Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 februari 2020
gepubliceerd op 06 maart 2020

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 109/1 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat tot vaststelling van de modaliteiten en het bedrag van de geldboete alsook de beweegredenen die de vertraging rechtvaardigen bij het bezorgen van de rekeningen aan de minister van Begroting

bron
federale overheidsdienst beleid en ondersteuning
numac
2020040422
pub.
06/03/2020
prom.
09/02/2020
ELI
eli/besluit/2020/02/09/2020040422/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 109/1 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat tot vaststelling van de modaliteiten en het bedrag van de geldboete alsook de beweegredenen die de vertraging rechtvaardigen bij het bezorgen van de rekeningen aan de minister van Begroting


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, artikel 109/1;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 augustus 2019;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 oktober 2019;

Gelet op het advies 66.646/4 van de Raad van State, gegeven op 12 november 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de diensten bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

Art. 2.Het bedrag van de geldboete opgelegd aan de diensten bedoeld in artikel 1, in geval van vertraging bij de overlegging van hun rekeningen aan de minister van Begroting via hun toezichthoudende minister of, bij ontstentenis, via hun beheersorgaan, bedraagt 2.500 euro voor elke begonnen trimester vertraging.

Voor toepassing van de boete 1° start de periode van vertraging op de datum bepaald in artikel 109/1 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;2° eindigt de periode van vertraging de dag volgend op de dag waarop de dienst de rekeningen van het betreffende boekjaar aan de minister van Begroting overlegt via hun toezichthoudende minister of, bij ontstentenis, via hun beheersorgaan.

Art. 3.De minister van Begroting legt de boete op, op voorstel van het Directoraat-generaal Federale Accountant/Procurement, dat voorafgaandelijk de dienst die vertraging heeft bij de overlegging van de rekeningen oproept om de beweegredenen bedoeld in artikel 4, te horen of te ontvangen.

Art. 4.De beweegredenen die de vertraging rechtvaardigen, niet toe te schrijven aan de diensten, die het mogelijk maken om de geldboete niet toe te passen, zijn: 1° de overmacht;2° de vertraging bij de overzending van de rekeningen die te wijten is aan de toezichthoudende minister;3° het boekjaar van overgang, voor de dienst die voor de eerste keer zijn rekeningen dient over te maken, via hun toezichthoudende minister of, bij ontstentenis, beheersorgaan, aan de minister van Begroting.In dat geval zal er geen boete opgelegd worden voor het eerste trimester van vertraging bij het overleggen van de rekeningen.

Art. 5.De minister bevoegd voor Begroting wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 februari 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Begroting, D. CLARINVAL

^