Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2005
gepubliceerd op 17 februari 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203702
pub.
17/02/2005
prom.
09/01/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997 Wijziging en coördinatie van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders (Overeenkomst geregistreerd op 6 november 1998 onder het nummer 49408/CO/317) HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur

Artikel 1.Krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid wordt er een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewaking", "F.B.Z.B.", opgericht, dat hierna "het fonds" wordt genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1050 Brussel, Mercelisstraat 19, en de administratieve zetel is gevestigd te 3071 Erps-Kwerps, Engerstraat 87.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1. verschillende sociale voordelen te verlenen;2. de brugpensioenen te beheren;3. de verdeling en de uitbetaling van deze voordelen te verzekeren;4. rechtstreeks, in de plaats van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de wettelijke, sociale werkgeversbijdragen met betrekking tot het fonds te innen;5. alle verplichte, bijkomende bijdragen te innen, die het fonds toelaten bepaalde sociale voordelen uit te betalen;6. de lijsten van de arbeiders die in economische werkloosheid gesteld zijn en van bepaalde niet gereclasseerde arbeiders bij te houden en te beheren;7. alle taken uit te voeren die het zou worden toebedeeld door de sociale partners.

Art. 4.Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde duur. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten ressorteren, ongeacht of ze al dan niet een vergunning om te werken van de Minister van Binnenlandse Zaken hebben gekregen, en op hun loontrekkende arbeiders.

Onder "arbeiders" verstaat men : de arbeiders en de arbeidsters. HOOFDSTUK III. - Voordelen en begunstigden a. Syndicale premie Art.6. De arbeiders die aangesloten zijn bij een vakbond hebben recht op een jaarlijkse syndicale premie, vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". b. Brugpensioen Art.7. Wanneer een arbeider voldoet aan de toelatingsvoorwaarden hernomen in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de brugpensioenen, kan hij vragen om te genieten van de voordelen verbonden aan het brugpensioen.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". c. Vergoeding van de kosten voor syndicale vorming Art.8. Een forfaitaire vergoeding die bepaalde kosten gemaakt bij de syndicale vorming dekt, wordt jaarlijks overgemaakt aan de arbeiders die aangesloten zijn bij een syndicale organisatie.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". d. Buitengewone vakantietoetoelage Art.9. Een buitengewone vakantietoelage wordt jaarlijks aan de arbeiders toegekend.

Deze is gelijk aan 8,33 pct. van het jaarlijks bruto inkomen aan 100 pct. en gebaseerd op een referteperiode tussen 1 oktober van het voorgaande jaar en 30 september van het lopende jaar.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". e. Aanvullende werkloosheidsuitkering Art.10. Een aanvullende uitkering wordt toegekend aan de arbeiders die economisch werkloos zijn, ten belope van dertig dagen werkloosheid per jaar.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de voordelen en administratie

Art. 11.Behalve wat de brugpensioenuitkeringen betreft en de verschillende voordelen toegekend aan de niet gesyndiceerde arbeiders, zijn de nationale syndicale arbeidersorganisaties belast met de uitbetaling van de voordelen bepaald in de voorgaande artikelen.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door een huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.".

Art. 12.Het fonds neemt alle nodige administratieve maatregelen, opdat de sommen voor de uitbetaling van de verschillende voordelen ter beschikking gesteld worden van de betrokken nationale syndicale arbeiderscentrales, vanaf de zesde werkdag van de maand december.

Art. 13.Daartoe zullen de betrokken nationale syndicale arbeiderscentrales tegen uiterlijk 15 november het fonds een schriftelijk verzoek laten geworden onder vermelding van het voorschot dat zij wensen te ontvangen met het oog op de uitbetaling van de verschillende voordelen aan hun leden.

Desnoods kunnen de nationale syndicale arbeiderscentrales een bijkomend voorschot vragen.

Een definitieve afrekening zal door de nationale syndicale arbeiderscentrales aan het fonds worden toegestuurd, ten laatste tegen 15 februari van het volgende jaar.

Art. 14.Een vergoeding, bepaald door het huishoudelijk reglement afgekort "H.R.", wordt toegekend aan de representatieve syndicalearbeidersorganisaties, om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitbetaling van de verschillende voordelen voorzien in artikel 11, aan hun leden.

Het fonds zal op het geheel van de voordelen bestemd voor de niet-gesyndiceerde arbeiders, een vergoeding inhouden zoals bepaald in een huishoudelijk reglement "HR".

Art. 15.Bij het begin van het volgende jaar en nadat alle formulieren terug ontvangen werden vanwege de nationale syndicale arbeidersorganisaties, neemt het fonds het opstellen van een fiscale fiche met betrekking tot de buitengewone vakantietoelagen voor zijn rekening.

Art. 16.Het fonds is belast met het bijhouden van de lijsten van de arbeiders die in volledige werkloosheid zijn gesteld, ingevolge het verlies van commerciële contracten van meer dan 2 500 uren, en van deze in economische werkloosheid zijn gesteld.

De lijsten worden door het fonds ter beschikking van de werkgevers opgesteld.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.". HOOFDSTUK V. - Bedragen van de sociale werkgeversbijdragen verschuldigd aan het fonds en hun inning door het fonds

Art. 17.De werkgevers bedoeld in artikel 5 zijn ertoe gehouden sociale werkgeversbijdragen te betalen die speciaal bestemd zijn voor het fonds.

Deze bijdragen, die rechtstreeks aan het fonds moeten worden gestort, zijn bedoeld om de doelstellingen van het fonds te financieren.

Art. 18.Het totaal bedrag van de sociale werkgeversbijdragen verschuldigd aan het fonds door de werkgevers bedoeld in artikel 5, vertegenwoordigt 14,1 pct. van de totale loonmassa aan 100 pct. van de arbeiders.

Dit bedrag kan als volgt uitgesplitst worden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 19.Elke wijziging van de sociale werkgeversbijdragen bestemd voor het fonds, moet het voorwerp uitmaken van een beslissing genomen door de raad van bestuur van het fonds, bekrachtigd in het paritair subcomité.

Art. 20.Krachtens artikel 6, § 1, van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, moeten de werkgevers maandelijkse aanbetalingen doen.

Art. 21.Worden opgenomen in de sociale werkgeversbijdragen, de bijdragen voor bestaanszekerheid.

Art. 22.Vanaf het begin van het tweede kwartaal 1996 zijn de uiterste data waarop het fonds in het bezit moet zijn van de aanbetalingen op de sociale bijdragen : 1. voor het eerste kwartaal : 5 februari, 5 maart, 5 april en 30 april (saldo);2. voor het tweede kwartaal : 5 mei, 5 juni, 5 juli en 31 juli (niet uitstelbaar saldo);3. voor het derde kwartaal : 5 augustus, 5 september, 5 oktober en 31 oktober (saldo);4. voor het vierde kwartaal : 5 november, 5 december, 5 januari en 31 januari (saldo). De maandelijkse aanbetalingen zijn gelijk aan 30 pct. van de bijdragen verschuldigd voor het voorlaatste kwartaal.

Nochtans, voor wat betreft de werkgevers wier totale sociale zekerheidsbijdragen, verschuldigd voor het voorlaatste kwartaal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, niet hoger waren dan 250 000 BEF, blijven de kwartaalbijdragen van kracht en de bijdragen verschuldigd aan het fonds dienen aan dit laatste te worden overgemaakt ten laatste voor respectievelijk 30 april, 31 juli (niet uitstelbaar), 31 oktober en 31 januari.

Indien de werkgever voor het voorlaatste kwartaal geen enkele sociale werkgeversbijdrage verschuldigd was aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, bedraagt de maandelijkse aanbetaling 14 pct. van een forfaitair bedrag van 17 000 BEF per arbeider tewerkgesteld bij de bedoelde werkgever gedurende de voorgaande maand.

Art. 23.De werkgevers dienen het fonds, ten laatste voor de laatste werkdag van de maand volgend op het einde van elk kwartaal, en kopie van de R.S.Z.-aangifte en van het statistiekraam toe te sturen, met betrekking tot het afgelopen kwartaal. HOOFDSTUK VI. - Verhogingen en boete voor laattijdige betaling, inning

Art. 24.Zodra de data voorzien voor de storting van de aanbetalingen en saldo's van de sociale bijdragen aan het fonds, overschreden zijn, is de betrokken werkgever automatisch een boete verschuldigd.

Bij ontstentenis van de gehele betaling door deze laatste, binnen acht kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van een aangetekende kennisgeving door het fonds, en in toepassing van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, is een boete van 10 pct. van ambtswege invorderbaar, en betaalbaar in een keer.

De boete wordt berekend op de nog niet openstaande bedragen.

Art. 25.Anderzijds is er eveneens, in toepassing van artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, en van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers, een niet-terugbetaalbare verhoging, gelijk aan 0,583 pct. per maand verschuldigd op de openstaande bedragen en de verschuldigde boete.

Art. 26.De werkgever kan bijkomend uitstel vragen aan het fonds, door middel van een aangetekend schrijven bij de post, ter attentie van de beheerder van het fonds, minstens 15 dagen vóór een van de voorziene vervaldata.

In dit geval, en mits het akkoord van het fonds, zal de voorziene boete niet verschuldigd zijn door de werkgever; de verhogingen en interesten blijven echter verschuldigd.

Ter aflossing van de schulden van een werkgever aan het fonds, kan er door de betrokken werkgever een aflossingsplan aangevraagd worden.

Er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van het fonds om al dan niet een aflossingsplan voor de schulden toe te staan.

Indien er een aflossingsplan voor de schulden werd aanvaard door het fonds en de betrokken werkgever een van de voorziene vervaldata niet respecteert, is het geheel van de som verschuldigd aan het fonds onmiddellijk invorderbaar door dit laatste.

In dit geval, kan de betrokken werkgever, gedurende een periode van één jaar, geen ander aflossingsplan aanvragen.

Art. 27.Er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van het fonds om al dan niet uitstel te verlenen.

Art. 28.Welke faciliteiten of welk uitstel er ook maar door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden toegestaan aan de werkgevers of aan de sociale secretariaten, deze zijn in geen geval toegestaan voor de betaling van het deel van de sociale werkgeversbijdragen rechtstreeks bestemd voor het fonds.

Art. 29.In geval van akkoord van het fonds over het opstellen van een aflossingsplan voor de schulden, blijven de boete en de verhogingen en de interesten verschuldigd.

Art. 30.Wanneer een werkgever, ondanks alles, toch nog sociale werkgeversbijdragen verschuldigd blijft aan het fonds, zal de invordering van de schulden geschieden door tussenkomst van de bevoegde Arbeidsrechtbank.

In dit geval zullen de boete en de verhogingen en de interesten steeds opgeëist worden door het fonds.

Art. 31.Krachtens artikel 2 van de wet van 7 januari 1958 genieten de fondsen voor bestaanszekerheid van de rechtspersoonlijkheid.

Art. 32.De bedragen ontvangen door het fonds en die het geheel van de bijdragen door de werkgevers verschuldigd aan het fonds vertegenwoordigen, zullen door dit laatste als een goede huisvader beheerd worden.

Deze sommen zullen op de bank uitgezet worden, op rekeningen op korte, middellange en langere termijn, naargelang de voorziene data van uitgaven door het fonds.

Geen enkele andere belegging mag gedaan worden door het fonds.

Art. 33.Bij elke vergadering van de raad van bestuur, zal er aan de bestuurders een voorspelling met betrekking tot de termijnrekeningen overhandigd worden. HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling van de toelagen, verjaring en uitsluiting

Art. 34.In toepassing van artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, mag de uitbetaling van de toelagen in geen geval ondergeschikt zijn aan de betaling door één of meerdere werkgevers, van de sociale werkgeversbijdragen voorzien in artikel 4, 5° van diezelfde wet.

Art. 35.In toepassing van artikel 21, §§ 2 en 3 van dezelfde wet van 7 januari 1958, verjaart na drie jaar : 1° te rekenen vanaf de dag dat de bijdrage invorderbaar geworden is, de eis gericht tegen een werkgever, uit hoofde van de niet-betaling van deze bijdrage.2° te rekenen vanaf de dag dat de toelage moest worden uitbetaald, de eis van een begunstigde tegen het fonds.

Art. 36.In toepassing van artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, onverminderd de eventuele strafrechtelijke vervolgingen, kan uitgesloten worden van het voordeel van de toelagen uitgekeerd door het fonds, voor een duur die niet langer mag zijn dan dertien weken, of zesentwintig in geval van recidive, diegene die het voordeel van de hogergenoemde toelagen verkregen of proberen te verkrijgen heeft, hetzij door een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door het nalaten om een aangifte te doen, zoals vereist, hetzij door het voorleggen van een onjuist of vervalst document. HOOFDSTUK VIII. - Loonbeslagen

Art. 37.Het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R.", bepaalt de toepassingsmodaliteiten met betrekking tot de loonbeslagen. HOOFDSTUK IX. - Beheer

Art. 38.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die paritair is samengesteld uit 4 afgevaardigden van de werkgevers en 4 afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties (de "Christelijke Centrale voor Voeding en Diensten" en de "Algemene Centrale A.B.V.V."), wier mandaat bekrachtigd wordt door de algemene vergadering.

In afwachting van de bekrachtiging van de mandaten door de algemene vergadering, worden deze uitgeoefend ten voorlopigen titel.

Art. 39.Plaatsvervangende leden, twee aan de zijde van de representatieve werknemersorganisaties en twee aan de zijde van de werkgevers, vervangen dezen indien ze zelf verhinderd zijn.

Een effectief lid dat verhinderd is, zelfs tijdelijk, kan worden vervangen door om het even welke plaatsvervanger van zijn groep.

Art. 40.De afgevaardigden van de werkgevers en de afgevaardigden van de representatieve syndicale werknemersorganisaties, worden enkel en alleen en respectievelijk aangesteld aan de raad van bestuur en uit hun ambt ontzet door de groep waartoe ze behoren, en enkel door hun leden geaccrediteerd bij het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Art. 41.De bestuurders oefenen hun mandaat gratis uit voor een termijn van drie jaar.

Dit mandaat kan worden hernieuwd.

Er wordt slechts een einde aan gesteld vóór de normale vervaldag, door overlijden, ontslag of afzetting.

Een bestuurder kan op elk willekeurig moment ontslag aanbieden. Dat dient te gebeuren per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur.

Het wordt van kracht op het moment dat de voorzitter het aangetekend schrijven heeft ontvangen.

Wanneer het mandaat van een bestuurder voortijdig een eind neemt, wordt hij voorlopig vervangen door het plaatsvervangend lid van zijn groep, totdat in zijn vervanging is voorzien.

Art. 42.De raad van bestuur van het fonds kiest een voorzitter onder de bestuurders die de groep van de representatieve syndicale werknemersorganisaties vertegenwoordigen.

Er wordt een vice-voorzitter verkozen onder de bestuurders die de partronale groep vertegenwoordigen.

De mandaten van voorzitter en vice-voorzitter lopen over drie jaar; ze kunnen slechts eenmaal na elkaar vernieuwd worden.

Art. 43.Wanneer de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de raad van bestuur voorgezeten door de vice-voorzitter en, ingeval deze laatste afwezig is, door de oudste bestuurder.

Art. 44.De raad van bestuur vergadert in de loop van de maanden maart, juni en oktober van ieder jaar.

Art. 45.De raad van bestuur is slechts geldig vertegenwoordigd indien er minstens twee leden van elke groep aanwezig zijn.

Art. 46.De oproepingsbrieven, vergezeld van de dagorde, worden minstens 15 dagen op voorhand verstuurd.

Art. 47.Er kan steeds een raad van bestuur samengeroepen worden op andere data dan deze hierboven voorzien, op voorwaarde dat hierom verzocht wordt door de voorzitter, of aan deze laatste door twee bestuurders, ongeacht de groep waartoe ze behoren.

Art. 48.De raad van bestuur stelt een secretaris en een rapporteur aan, die leden zijn van een bewakingsonderneming vertegenwoordigd bij het fonds, en die niet bekleed zijn met een bestuurdersmandaat, en wier taak het is om de bestuurders op te roepen voor de vergaderingen, hetzij van de raden van bestuur, hetzij van de jaarlijkse algemene vergadering, om de verslagen van de vergaderingen op te stellen, deze vergaderingen voor te bereiden en erop toe te zien dat de verslagen van de vergaderingen ondertekend worden door de voorzitter en de bestuurders aanwezig tijdens de zittingen.

De mandaten van secretaris en rapporteur zijn voor onbepaalde duur.

Art. 49.Ingeval de secretaris of de rapporteur afwezig zou zijn op een van de vergaderingen, duidt de voorzitter tijdelijk een plaatsvervanger aan onder de bestuurders die aanwezig zijn op deze vergadering.

Art. 50.Op de raad van bestuur en de algemene vergadering worden de beslissingen genomen met eenparigheid van stemmen van de bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn.

Art. 51.Een stemming is slechts geldig indien zij gaat om een punt dat op de dagorde geplaatst werd.

Art. 52.Ingeval het quorum niet wordt bereikt bij een vergadering, moet er een tweede vergadering met dezelfde dagorde gehouden worden in de loop van de volgende maand.

Tijdens deze tweede vergadering kunnen de aanwezige leden geldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 53.De raad van bestuur heeft de meest uitgebreide bevoegdheden om alle handelingen van beheer, bestuur en beschikking waarin het fonds betrokken is te verrichten en om alle maatregelen te treffen teneinde de goede werking van het fonds te verzekeren.

Art. 54.Al wat bij de wet of bij de deze statuten niet is voorbehouden aan het paritair comité behoort tot de bevoegdheden van de raad van bestuur.

Art. 55.De raad van bestuur stelt een beheerder aan die lid is van één van de bewakingsondernemingen vertegenwoordigd bij het fonds; zijn mandaat is van een onbepaalde duur.

De functie van beheerder kan gecumuleerd worden met deze van secretaris van de raad van bestuur en deze van rapporteur van de algemene vergadering.

Art. 56.De beheerder mag niet bekleed zijn met een mandaat van bestuurder van het fonds.

Art. 57.De beheerder is belast met het geheel van de taken van het dagelijks bestuur van het fonds.

In deze zin en in het kader van onderhavige statuten, mag hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen die hij nodig acht om het geheel van het beheer van dit laatste tot een goed einde te brengen.

Art. 58.De beheerder valt alleen onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter van de raad van bestuur.

Hij is ten overstaan van deze laatste echter slechts verantwoording verschuldigd voor het goed beheer van het fonds, in het kader van de middelen te zijner beschikking en de richtlijnen die hem werden gegeven door de raad van bestuur van het fonds en door onderhavige statuten.

Art. 59.De raad van bestuur bekleedt de beheerder belasten met alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het goede beheer van het fonds, binnen de regels voorzien in de huidige statuten.

Art. 60.Voor alle andere akten dan die waarvoor de raad van bestuur de beheerder gemandateerd heeft, volstaat het, opdat het fonds geldig is vertegenwoordigd tegenover derden, de gezamenlijke handtekeningen aan te brengen van twee bestuurders, een van elke groep, zonder dat deze bestuurders een beslissing of machtiging moeten aantonen.

Alle akten van dagelijks bestuur worden ondertekend door de beheerder.

Art. 61.De documenten met betrekking tot het beheer van het fonds worden door de beheerder aan de raad van bestuur voorgelegd op elke vergadering of op eenvoudig verzoek van de voorzitter.

Alle betalingsopdrachten bij de bank, de post of andere zijn slechts geldig wanneer ze gezamenlijk ondertekend zijn door de voorzitter of, in diens afwezigheid, door de ondervoorzitter of, in diens afwezigheid, door een van de bestuurders, en door de beheerder.

Deze laatste mag echter alleen tekenen op de betalingsopdrachten van minder dan 60 000 BEF.

Art. 62.Het fonds zal een verzekering onderschrijven die de eventuele risico's moet dekken van het in gebreke blijven van een of meerdere werkgevers, in geval van faillissement.

Art. 63.Een forfait, onder de vorm van een beheersbijdrage, gelijk aan 1,5 pct. van het totaal bedrag van eenderd welke bijdragen ontvangen door het fonds, wordt toegekend aan de onderneming waarvan de beheerder afhangt, ter vergoeding van de verschillende onkosten die deze onderneming gemaakt heeft voor het beheer van het fonds.

Dit forfait wordt door het fonds gestort aan de onderneming is kwestie, per schijf, in de loop van de tweede week van de tweede maand volgend op het einde van elk kwartaal; een balans wordt opgemaakt bij het einde van het boekjaar.

Art. 64.De bestuurders en de beheerder zijn slechts aansprakelijk voor hun mandaat en dragen, ten opzichte van de verbintenissen van het fonds, geen enkele persoonlijke aansprakelijkheid uit hoofde van hun mandaat. HOOFDSTUK X. - Begroting en jaarrekeningen

Art. 65.Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 66.Elk jaar wordt in de loop van de maand maart een algemene vergadering samengeroepen om de rekeningen en de balans van het fonds van het voorgaande jaar te controleren.

Art. 67.De oproepingsbrieven, vergezeld van de dagorde, zullen ten minste 15 dagen op voorhand verstuurd worden.

Art. 68.Een bedrijfsrevisor of een accountant, van buiten het fonds, zal op voorhand aangesteld worden door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, om de juistheid van de rekeningen te controleren en er verslag van uit te brengen aan de leden van de algemene vergadering.

Art. 69.De algemene vergadering stelt een rapporteur aan, die niet bekleed is met een mandaat van bestuurder, wiens taak het is de bestuurders op te roepen voor elke jaarlijkse zitting van de algemene vergadering, het verslag op te stellen van de zitting, deze laatste voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de zitting ondertekend worden door alle leden die aanwezig zijn op deze zitting.

Art. 70.De functie van rapporteur is verenigbaar met die van beheerder van het fonds en van secretaris van de raad van bestuur.

Art. 71.Ingeval de rapporteur afwezig zou zijn tijdens de zitting van de algemene vergadering, zal deze laatste tijdelijk een vervanger aanduiden onder de leden aanwezig op deze zitting.

Art. 72.De persoon belast met de boekhouding van het fonds wordt uitgenodigd op de zitting van de algemene vergadering, teneinde de gepaste antwoorden te geven op de vragen die eventueel gesteld zouden worden door de leden van deze vergadering.

Art. 73.De begroting voor het volgende jaar wordt opgesteld door de persoon belast met de boekhouding van het fonds en zal, na akkoord van de beheerder, worden voorgelegd ter goedkeuring aan deze algemene vergadering.

Art. 74.De rekeningen en de balans worden jaarlijks voor eind juni neergelegd aan het paritair comité. HOOFDSTUK XI. - Ontbinding en vereffening

Art. 75.Het fonds kan enkel worden ontbonden ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd in het paritair comité.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt pas van kracht op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op een periode van zes maanden na de neerlegging ervan op de Griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art. 76.Wanneer de raad van bestuur van het fonds in de onmogelijkheid verkeert om zijn mandaat uit te oefenen, met name tengevolge van een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen drie maanden door de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten in gebreke gesteld, nadat hij hiervan behoorlijk en onmiddellijk op de hoogte werd gebracht door de voorzitter, per aangetekend schrijven bij de post.

Art. 77.Indien de raad van bestuur binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling nog steeds in dezelfde onmogelijkheid bevindt, wordt het fonds automatisch als ontbonden beschouwd.

Art. 78.Deze ontbinding wordt bevestigd door de voorzitter van het paritair comité en wordt van kracht op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de periode van negen maanden na de ingebrekestelling.

Art. 79.Het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten stelt de vereffenaars aan, bepaalt hun bevoegdheden en bezoldigingen en wijst de bestemming van het vermogen aan.

Art. 80.In geval van ontbinding van het fonds voor bestaanszekerheid, blijven de gekapitaliseerde bedragen die op een afzonderlijke rekening geplaatst werden en die exclusief bestemd zijn voor de uitbetalingen van de maandelijkse brugpensioenvergoedingen, eigendom van de bruggepensioneerde arbeiders, wier dossier aanvaard werd door het fonds, voor de ontbinding.

Deze maandelijkse brugpensioenuitkeringen zullen blijven berekend worden door de beheerder en zullen maandelijks gestort worden aan dearbeiders die reeds op brugpensioen waren op de datum van de ontbinding, volgens de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van de vereffenaars.

Art. 81.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en sorteert effect vanaf 1 januari 1997 met uitzondering van de verhoging ten gevolge van de herwaardering van de brugpensioenvergoedingen (0,10 pct.) zoals voorzien in artikel 18, dat in voege treedt op 1 januari 1998.

Ze kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Art. 82.Deze collectieve arbeidsovereenkomst annuleert en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomsten van 11 april 1996, geregistreerd onder het nummer 45029/CO/317, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 april 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 november 1999.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2005.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders"

Artikel 1.Er wordt een huishoudelijk reglement "H.R." opgesteld, in bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997.

Art. 2.Het huishoudelijk reglement maakt integraal deel uit van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bewaking", "F.B.Z.B." en heeft dezelfde legale kracht. HOOFDSTUK I. - Syndicale premie

Artikel 1.In overeenstemming met artikel 6 van de statuten van het fonds, hebben de arbeiders die aangesloten zijn bij een syndicale organisatie, recht op een jaarlijkse syndicale premie van 3 500 BEF. Deze premie wordt toegekend op basis van een twaalfde van het globale jaarlijkse bedrag voor elke maand dat de rechthebbende tewerkgesteld is in een onderneming uit de bewakingssector.

Art. 2.Een prestatie van 10 gewerkte of gelijkge-stelde dagen per maand geeft recht op 1/12e van de syndicale premie, afgerond op 290 BEF.

Art. 3.De rechthebbenden die op pensioen gaan in de loop van het boekjaar van het fonds, alsook de erfgenamen van de rechthebbenden die overleden zijn in de loop van hetzelfde boekjaar, hebben recht op het integrale bedrag hierboven vermeld, voorzover de betrokken arbeiders voldoen aan de toekenningsvoorwaarden, tot op de dag van hun pensionering of hun overlijden.

Art. 4.Om recht te hebben op de syndicale premie, moeten de arbeiders in de loop van het boekjaar, een maandelijks gemiddelde van ten minste 90 gewerkte of gelijkgestelde uren bereiken, bij één of meerdere werkgevers in de sector.

Art. 5.De uren tijdens dewelke de uitvoering van het arbeidscontract geschorst wordt, krachtens de artikelen 28, §§ 2, 4 en 30, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), worden beschouwd als uren die gelijkgesteld zijn met gewerkte uren.

Een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval of loopbaanonderbreking wordt echter maar gelijkgesteld ten belope van maximaal 300 dagen.

Art. 6.Het Fonds is niet belast met de aangifte aan de fiscale administratie van de sommen aldus verworven door de rechthebbenden. HOOFDSTUK II. - Brugpensioen

Art. 7.Om te kunnen genieten van de toekenning van het brugpensioen, dient de arbeider die aangesloten is bij een syndicale arbeidersorganisatie, zijn aanvraag in door tussenkomst van deze syndicale organisatie.

In hij niet gesyndiceerd is, dient hij de aanvraag rechtstreeks bij het fonds in.

Art. 8.Elke overname van anciënniteit, behoorlijk aangeduid op het arbeidscontract van de arbeider, komt in aanmerking voor het verwerven van het brugpensioen.

In dit geval zal een kopie van het arbeidscontract of een ander bewijsstuk bij de brugpensioenaanvraag gevoegd worden.

Art. 9.De arbeider die tijdens zijn tewerkstelling gewerkt heeft in een land dat deel uitmaakt van de Europese Gemeenschappen, moet, indien nodig, het bewijs voorleggen dat hij regelmatig bijdragen betaald heeft aan de officiële instelling voor sociale zekerheid in het betrokken land.

Art. 10.Voor de berekening van de verschuldigde vergoeding worden de dagen van werkonderbreking wegens ziekte, arbeidsongeval of loopbaanonderbreking gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen.

Art. 11.De maandelijkse brugpensioenvergoedingen worden pas door het fonds voor bestaanszekerheid uitbetaald vanaf de maand waarin het dossier vervolledigd wordt en het de goedkeuring gekregen heeft van het fonds en het betrokken werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Art. 12.De medische getuigschriften die een definitieve werkonbekwaamheid aantonen zijn niet toegelaten als rechtvaardiging van werkonderbreking.

Art. 13.De voorwaarden voor het toekennen van het conventioneel brugpensioen worden bij wet vastgelegd.

Indien er binnen de sector bijzondere voorwaarden toegestaan worden, dienen deze het voorwerp uit te maken van een collectieve arbeidsovereenkomst, bekrachtigd door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten en geratificeerd te worden door een koninklijk besluit.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient te bepalen welk het aanvullende bedrag is van de sociale werkgeversbijdragen die aan het fonds moeten worden gestort om de uitbetaling van deze brugpensioenvergoedingen mogelijk te maken.

De bijzondere voorwaarden binnen de sector zullen slechts van toepassing zijn voor het verkrijgen van het brugpensioen op het ogenblik dat de collectieve arbeidsovereenkomst neergelegd en geregistreerd is op de Griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Zij dienen eveneens gepubliceerd te worden in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK III. - Vergoeding van bepaalde kosten

Art. 14.Een forfaitaire vergoeding van 1 000 BEF wordt eveneens jaarlijks uitgekeerd aan de arbeiders die aangesloten zijn bij een syndicale arbeidersorganisatie, als vergoeding voor bepaalde kosten verbonden aan hun syndicale vorming. HOOFDSTUK IV. - Buitengewone vakantietoelage

Art. 15.Voor de berekening van de buitengewone vakantietoelage bedoeld in artikel 10 van de statuten van het fonds, worden de dagen van werkonderbreking omwille van ziekte, arbeidsongeval en loopbaanonderbreking, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen. HOOFDSTUK V. - Formulier

Art. 16.Elk jaar wordt door het fonds een formulier in drie exemplaren uitgegeven en ten laatste tegen 31 oktober blanco verdeeld aan elke werkgever.

Art. 17.De werkgever dient het fonds, ten laatste tegen 15 oktober, een schriftelijk verzoek toe te sturen met vermelding van het aantal formulieren dat hij nodig heeft.

Het aantal formulieren dient overeen te stemmen met het precieze aantal arbeiders die er recht op hebben.

Art. 18.Het model en de kleur van dit formulier wordt jaarlijks goedgekeurd, tijdens een vergadering van de raad van bestuur van het fonds die ten laatste voor het eind van de maand september dient te worden gehouden.

Art. 19.Het formulier bevat de volgende vakken : a. dat bestemd voor de gegevens van de arbeiders, b.dat bestemd voor de gegevens van de werkgever, namelijk zijn nummer van aansluiting bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het nummer van het bevoegd paritair comité, c. dat bestemd voor de referteperiode, d.dat bestemd voor het bedrag van de syndicale premie, e. dat bestemd voor de volledige berekening van de buitengewone vakantietoelage, f.dat bestemd voor het bedrag van de terugbetaling van de forfaitaire onkosten gemaakt voor syndicale vorming, g. dat bestemd voor het bedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding, h.dat bestemd voor diverse afhoudingen, i. dat bestemd voor de aanvullende werkloosheidsuitkering.

Art. 20.De vakken a, b, c, e, g, h en i dienen bijgevolg enkel ingevuld te worden door de werkgever voor alle betrokken arbeiders en vervolgens door hem aan deze laatsten uitgedeeld te worden, ten laatste tegelijkertijd met de lonen voor de maand november.

De vakken d en f moeten worden ingevuld door de syndicale organisaties, waarbij de arbeiders aangesloten zijn.

De kleur van het formulier zal elk jaar veranderd worden en beslist worden door de raad van bestuur.

Buiten de instructies voorzien door dit huishoudelijk reglement, is er op het formulier geen enkele verschuiving van een vak naar een ander, geen enkele bijkomende berekening, toevoeging of wijziging toegelaten.

Art. 21.Geen enkel formulier mag aan de arbeiders overhandigd worden vóór het ogenblik voorzien in artikel 20, eerste lid hierboven.

Art. 22.Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en krachtens anderzijds de wet van 8 december 1992 betreffende tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer mag het formulier met de bedragen in diverse bezoldigingen, evenals de persoonlijke inlichtingen, door de werkgever enkel aan elke arbeider persoonlijk of in een gesloten omslag overhandigd worden. Die werknemer zal dit formulier bezorgen aan de vakorganisatie waartoe hij behoort.

Art. 23.Geen enkele inzameling van formulieren door een derde is toegelaten, behalve wanneer hij beschikt over een handgeschreven volmacht van de betrokken arbeider, naar behoren gedateerd en ondertekend door deze laatste.

Art. 24.De arbeider overhandigt de luiken A en B van het formulier aan de syndicale arbeidersorganisatie waarbij hij aangesloten is.

Art. 25.De nationale syndicale arbeidersorganisaties zijn belast met de uitbetaling van alle voordelen vermeld op het formulier.

Art. 26.De arbeider ondertekent dit formulier "voor voldaan".

Art. 27.De niet-gesyndiceerde arbeiders sturen de luiken A en B van het formulier met de post rechtstreeks naar het administratief adres van het fonds, dat zal overgaan tot de uitbetaling van de voordelen die erop vermeld zijn aan de begunstigden. HOOFDSTUK VI. - Uitbetalingen en voorschotten

Art. 28.Geen enkele uitbetaling in de hand zal door het fonds gedaan worden aan de arbeiders.

Art. 29.De uitkeringen verschuldigd aan de gesyndiceerde en niet-gesyndiceerde arbeiders, zullen worden jaarlijks uitbetaald in de loop van de maand december, op de data die in de maand september worden bepaald door de raad van bestuur van het fonds.

De voorschotten bestemd voor de nationale syndicale arbeidersorganisaties en voorzien voor de uitbetaling van de voordelen vermeld op de formulieren zullen gestort worden op de bankrekeningen van deze laatste, op de datum die elk jaar vooropgesteld wordt door de raad van bestuur.

De syndicale organisaties zullen het fonds, tegen 15 november ten laatste, een verzoek toesturen met vermelding van het bedrag van het gewenste voorschot.

Er kunnen meerdere voorschotten gevraagd worden.

Een afrekening zal worden opgesteld in de loop van het volgend jaar. HOOFDSTUK VII. - Aanvullende werkloosheidsuitkering

Art. 30.Deze uitkering bedraagt 100 BEF en wordt toegekend aan de arbeiders die in economische werkloosheid gesteld worden, ten belope van maximum 30 gestempelde dagen per jaar.

Deze uitkering wordt vermeld op het formulier voor de buitengewone vakantietoelage en diverse premies.

Art. 31.De syndicale organisaties zijn belast met de uitbetaling van deze uitkering ten gunste van hun leden.

De vergoeding wordt terugbetaald aan de vakbondsorganisaties tegelijk met de buitengewone vakantie-uitkering.

Art. 32.De niet-gesyndiceerde arbeiders zullen de uitkering waarop zij eventueel recht hebben, ontvangen door tussenkomst van het fonds. HOOFDSTUK VIII. - Administratie

Art. 33.Om de administratieve kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitbetaling aan de leden van de uitkeringen vermeld op het formulier van de buitengewone vakantietoelage, zal de syndicale organisatie van het fonds een vergoeding ontvangen van 150 BEF per arbeider.

Art. 34.Zo ook zal het fonds op het totaal van de voordelen bestemd voor de niet-gesyndiceerde arbeiders, een som van 150 BEF afhouden indien deze voordelen niet meer bedragen dan 20 000 BEF; boven deze som zal de afhouding 300 BEF bedragen.

Art. 35.Om het fonds toe te laten de lijst bij te houden van de niet-gereclasseerde arbeiders ten gevolge van het verlies van commerciële contracten van meer dan 2 500 uren, zal elke werkgever de lijst van de betrokken arbeiders overmaken aan het fonds, van zodra dergelijke verliezen van contracten voorvallen.

Zo zal er ook tegen 31 oktober van elk jaar een lijst naar het fonds verstuurd worden met de arbeiders die in economische werkloosheid gesteld zijn.

Deze lijsten zullen door de werkgevers geconsulteerd worden vooraleer er arbeiders in dienst worden genomen.

Art. 36.Deze lijsten zullen de namen, voornamen en volledige adressen bevatten van de betrokken arbeiders, evenals de laatste functie die zij in hun onderneming hebben uitgeoefend. HOOFDSTUK IX. - Loonbeslagen

Art. 37.Daar de formulieren bestemd voor de buitengewone vakantietoelagen enerzijds enkel door de werkgevers worden ingevuld, en het fonds voor bestaanszekerheid anderzijds het bedrag niet kent van de sommen en uitkeringen betreffende de arbeiders tewerkgesteld in de ondernemingen van de sector, zal het fonds, bij ontvangst van een betekening van loonbeslag ten laste van een arbeider, de ontvangen aangifte van beslag onder aangetekende omslag per post terugsturen, binnen de wettelijke termijn van vijftien dagen, zoals voorzien door artikel 164, § 5, van het koninklijk besluit in uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelasting.

Deze aangifte zal in ieder geval de onmogelijkheid van het fonds om aan het beslag te voldoen meedelen.

Het fonds zal er echter de inlichtingen in vermelden waarover het beschikt, de naam van de maatschappij waar de betrokken arbeider deel van uitmaakt, alsook een kopie van de brief die hij aan de betrokken werkgever richt, met betrekking tot het beslag.

Art. 38.De betrokken werkgever moet met het voornoemde beslag rekening houden bij het opstellen van de afrekening die op het einde van het jaar moet verschijnen op het blanco formulier uitgegeven door het fonds, en voldoen aan de nodige afhoudingen, alsook aan de betaling ervan.

Art. 39.De werkgever zal een overzicht bezorgen aan het fonds, dat hem de aldus afgehouden bedragen zal vergoeden. HOOFDSTUK X. - Beheer

Art. 40.De mandaten van de effectieve bestuurders vernoemd in artikel 38 van de statuten zijn als volgt verdeeld : A. Afgevaardigden van de werkgevers : - Groep Securitas : 2 mandaten; - G.M.I.C. Security : 1 mandaat; - Securis/Securair : 1 mandaat B. Afgevaardigden van de vakbonden : - De Algemene Centrale-A.B.V.V. : 2 mandaten; - Christelijke Centrale voeding en diensten (C.C.V.D.) : 2 mandaten.

Art. 41.De mandaten van de plaatsvervangende bestuurders vernoemd in artikel 39 van de statuten zijn als volgt verdeeld : A. Afgevaardigden van de werkgevers : - Baron Security : 1 mandaat; - G.M.I.C. Security : 1 mandaat.

B. Afgevaardigden van de vakbonden : - De Algemene Centrale-A.B.V.V. : 1 mandaat; - Christelijke Centrale voeding en diensten (C.C.V.D.) : 1 mandaat.

Art. 42.De nominatieve verdeling van de bestuursmandaten op naam is de volgende : A. Zijn benoemd tot effectieve bestuurders, in de hoedanigheid van patronale afgevaardigden : De heren Marc DE BERNARDIN ("Groep Securitas"), Erwin DREESEN ("Securis, Securair"), Stéphane GILLES ("Groep Securitas"), Yves GODIN ("G.M.I.C. Security").

B. Zijn benoemd tot plaatsvervangende bestuurders, in de hoedanigheid van patronale afgevaardigden : De heren André MINSIER ("Baron Security"), Johan BOETS ("G.M.I.C. Security").

C. Zijn benoemd tot effectieve bestuurders, in de hoedanigheid van vakbondsafgevaardigden : De heren Vincent ANCORA (C.C.V.D.), Koen MAERTENS (A.B.V.V.), Louis DE PRINS (C.C.V.D.), Dan PLAUM (A.B.V.V.).

D. Zijn benoemd tot plaatsvervangende bestuurders, in de hoedanigheid van vakbondsafgevaardigden : De heer Eric DELECLUYSE (C.C.V.D.), Mevr. Caroline COPERS (A.B.V.V.).

E. Is benoemd tot voorzitter : De heer Dan PLAUM (A.B.V.V.).

F. Is benoemd tot vice-voorzitter : De heer Yves GODIN (Initial G.M.I.C. Security).

G. Is benoemd tot beheerder : De heer André GERARDY (Groep Securitas).

H. Is benoemd tot secretaris van de raad van bestuur : De heer André GERARDY (Groep Securitas).

I. Is benoemd tot rapporteur van de algemene vergadering : De heer André GERARDY (Groep Securitas).

J. Zijn benoemd tot auditeurs : De heer Guy DE VOS (A.B.V.V.) De Heer Marc OP DE BEEK (C.C.V.D.).

K. Is benoemd tot accountant : De heer Jos CAPELLE (Fiduciaire LERMINIAUX).

Art. 43.Dit huishoudelijk reglement, afgekort "H.R." is opgesteld voor onbepaalde duur, en annuleert alle mogelijke voorgaande teksten, die vóór 1 januari 1997 van kracht waren binnen het fonds voor bestaanszekerheid.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^