Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 december 1998
gepubliceerd op 24 december 1998

Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro

bron
ministerie van economische zaken
numac
1998011368
pub.
24/12/1998
prom.
09/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/09/1998011368/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro, inzonderheid op artikel 61;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de euro wordt ingevoerd op 1 januari 1999 en dat zo snel mogelijk de structuren en controlemiddelen moeten worden ingesteld die vereist zijn voor de goede toepassing van voormelde wet;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro, en opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de Minister van Economie, worden overgezonden aan de directeur-generaal van het Bestuur Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken.

Art. 2.De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel 61 van de wet, ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder, mogen niet lager zijn dan 1 000 frank en niet hoger dan 1 000 000 frank.

Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld waarbij het totale bedrag 2 000 000 frank niet mag overschrijden.

Art. 3.Vooraleer het voorstel tot betaling toe te zenden aan de overtreder wordt hem een afschrift van het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs en dit uiterlijk de dertigste dag na de datum van het proces-verbaal.

Art. 4.Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.

Art. 5.Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 4, eerste lid, wordt het proces-verbaal uiterlijk bij het verstrijken van die termijn overgezonden aan de procureur des Konings.

Art. 6.Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO

^