring van incubatoren; - de percelen waarop bij de datum van inwerkingtreding van dit besluit een berdrijvencentrum is gevestigd waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit een subsidie werd toegekend krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen; - de percelen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit onderdeel uitmaken van een brownfieldconvenant zoals bedoeld in het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, waarvan de globale duur op deze datum niet is verstreken, die :"; b) in § 2, eerste lid, worden de woorden "die is samengesteld uit de bedrijventerreinen, zoals afgebakend in de door het Agentschap Ondernemen van het Vlaams Gewest beheerde dataset bedrijventerreinen, die :" vervangen door de woorden : "die is samengesteld uit : - de bedrijventerreinen, zoals deze waren afgebakend op 1 mei 2015 in de door het Agentschap Innoveren en Ondernemen van het Vlaams Gewest beheerde dataset bedrijventerreinen; - de percelen waarop bij de datum van inwerkingtreding van dit besluit een erkende incubator is gevestigd zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 houdende subsidiëring van incubatoren; - de percelen waarop bij de datum van inwerkingtreding van dit besluit een berdrijvencentrum is gevestigd waarvoor voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit een subsidie werd toegekend krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen; - de percelen die op datum van inwerkingtreding van dit besluit onderdeel uitmaken van een brownfieldconvenant zoals bedoeld in het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, waarvan de globale duur op deze datum niet is verstreken, Die :".

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "De bevoegdheid om het in bijlage 1 van dit besluit opgenomen "formulier inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone" te wijzigen of te vervangen wordt toegewezen aan de minister die bevoegd is voor Financiën of zijn gedelegeerde. Deze minister of zijn gedelegeerde bepaalt eveneens de modaliteiten met betrekking tot de indiening ervan.".

Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt het in bijlage 1 opgenomen "formulier inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone" vervangen door het "formulier inzake de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone" dat gevoegd is bij dit besluit.

Art. 4.In hetzelfde koninklijk besluit, worden de bijlagen "2A", "2B", "3A" en "3B" respectievelijk vervangen door de bijlagen "2A", "2B", "3A" en "3B", gevoegd bij dit besluit.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Artikel 1 is van toepassing op de investeringen, waarvan de aanvang zoals bedoeld in artikel 2758, § 5, tweede lid, WIB 92, heeft plaatsgevonden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 6.De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 april 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit 9 april 2017.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 9 april 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^