Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2013
gepubliceerd op 12 april 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie betreffende de wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 - Sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012207293
pub.
12/04/2013
prom.
09/01/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie betreffende de wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 - Sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 - Sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 Wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 - Sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN (Overeenkomst geregistreerd op 22 december 2011 onder het nummer 107524/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie. § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de arbeiders en arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze overeenkomst houdt de uitvoering in van artikel 6 van de collectieve overeenkomst van 10 oktober 2011 betreffende het nationaal akkoord 2011-2012. HOOFDSTUK III. - Doelstelling

Art. 3.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot uiteindelijke doelstelling de invoering te bewerkstelligen van een sociaal sectoraal pensioenstelsel, conform de toepasselijke wettelijke bepalingen ten voordele van de in artikel 1 bedoelde arbeiders ten bedrage van 1 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Vanaf 1 januari 2006 wordt de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,30 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Vanaf 1 juli 2006 wordt de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,36 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Vanaf 1 januari 2008 wordt de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,46 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Vanaf 1 januari 2012 wordt de bijdrage om de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te verzekeren bepaald op 1,70 pct. van hun bruto jaarwedden waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan. § 2. Deze bijdrage zal worden aangewend ter financiering van enerzijds de pensioentoezegging en anderzijds de solidariteitstoezegging, zoals bepaald in artikel 9.

De invoering van de solidariteitstoezegging zal bij afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gebeuren die in het bijzonder zal omvatten de inhoud van de solidariteitstoezegging, de aanduiding van de rechtspersoon die met de uitvoering van de solidariteitstoezegging wordt gelast, het solidariteitsreglement, alsook de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging. HOOFDSTUK IV. - Aansluitingsvoorwaarden

Art. 4.Alle arbeiders bedoeld in artikel 1 die op 1 januari 2002 of op elke latere datum met de werkgevers verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard van deze overeenkomst, worden ambtshalve aangesloten bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de inrichter

Art. 5.Bij beslissing van het paritair subcomité van 23 april 2002 wordt het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens," opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 1968 algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 maart 1969, als inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel aangeduid. HOOFDSTUK VI. - Aanduiding van de pensioeninstelling

Art. 6.Als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel zal uitvoeren, wordt AXA Belgium NV met maatschappelijke zetel te 1170 Brussel, Vorstlaan 25, aangeduid.

De beheersregels van het sectoraal pensioenstelsel worden vastgelegd in een pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij en integraal deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Toezichtscomité

Art. 7.Er wordt een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de arbeiders vertegenwoordigen aan wie de pensioentoezegging werd gedaan, en die door de inrichter worden aangeduid, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers, die eveneens door de inrichter worden aangeduid.

Dit toezichtscomité ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het "transparantieverslag" bedoeld in artikel 8 en de "verklaring inzake de beleggingsbeginselen" bedoeld in artikel 7, § 2 van het pensioenreglement nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK VIII. - Transparantieverslag

Art. 8.De pensioeninstelling stelt jaarlijks een "transparantieverslag" op, zijnde een verslag over het beheer van de pensioentoezegging dat volgende informatie bevat : 1. de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen hierin;2. de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3. het rendement van de beleggingen;4. de kostenstructuur;5. de winstdeling. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter, die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de arbeiders bedoeld in artikel 1, alsook aan de gewezen arbeiders die nog steeds actuele of uitgestelde rechten genieten overeenkomstig het als bijlage opgenomen pensioenreglement. HOOFDSTUK IX. - Bijdrage

Art. 9.§ 1. De jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht en dit met ingang van 1 januari 2002.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht. § 2. Van deze jaarlijkse bijdrage wordt tot en met 31 december 2010 95 pct. aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging, en 5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging.

Vanaf 1 januari 2011 wordt 95,5 pct. van deze jaarlijkse bijdrage aangewend voor de financiering van de pensioentoezegging en 4,5 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging. § 3. Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt, is gehouden tot de betaling van deze bijdrage dewelke geïntegreerd is in de globale bijdrage die trimestrieel verschuldigd is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel over aan de inrichter.

Vervolgens maakt de inrichter het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de pensioentoezegging over aan de pensioeninstelling en het gedeelte van de bijdrage bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging aan de rechtspersoon die met de uitvoering van de solidariteitstoezegging is gelast. § 4. De fiscale en parafiscale lasten op de bijdrage zijn niet in de bijdrage begrepen en zijn ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK X. - Uitbetaling van de voordelen

Art. 10.§ 1. De voordelen voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel zijn betaalbaar ingeval van pensionering, vervroegde pensionering, brugpensionering vanaf de leeftijd van 60 jaar of overlijden van de arbeider vóór zijn pensionering, zoals voorzien in het als bijlage opgenomen pensioenreglement. § 2. De modaliteiten en procedure van uitbetaling van de voordelen van het sectoraal pensioenstelsel worden bepaald in het pensioenreglement opgenomen als bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XI. - Uittreding

Art. 11.De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld overeenkomstig de bepalingen vermeld in het als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen pensioenreglement. HOOFDSTUK XII. - Gewaarborgd minimumrendement

Art. 12.De aangeslotene, in zoverre deze voldoet aan de voorwaarden in artikel 4, heeft bij zijn uittreding, pensionering of opheffing van het sectoraal pensioenstelsel recht op de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. HOOFDSTUK XIII. - Duur van de overeenkomst

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011 wijzigt en coördineert de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 (geregistreerd op 3 maart 2011 onder nr. 103312/CO/149.01), ter wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2007 (geregistreerd op 8 november 2007 onder nr. 85660/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 juli 2010 - Belgisch Staatsblad van 2 september 2010), ter opheffing en vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 2006 tot instelling van een sectoraal pensioenstelsel (geregistreerd op 23 juni 2006 onder nr. 80142/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 april 2007 - Belgisch Staatsblad van 23 mei 2007), ter opheffing en vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2004 tot instelling van een sectoraal pensioenstelsel (geregistreerd op 18 februari 2005 onder nr. 73936/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 september 2005 - Belgisch Staatsblad van 7 december 2005), gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2005, ter opheffing en vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002 houdende invoering van een sectoraal pensioenstelsel (geregistreerd op 20 februari 2003 onder nr. 65540/CO/149.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 december 2003 - Belgisch Staatsblad van 4 maart 2004), zoals gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2004 (geregistreerd op 15 april 2004 onder nr. 70724/CO/149.01).

Zij treedt in werking op 1 januari 2012 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan worden opgezegd bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie mits inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.

Art. 14.De opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ingeval een van de ondertekenende partijen het vraagt, kan slechts gebeuren indien het paritair subcomité beslist het sectoraal pensioenstelsel op te heffen.

De beslissing tot opheffing van het sectoraal pensioenstelsel is slechts geldig wanneer zij met 80 pct. van de stemmen van de in het paritair subcomité benoemde gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en 80 pct. van de stemmen van de in het paritair subcomité benoemde gewone of plaatsvervangende leden die de arbeiders vertegenwoordigen, wordt aanvaard.

Art. 15.De gevolgen van opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het aanvullend pensioen voor de arbeiders worden in het pensioenreglement bepaald, dat als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen.

Art. 16.De nietigheid of de onafdwingbaarheid van één der bepalingen van deze overeenkomst brengt de geldigheid of de afdwingbaarheid van de overige bepalingen niet in het gedrang.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 - Sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN Wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 Sociaal sectoraal pensioen ten gunste van de arbeiders van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) Sociaal sectoraal pensioenreglement HOOFDSTUK I. - Instelling Afdeling 1. - Voorwerp

Artikel 1.§ 1. Het hierna volgende pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01).

Dit reglement omvat de rechten en verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, van de pensioeninstelling, de aansluitingsvoorwaarden, alsook de regels inzake de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Dit reglement is onderworpen aan de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en iedere latere wijziging die de dwingende bepalingen van deze wet vervangt en/of aanvult.

Het is eveneens onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. Afdeling 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt verstaan onder : 2.1. Aanvullend pensioen Het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensionering, of de daarmee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 2.2. Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. 2.3. Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging. 2.4. Inrichter Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens" daartoe aangeduid bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) van 23 april 2002. 2.5. Werkgever Elke werkgever die arbeiders tewerkstelt vallende onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. 2.6. Aangeslotene De arbeider die behoort tot de categorie van het personeel waarvoor de inrichter het pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet, alsook de gewezen arbeider die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement. 2.7. Arbeider Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt onder arbeider verstaan zowel de arbeider, als de arbeidster. 2.8. Pensioeninstelling AXA Belgium, naamloze vennootschap van verzekeringen toegelaten onder het nr. 0039 voor de verzekeringsverrichtingen leven en niet-leven (koninklijk besluit van 4 juli 1979, Belgisch Staatsblad van 14 juli 1979), met maatschappelijke zetel gevestigd te 1170 Brussel, Vorstlaan 25. Aangeduid als pensioeninstelling die het sectoraal pensioenstelsel uitvoert overeenkomstig artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. 2.9. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de arbeider geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever bedoeld in 2.5. 2.10. Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat. 2.11. Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig het pensioenreglement. 2.12. Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd van de aangeslotene is op 65 jaar vastgesteld.

Blijft de aangeslotene in dienst van een werkgever na de leeftijd van 65 jaar dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd. De einddatum wordt vastgelegd op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene.

Voor de arbeiders die toetreden tot het plan na de leeftijd van 65 jaar wordt de pensioenleeftijd vastgesteld op leeftijd die de aangeslotene zal hebben op de eerste verjaardag volgend op zijn aansluiting. Blijft de aangeslotene in dienst na deze pensioenleeftijd, dan wordt de pensioenleeftijd telkenmale met één jaar verdaagd.

De vervroegde pensioenleeftijd van de aangeslotene is de leeftijd van de aangeslotene op het ogenblik van zijn pensionering vóór zijn 65 jaar, met dien verstande dat de vervroegde pensioenleeftijd zich niet kan situeren vóór de 60-jarige leeftijd van de aangeslotene.

De brugpensioenleeftijd van de aangeslotene is de leeftijd van de aangeslotene op het ogenblik van zijn brugpensionering conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen gesloten binnen het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01). 2.13. Individuele rekening De binnen de pensioeninstelling per aangeslotene voorziene rekening waarop de premie per actieve aangeslotene wordt gestort. 2.14. Premievrijmaking Bij stopzetting van de premiebetaling wordt de individuele rekening premievrij gemaakt.

Onder de premievrijmaking van de individuele rekening wordt verstaan dat de individuele rekening blijft voortduren voor de premievrije waarde. Deze premievrije waarde is gelijk aan de prestaties die verzekerd blijven zonder dat nog een premie wordt betaald. 2.15. Tarief De door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen neergelegd bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het kader van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. 2.16. Financieringsfonds Collectieve reserve die in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelsel bij de pensioeninstelling wordt gevestigd. Afdeling 3. - Toezichtscomité

Art. 3.Overeenkomstig artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, wordt er een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de arbeiders vertegenwoordigen aan wie de pensioentoezegging werd gedaan, en die door de inrichter worden aangeduid, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers die eveneens door de inrichter worden aangeduid.

Dit toezichtscomité ziet toe op de uitvoering van de pensioentoezegging en wordt in het bezit gesteld van het transparantieverslag, zoals bedoeld in artikel 7, § 1 van dit pensioenreglement en de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 7, § 2, nog vóór de mededeling ervan aan de inrichter. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichter, van de werkgever, van de aangeslotene en van de pensioeninstelling Afdeling 1. - Verplichtingen van de inrichter

Art. 4.§ 1. Algemeen De inrichter verbindt zich ten aanzien van de aangeslotenen alle inspanningen te doen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. § 2. Betaling van de bijdrage aan de pensioeninstelling De jaarlijkse bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel bedraagt, overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN : 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht vanaf 1 januari 2002.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Deze bijdrage is geïntegreerd in de globale bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die de werkgevers trimestrieel zijn verschuldigd.

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de bijdrage over aan de inrichter bij wijze van maandelijkse voorschotten.

Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de bijdrage van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel maakt de inrichter 95,5 pct. van deze bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.

Na de jaarlijkse berekening van de premie, zoals gedefinieerd in artikel 10, § 2 betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo van de bijdrage. § 3. Mededeling van gegevens aan de pensioeninstelling De pensioeninstelling is enkel tot de uitvoering van haar verplichtingen jegens de aangeslotene gehouden, voor zover zij vanwege de inrichter de volgende gegevens ontvangt : 1° naam, voorna(a)m(en), adres, geboortedatum, taalstelsel, geslacht, burgerlijke staat en rijksregisternummer van de aangeslotene;2° data van in- en uitdiensttreding van een arbeider in/uit de sector;3° het bedrag van de bruto jaarwedde, zoals bepaald in artikel 9;4° alle andere gegevens die voor de pensioeninstelling nodig zijn voor de goede uitvoering van haar verplichtingen. Elke wijziging die zich voordoet met betrekking tot deze gegevens wordt door de inrichter tegen 1 juli volgend op de wijziging of op het ogenblik dat de pensioeninstelling erom verzoekt aan de pensioeninstelling meegedeeld. Bij gebreke hieraan voert de pensioeninstelling haar verbintenissen uit op basis van de in haar bezit zijnde gegevens. § 4. Informatie aan de aangeslotene 4.1. De inrichter bezorgt aan de aangeslotene op diens eenvoudig verzoek het jaarlijks transparantieverslag bedoeld in artikel 7, § 1, alsook de tekst van het pensioenreglement.

Daarenboven verstrekt de inrichter aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers op eenvoudig verzoek de verklaring inzake de beleggingsbeginselen bedoeld in artikel 7, § 2, evenals de jaarrekening en het jaarverslag van de pensioeninstelling bedoeld in artikel 7, § 3. 4.2. De inrichter verbindt zich ertoe om ten voordele van de aangeslotenen een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, dit pensioenreglement en andere elementen die van belang zijn in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze helpdesk staat ter beschikking van de aangeslotenen.

De concrete vraagstellingen van de aangeslotenen in verband met het sociaal sectoraal pensioenstelsel zullen in eerste instantie door de medewerker bedoeld in het voorgaande lid worden beantwoord. Indien deze medewerker de vraag van de aangeslotene onmogelijk zelf kan beantwoorden, zal hij hierover de pensioeninstelling contacteren.

Bij overlijden nemen de begunstigden contact op met de helpdesk, die het dossier zal vervolledigen om het nadien door te spelen aan de pensioeninstelling, die waakt over de uitbetaling. Afdeling 2. - Verplichtingen van de werkgever

Art. 5.§ 1. Betaling van de bijdrage Overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, stort de werkgever met ingang vanaf 1 januari 2002 aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel, waarvan het totale jaarlijkse bedrag per actieve aangeslotene is vastgesteld op 1 pct. van zijn bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2006 bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 juli 2006 bepaald op 1,36 pc. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2008 bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers wordt vanaf 1 januari 2012 bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde van de aangeslotene waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Vanaf 1 januari 2005 zal de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 pct. die door de werkgevers verschuldigd is op de stortingen die bedoeld zijn ter aanvulling van een wettelijk rust- of overlevingspensioen, tegelijk worden ingehouden met de bijdrage van 1 pct.. Het bedrag is dus gelijk aan 1,084 pct. van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de bijdrage bepaald op 1,30 pct., dewelke dus op 1,41 pct. van de bruto jaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de bijdrage bepaald op 1,36 pct., dewelke dus op 1,47 pct. van de bruto jaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Aangezien de verhoging van de bijdrage voor het jaar 2006 slechts efffectief zal worden geïnd vanaf 1 april 2006, wordt vanaf 1 april 2006 tot 31 december 2006 een bijdrage geïnd van 1,44 pct., dewelke dus op 1,56 pct. van de bruto jaarbezoldiging komt van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Met ingang van 1 januari 2008 wordt de bijdrage bepaald op 1,46 pct. dewelke dus op 1,58 pct. komt van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Met ingang van 1 januari 2012 wordt de bijdrage bepaald op 1,70 pct. dewelke dus op 1,84 pct. komt van de bruto jaarbezoldiging van de actieve aangeslotene waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden gedaan.

Deze bijdrage voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel is geïntegreerd in de globale bijdrage die trimestrieel aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is verschuldigd. § 2. Mededeling van gegevens aan de inrichter De werkgever is ertoe gehouden aan de inrichter, op diens eenvoudig verzoek, alle nodige gegevens en inlichtingen mee te delen die deze laatste nodig acht voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. Afdeling 3. - Verplichtingen van de aangeslotene

Art. 6.§ 1. Algemeen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van dit pensioenreglement. § 2. Mededeling van inlichtingen en gegevens De aangeslotene machtigt de inrichter en de werkgever alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn voor de opmaak en de uitvoering van de individuele rekeningen.

In voorkomend geval verstrekt de aangeslotene of bij overlijden van de aangeslotene, de begunstigde(n) aan de inrichter op zijn eenvoudig verzoek de gegevens die nodig zouden zijn voor de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 4. - Verplichtingen van de pensioeninstelling

Art. 7.§ 1. Jaarlijks transparantieverslag De pensioeninstelling stelt jaarlijks een transparantieverslag op omtrent het beheer van de pensioentoezegging dat volgende informatie bevat : 1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen hierin;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° de winstdeling. Dit transparantieverslag wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotene. § 2. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen De pensioeninstelling stelt een schriftelijke verklaring op met de beginselen van haar beleggingsbeleid. Zij herziet deze verklaring tenminste om de drie jaar en onverwijld na elke belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid.

Deze verklaring omvat de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de pensioenverplichtingen.

De verklaring inzake de beleggingsbeginselen wordt ter beschikking gesteld van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers. § 3. Jaarrekening en jaarverslag van de pensioeninstelling De pensioeninstelling houdt haar jaarrekening en jaarverslag ter beschikking van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen, hun rechthebbenden of hun vertegenwoordigers. § 4. Jaarlijkse aanpassing van de individuele rekeningen Per 1 augustus van elk jaar gaat de pensioeninstelling over tot de aanpassing van de individuele rekeningen van de aangeslotenen op basis van de gegevens die de pensioeninstelling op dat ogenblik van de inrichter heeft ontvangen. § 5. Informatie aan de aangeslotenen 5.1. De jaarlijkse pensioenfiche Jaarlijks bezorgt de inrichter aan elke aangeslotene, met uitzondering van de rentegenieters, een pensioenfiche waarop de volgende gegevens worden vermeld : 1° het bedrag van de verworven reserves met vermelding van het bedrag dat overeenstemt met de waarborgen bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;2° het bedrag van de verworven prestaties en de datum waarop deze opeisbaar zijn;3° de variabele elementen waarmee bij de berekening van de bedragen onder 1° en 2° wordt rekening gehouden;4° het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar;5° het actuele financieringsniveau van de verworven reserves en van de waarborg bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;6° het bedrag van de winstdeling toegekend aan de individuele rekening, zoals bepaald in artikel 13;7° eventuele andere gegevens, zoals deze met gemeenschappelijk akkoord van het toezichts-comité en van de pensioeninstelling zijn bepaald. Minstens om de 5 jaar deelt de inrichter aan alle aangeslotenen vanaf de leeftijd van 45 jaar aan de hand van de jaarlijkse pensioenfiche eveneens het bedrag van de te verwachten brutorente, zonder indexering en zonder overdraagbaarheid, op de pensioenleeftijd mee. Voor wat betreft de actieve arbeiders, wordt er hierbij van uitgegaan dat de huidige premies verder worden gestort. Voor de gewezen arbeiders worden de verworven reserves gekapitaliseerd aan de minimale rentevoet conform de bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

Deze mededeling geldt niet als kennisgeving van een recht op een aanvullend pensioen. 5.2. Informatie bij uittreding van de aangeslotene Na de mededeling van de uittreding van een aangeslotene aan de pensioeninstelling deelt deze laatste aan de betrokken aangeslotene de gegevens mee zoals voorzien in 1.4. van artikel 16, § 1 (het bedrag van de verworven reserves en van de verworven prestaties, de keuzemogelijkheden van de aangeslotene). § 6. Uitbetaling van de voordelen Na ontvangst van de aanvragen tot uitbetaling van de gewaarborgde prestaties gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van het verschuldigde bruto bedrag van de uitkeringen, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in de artikelen 14 en 15, alsook van het netto.

De pensioeninstelling staat in voor het verrichten van de fiscale en sociale inhoudingen op de uitkeringen, voor de uitbetaling van de nettobedragen aan de aangeslotenen of aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1. van artikel 14, evenals voor de opstelling van de verschillende aangiftes. HOOFDSTUK III. - Beschrijving van het sociaal sectoraal pensioenstelsel Afdeling 1. - Aansluiting

Art. 8.§ 1. Verplichte aansluiting De aansluiting bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel is verplicht voor alle arbeiders in dienst bij een werkgever, bedoeld in 2.5. van artikel 2, op 1 januari 2002, of later, en dit ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst. § 2. Ogenblik van de aansluiting De aansluiting heeft plaats op de eerste dag van de maand waarop de arbeider aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet en ten vroegste op 1 januari 2002. § 3. Arbeiders die in dienst blijven na de leeftijd van 65 jaar De arbeiders die na hun 65ste in dienst blijven van een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2 blijven bij het aanvullend pensioenplan aangesloten en kunnen aanspraak maken op verworven reserves en prestaties voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 12, § 1. Afdeling 2. - Gewaarborgde prestaties

Art. 9.Het huidig pensioenreglement waarborgt, in aanvulling op de wettelijke sociale zekerheidsregeling inzake pensioen, een voordeel betaalbaar : - aan de aangeslotene, in leven op de pensioenleeftijd; - aan de begunstigde(n) bedoeld in 2.2.1. van artikel 14, in geval van overlijden van de aangeslotene vóór de pensioenleeftijd. Afdeling 3. - Bijdrage

Art. 10.§ 1. Overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, bedraagt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel per arbeider 1 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht vanaf 1 januari 2002.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,30 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,36 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2008 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,46 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

Met ingang van 1 januari 2012 wordt de jaarlijkse bijdrage aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel bepaald op 1,70 pct. van de bruto jaarwedde waarop inhoudingen voor Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht.

De werkgever is gehouden tot de betaling van deze bijdrage die geïntegreerd is in de globale bijdrage die trimestrieel aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is verschuldigd. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt deze bijdrage bij wijze van maandelijkse voorschotten over aan de inrichter.

Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid maakt de inrichter 95,5 pct. van de bijdrage over aan de pensioeninstelling ter financiering van de pensioentoezegging bij wijze van maandelijkse voorschotten.

De pensioeninstelling stort deze voorschotten in het financieringsfonds. § 2. Op basis van de gegevens meegedeeld door de inrichter berekent de pensioeninstelling per 1 augustus van elk jaar de jaarlijkse premie met bettrekking tot het voorgaande jaar voor elke actieve aangeslotene overeenkomstig de volgende formules : Premie = 95,5 pct. x 1 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005.

Premie = 95,5 pct. x 1,30 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2006.

Premie = 95,5 pct. x 1,36 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2007.

Premie = 95,5 pct. x 1,46 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011.

Premie = 95,5 pct. x 1,70 pct. (W x 1,08) voor de weddes en de eindejaarspremie die betrekking hebben op de periode vanaf 1 januari 2012. waarbij : W : de som van de maandelijkse brutowedden en de eventuele eindejaarspremie van het kalenderjaar waarop inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden verricht W x 0,08 : het vakantiegeld Deze premie wordt vermeerderd met de intrest voortvloeiende uit de kapitalisatie van de premie aan de rentevoet voorzien in het tarief bedoeld in 2.15. van artikel 2.

Aangezien de premie betreffende het jaar J per 1 augustus van het jaar J+1 op de individuele rekening van de actieve aangeslotene wordt geplaatst, wordt een correctie toegepast teneinde een intrestverlies voor de aangeslotene te vermijden.

Aldus zal voor deze correctie de individuele premie met een intrest worden vermeerderd, die als volgt wordt berekend : IP van het 1ste kwartaal : jaarlijkse intrest x 16/12 IP van het 2e kwartaal : jaarlijkse intrest x 13/12 IP van het 3e kwartaal : jaarlijkse intrest x 10/12 IP van het 4e kwartaal en de eindejaarspremie : jaarlijkse intrest x 7/12 waarbij : IP = individuele premie Er wordt immers vanuit gegaan dat de premies ieder kwartaal dienen te worden gestort, c.q. op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 31 december.

Deze premie, vermeerderd met de intrest bedoeld in het voorgaande lid, wordt uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening van de actieve aangeslotene geplaatst.

Indien de som van de voorschotten vermeerderd met de toegekende intresten kleiner is dan deze premie, betaalt de inrichter aan de pensioeninstelling het saldo. Afdeling 4. - Verzekeringscombinatie

Art. 11.De jaarlijkse pensioenpremies worden aangewend als opeenvolgende koopsommen voor een verzekeringsbewerking van het type "uitgesteld kapitaal met terugbetaling van het spaartegoed" dat voorziet in de uitkering van een kapitaal bij leven op de pensioenleeftijd of van een kapitaal gelijk aan de theoretische afkoopwaarde bij overlijden vóór de pensioenleeftijd.

De verzekerde prestaties evolueren in functie van de gestorte premies en van de tarificatie van kracht op het ogenblik dat de premie op de individuele rekening wordt gestort.

De technische rentevoet vervat in het tarief bedoeld in 2.15. van artikel 2 bedraagt 3,35 pct. op jaarbasis op de stortingen die gebeuren vanaf 1 januari 2008. Deze technische rentevoet wordt gewijzigd in geval van wijziging van de reglementering terzake.

In dat geval zal de technische rentevoet die werd aangepast aan de reglementering van toepassing zijn op de stortingen die gebeuren vanaf de inwerkingtreding van deze reglementering. De reserves opgebouwd op de individuele rekeningen van de aangeslotenen vóór 1 januari 2008 blijven genieten van de technische rentevoet die gewaarborgd werd en die op datum van ondertekening van deze overeenkomst 3,25 pct. bedraagt. De inrichter zal over iedere tariefwijziging worden ingelicht. Afdeling 5. - Verworven reserves en verworven prestaties

Art. 12.§ 1. Verworven rechten 1.1. Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties dient de aangeslotene gedurende een al dan niet onderbroken periode van 12 maanden bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel te zijn aangesloten.

Indien aan deze minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op het ogenblik van de uittreding, de vervroegde pensionering of de brugpensionering van de aangeslotene wordt de individuele rekening premievrij gemaakt. 1.2. Indien een arbeider na zijn uittreding of zijn brugpensioen uit het sectoraal pensioenstelsel, al dan niet onmiddellijk, opnieuw als arbeider bij een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2 wordt tewerkgesteld, wordt, om te bepalen of aan de minimale aansluitingstermijn is voldaan, rekening gehouden met het geheel van de tewerkstellingsperiodes bij de betrokken werkgevers.

Telkenmale dat de arbeider na zijn uittreding of zijn brugpensioen opnieuw bij een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2 wordt tewerkgesteld, wordt de individuele rekening die ingevolge de uittreding premievrij werd gemaakt, terug in werking gesteld. 1.3. Indien aan de minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op het ogenblik van het pensioen of het vervroegd pensioen van de arbeider die eerder was uitgetreden of zijn brugpensioen heeft genomen, worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening in het financieringsfonds, bedoeld in artikel 17, gestort.

Indien aan de minimale aansluitingstermijn niet is voldaan op het ogenblik van het pensioen of het vervroegd pensioen voor een arbeider tewerkgesteld bij een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2 dan worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening aan de aangeslotene uitgekeerd.

Bij overlijden vóór de pensioenleeftijd worden de opgebouwde reserves op de individuele rekening aan de begunstigde(n) uitgekeerd. 1.4. Indien een arbeider, nadat aan hem de krachtens dit pensioenreglement gewaarborgde prestaties werden uitgekeerd ingevolge zijn (vervroegde) pensionering, brugpensionering of nadat zijn verworven reserves werden overgedragen conform artikel 16 ten gevolge van zijn uittreding, opnieuw in dienst treedt bij een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2, dan wordt hij als een nieuwe aangeslotene beschouwd, en dient deze om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties overeenkomstig het huidig pensioenreglement, opnieuw te voldoen aan de minimale aansluitingstermijn bedoeld in 1.1. van dit artikel. § 2. Individuele rekening De individuele rekening geeft geen recht op voorschotten, noch op pandgevingen.

Evenmin kan de uitbetaling van de individuele rekening worden opgevraagd zolang de aangeslotene in dienst is van een werkgever bedoeld in 2.5. van artikel 2. § 3. Gewaarborgd minimumrendement De aangeslotene, in zoverre deze voldoet aan de voorwaarden voorzien in § 1 van dit artikel, heeft bij zijn uittreding, pensionering of bij de opheffing van het sectoraal pensioenstelsel recht op de in toepassing van de wet van 28 april 2003, betreffende de aanvullende pensioenen en hun fiscaal stelsel alsook dat van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, gewaarborgde minimumbedragen.

Indien zich op het ogenblik van de uittreding, de pensionering of de opheffing van het sectoraal pensioenstelsel zich een tekort zou voordoen ten opzichte van de gewaarborgde minimumbedragen bedoeld in de voorgaande leden, zal de pensioeninstelling, of in laatste instantie de inrichter, deze tekorten aanzuiveren.

Deze verplichting van de pensioeninstelling tot aanzuivering van de tekorten geldt niet, indien deze tekorten te wijten zijn aan de niet-betaling van de maandelijkse voorschotten en de jaarlijkse bijdragen door de inrichter.

Deze verplichting wordt overgenomen door de inrichter op het ogenblik dat een andere pensioeninstelling bij collectieve arbeidsovereenkomst met de uitvoering van het sectoraal pensioenstelsel werd gelast, doch zonder dat de reserves naar een andere pensioeninstelling werden overgedragen. Afdeling 6. - Winstdeling

Art. 13.Er wordt een winstdeling toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst.

De inrichter stelt de aangeslotenen aan de hand van de pensioenfiche jaarlijks in kennis van het bedrag van de door hen verworven winstdeling. Afdeling 7. - Uitbetalingvorm en uitbetaling van de voordelen

Art. 14.§ 1. Uitbetalingsvorm van de voordelen 1.1. Zowel het voordeel bij leven, als het voordeel bij overlijden worden in kapitaal uitbetaald. 1.2. De aangeslotene, of in geval van overlijden, zijn rechthebbende(n) heeft (hebben) evenwel het recht om de omvorming van het kapitaal in een rente te vragen. 1.3. Van het recht om een uitkering in rente in plaats van in kapitaal te vragen wordt de aangeslotene door de inrichter in kennis gesteld 2 maanden vóór de pensionering.

In geval van vervroegde pensionering van de aangeslotene brengt de inrichter de aangeslotene van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken nadat de inrichter door de aangeslotene van de vervroegde pensionering op de hoogte is gebracht.

In geval van overlijden van de aangeslotene vóór het bereiken van de pensioenleeftijd brengt de inrichter de begunstigde(n) van dit recht op de hoogte binnen de 2 weken nadat de inrichter door de begunstigde(n) van het overlijden schriftelijk in kennis werd gesteld. 1.4. De omvorming in rente is evenwel niet mogelijk indien het jaarlijks bedrag van de te betalen rente niet meer bedraagt dan 500,00 EUR. Dit bedrag van 500,00 EUR wordt geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen. 1.5. Opdat de uitkering in rente zou gebeuren, dient (dienen) de aangeslotene of de begunstigde(n) de keuze voor een uitkering in rente aan te duiden op het aangifteformulier, zoals voorzien in 2.1.5. en 2.2.5. van dit artikel.

Bij gebreke aan deze schriftelijke aanduiding van keuze gebeurt de uitkering aan de aangeslotene of aan de begunstigde(n) in kapitaal. § 2. Uitbetaling van de voordelen 2.1. Uitbetaling van de voordelen bij leven 2.1.1. Op de normale pensioenleeftijd en op de vervroegde pensioenleeftijd Om van het voordeel bij leven op de normale pensioenleeftijd of op de vervroegde pensioenleeftijd te kunnen genieten dient de aangeslotene het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, aan de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart; - een fotokopie van de aanvraag van het (vervroegd) pensioen. 2.1.2. Op de brugpensioenleeftijd Om van het voordeel bij leven te kunnen genieten ingevolge de brugpensionering van de aangeslotene conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen, gesloten binnen het Paritair Subcomité voor elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01), dient de aangeslotene het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, over te maken aan de inrichter. Hierbij voegt de aangeslotene tevens volgende documenten : - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart; - een fotokopie van het formulier C4 - brugpensioen.

Vanaf 1 januari 2010 zijn de voordelen van het sectoraal aanvullend pensioen in ieder geval slechts ten vroegste betaalbaar vanaf de leeftijd van 60 jaar. 2.1.3. Van zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij dit formulier, na ondertekening en eventuele aanvulling, samen met de betrokken documenten over aan de pensioeninstelling.

Hierbij deelt de inrichter tevens de gegevens betreffende de ontbrekende kwartalen mee, voor zover deze gekend zijn. 2.1.4. Na de ontvangst van het formulier, de bijhorende documenten en de kwartaalgegevens gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de premies op basis van de raming bepaald in artikel 15.

De bijkomende premies nodig voor de opbouw van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening geplaatst. 2.1.5. De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de voordelen aan de aangeslotene volgens de aanduiding van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente.

De pensioeninstelling bezorgt aan de aangeslotene een vereffeningsafrekening met de vermelding van de bruto en netto-bedragen van het kapitaal of van de rente, alsook van de fiscale en parafiscale inhoudingen die door de pensioeninstelling worden verricht.

Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling de inrichter in kennis van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. 2.2. Uitbetaling van de voordelen bij overlijden 2.2.1. In geval van overlijden van de aangeslotene vóór het bereiken van de pensioenleeftijd, worden, ongeacht de oorzaak, de omstandigheden of de plaats van het overlijden, de prestaties uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende rangorde : 1. de noch uit de echt, noch van tafel van bed gescheiden echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner van de aangeslotene;2. bij ontstentenis van deze echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende partner, aan de natuurlijke persoon of personen die de aangeslotene heeft aangeduid op het formulier "Aanduiding van begunstigde" te bekomen bij de inrichter.Dit formulier dient de aangeslotene, na invulling en ondertekening, bij aangetekend schrijven, aan de pensioeninstelling over te maken;

De schriftelijke aanvaarding van de begunstiging door de betrokken persoon heeft tot gevolg dat de begunstiging niet meer kan worden herroepen, behalve in geval van aanvaarding door de echtgeno(o)t(e).

In zoverre er geen schriftelijke aanvaarding van begunstiging is, kan de aanduiding van de begunstigde worden herroepen. Deze herroeping dient volgens dezelfde procedure als hoger vermeld te worden gedaan, behalve indien de aangeslotene in het huwelijk treedt in welk geval de herroeping automatisch gebeurt; 3. bij ontstentenis, aan de kinderen van de aangeslotene, per gelijke delen;is een kind van de aangeslotene vooroverleden, dan komt het aandeel van dat kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen; bij ontstentenis, per gelijke delen onder de andere kinderen van de aangeslotene; het kind is degene waarvan de verwantschap ten opzichte van zijn rechtsvoorganger rechtsgeldig is vastgesteld, en dit ongeacht de wijze van vaststelling van de verwantschap; 4. bij ontstentenis, aan de ouders van de aangeslotene, per gelijke delen, bij ontstentenis aan één van hen, aan de overlevende;5. bij ontstentenis, aan de grootouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan de overlevende; 6. bij ontstentenis, aan de broers en de zusters van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van één van hen, aan zijn of haar kinderen; bij ontstentenis daaraan, aan de andere broers of zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; 7. bij ontstentenis, aan de andere wettige erfgenamen van de aangeslotene, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat;8. bij ontstentenis van de voormelde begunstigde(n) worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. 2.2.2. Opdat de pensioeninstelling tot de uitkering zou kunnen overgaan, dient de begunstigde(n) het aangifteformulier, ingevuld en ondertekend, aan de inrichter over te maken, vergezeld van de volgende documenten : - een uittreksel uit de overlijdensakte; - een recto verso fotokopie van de identiteitskaart van de begunstigde(n) en van het document waarop de inhoud van de elektronische identiteitskaart wordt vermeld; - een fotokopie van de S.I.S.-kaart van de begunstigde(n); - een akte van bekendheid die de hoedanigheid en de rechten van de begunstigde(n) vermeldt; indien geen aanwijzing bij naam van de begunstigde(n) gebeurde en de begunstigde niet de langstlevende echtgeno(o)t(e) is; voor zover de inrichter de informatie van deze documenten al niet in zijn bezit had.

De pensioeninstelling kan aan de begunstigde(n) desgevallend bijkomende documenten vragen die zij nodig heeft om tot de uitkering te kunnen overgaan.

Indien de voordelen bij overlijden niet binnen de 3 jaar na het overlijden van de aangeslotene door de rechthebbende(n) worden opgevraagd, worden deze voordelen in het financieringsfonds gestort.

Van zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij dit formulier samen met de betrokken documenten over aan de pensioeninstelling.

Hierbij deelt de inrichter tevens de gegevens betreffende de ontbrekende kwartalen mee, voor zover deze gekend zijn. 2.2.3. Na de ontvangst van het formulier, de bijhorende documenten en de kwartaalgegevens gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de premies op basis van de raming bepaald in artikel 15.

De bijkomende premies nodig voor de opbouw van de uitkering worden uit het financieringsfonds geput en op de individuele rekening geplaatst. 2.2.4. De pensioeninstelling gaat over tot de uitbetaling van de voordelen aan de begunstigde(n) volgens de aanduiding van zijn keuze voor een uitkering in kapitaal, dan wel in rente.

De pensioeninstelling bezorgt aan de begunstigde(n) een vereffeningsafrekening met de vermelding van de bruto- en nettobedragen van het kapitaal of van de rente, alsook de fiscale en de parafiscale inhoudingen die door de pensioeninstelling worden verricht.

Eénmaal per maand stelt de pensioeninstelling de inrichter in kennis van de uitbetalingen verricht in de voorgaande maand. Afdeling 8. - Berekening van de premie op het ogenblik van de

uitbetaling van de voordelen

Art. 15.§ 1. Indien de loongegevens betreffende maximaal vier kwartalen voorafgaand aan de (vervroegde) pensionering, de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene door de inrichter niet aan de pensioeninstelling kunnen worden meegedeeld, gebeurt de berekening van de premie op basis van een geraamde brutowedde overeenkomstig de volgende formule : - brutowedde voor de ontbrekende kwartalen : n x laatst gekende kwartalen x i1 / i0 waarbij : n : het aantal ontbrekende kwartalen (gebroken getal, 2 decimalen) i1 : de gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan de (vervroegde) pensionering, de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene i0 : de gezondheidsindex van de laatste maand van het laatst gekende kwartaal De nog op de individuele rekening te storten premie wordt berekend door toepassing van de formule bepaald in artikel 10, § 2 op de aldus geraamde brutowedde. § 2. Indien de loongegevens betreffende meer dan vier kwartalen voorafgaand aan de (vervroegde) pensionering, de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene ontbreken, neemt de inrichter alle nodige maatregelen om de ontbrekende gegevens te bekomen en deze mee te delen aan de pensioeninstelling. Afdeling 9. - Uittreding

Art. 16.§ 1. Procedure 1.1. De aangeslotene stelt de inrichter schriftelijk in kennis van zijn uittreding. 1.2. Trimestrieel deelt de inrichter de uittredingen mee aan de pensioeninstelling, samen met de gegevens nodig voor de berekening van de verworven rechten. 1.3. Binnen de 30 dagen na deze mededeling door de inrichter, deelt de pensioeninstelling aan de inrichter volgende gegevens mee : 1. het bedrag van de verworven reserves, eventueel aangevuld tot het bedrag van de minimumwaarborg, zoals vermeld in artikel 12, § 3;2. het bedrag van de verworven prestaties; 3. de verschillende keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt, zoals bepaald in punt 1.4. van dit artikel.

De inrichter stelt de aangeslotene hiervan onmiddellijk in kennis. 1.4. Binnen de 30 dagen na de mededeling van deze gegevens dient de aangeslotene de inrichter schriftelijk mee te delen welke van de hiernavermelde keuzemogelijkheden in verband met zijn verworven reserves - eventueel aangevuld tot het bedrag van de minimumwaarborg, zoals vermeld in artikel 12, § 3, hij wenst uit te oefenen : 1) behoud bij de pensioeninstelling;2) overdracht naar de pensioeninstelling van de nieuwe inrichter, voor zover hij bij de pensioentoezegging van die inrichter wordt aangesloten;3) overdracht naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten volgens de regels vastgesteld door de Koning beperkt. Indien de aangeslotene de termijn van 30 dagen heeft laten verstrijken, wordt hij geacht te hebben gekozen voor de mogelijkheid vermeld in punt 1.

Evenwel kan de aangeslotene, na het verstrijken van deze termijn van 30 dagen, ten allen tijde alsnog vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in punten 2) en 3). § 2. Overdracht van de verworven reserves 2.1. Wanneer de aangeslotene opteert voor de overdracht van zijn verworven reserves, voert de pensioeninstelling deze overdracht uit binnen een maand na de mededeling van zijn keuze. 2.2. De overdracht van de verworven reserves door de pensioeninstelling gebeurt in twee fases : - overdracht van de verworven reserves op basis van de premies gestort op de individuele rekening binnen de maand na de ontvangst door de pensioeninstelling van het verzoek van de aangeslotene om zijn verworven reserves over te dragen; - overdracht binnen de maand na de mededeling door de inrichter aan de pensioeninstelling van de loonsgegevens betreffende de ontbrekende kwartalen, van de verworven reserves betreffende deze ontbrekende kwartalen.

In geval van vertraging van de overdracht van de verworven reserves wordt het overgedragen bedrag verhoogd met de wettelijke intresten voor de periode die de termijn van 1 maand, bedoeld in de voorgaande alinea, overschrijdt. Afdeling 10. - Financieringsfonds

Art. 17.§ 1. Principe Er wordt een financieringsfonds opgericht met het oog op het financieren van de lasten van de inrichter voortvloeiende uit het dit pensioenreglement.

Dit financieringsfonds wordt door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve beheerd. § 2. Financiering Het financieringsfonds wordt gefinancierd door : - de maandelijkse voorschotten op de bijdrage, zoals bepaald in artikel 10, § 1; - de voordelen bij overlijden zonder begunstigingstoewijzing, alsook de voordelen bij overlijden die niet binnen de 3 jaar na het overlijden van de aangeslotene werden opgevraagd, zoals respectievelijk voorzien in 2.2.1. en 2.2.2. van artikel 14; - de opgebouwde reserves tijdens de periode die niet beantwoordt aan de minimale aansluitingsperiode van 12 maanden, zoals voorzien in 1.3. van artikel 12; - de stortingen van de inrichter bestemd om de activa van het financieringsfonds aan te vullen; - de intrest voortvloeiende uit het beheer van het financieringsfonds. Afdeling 11. - Niet-betaling van de voorschotten en de bijdragen

Art. 18.§ 1. Procedure Alle voorschotten en bijdragen die in uitvoering van het huidig pensioenreglement verschuldigd zijn, dienen door de inrichter aan de pensioeninstelling te worden gestort binnen de daartoe voorziene termijnen, zoals bepaald in artikel 4, § 2.

In geval van niet-betaling van deze voorschotten en bijdragen wordt de inrichter, ten vroegste 30 dagen na het verstrijken van deze termijnen, bij aangetekend schrijven door de pensioeninstelling in gebreke gesteld waarbij de inrichter op de gevolgen van de niet-betaling wordt gewezen.

Indien binnen de 30 dagen na deze ingebrekestelling de inrichter niet overgaat tot betaling van de ontbrekende bedragen, dan zal de pensioeninstelling binnen de daarop volgende 30 dagen iedere actieve aangeslotene van deze niet-betaling bij gewoon schrijven in kennis stellen. § 2. Gevolgen voor de individuele rekeningen De individuele rekeningen worden premievrij gemaakt. Zij blijven verder onderworpen aan dit pensioenreglement en delen verder in de winst.

Zij zullen slechts opnieuw worden gestijfd wanneer de inrichter aan de pensioeninstelling alle inlichtingen heeft bezorgd die nodig zijn voor de verdeling van de gelden en de inrichter het financieringsfonds dermate heeft aangevuld dat hieruit alle gelden kunnen worden geput die nodig zijn om op de individuele rekeningen te plaatsen.

In het tegenovergestelde geval blijven de gelden in het financieringsfonds alwaar zij verder intrest opleveren. § 3. Terug in werking stellen van de individuele rekeningen De inrichter mag vragen dat de individuele rekeningen die wegens de niet-betaling van de voorschotten en de bijdragen premievrij werden gemaakt, terug in werking worden gesteld.

Iedere teruginwerkingstelling die meer dan 3 jaar na de datum van de premievrijmaking van de individuele rekeningen wordt gevraagd, is onderworpen aan het voorafgaandelijk akkoord van de pensioeninstelling.

Het terug in werking stellen van de individuele rekeningen gebeurt door de bijdragen aan te passen rekening houdend met de theoretische afkoopwaarde van de individuele rekeningen op het ogenblik van het terug in werking stellen. Afdeling 12. - Fiscale bepalingen

Art. 19.Overeenkomstig artikel 59 van het wetboek Inkomstenbelastingen 1992, het pensioen voortvloeiende uit het sectoraal pensioenstelsel, winstdeling inbegrepen, vermeerderd met : - het wettelijk pensioen naar aanleiding van de pensionering; - de andere buitenwettelijke uitkeringen van dezelfde aard, doch met uitzondering van de individuele levensverzekering en het pensioen-sparen, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan 80 pct. van de laatste normale bruto jaarbezoldiging, rekening houdend met een normale duurtijd van de beroepactiviteit.

De normale duurtijd van de beroepsactiviteit is op 40 jaar vastgesteld.

De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóór zijn op pensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend. Afdeling 13. - "Onthaalstructuur" plan

Art. 20.Er wordt een "Onthaalstructuur" plan ingevoerd bij de pensioeninstelling.

Het is bestemd om de reserves te ontvangen van de contracten van de aangeslotenen bij een voorzorgsplan of bij een pensioenovereenkomst van hun vorige werkgever die, bij hun toetreding tot deze pensioentoezegging, kiezen voor de overdracht van hun verworven reserves naar het "Onthaalstructuur" plan.

Het "Onthaalstructuur" plan wordt geregeld door algemene voorwaarden die onder andere de aangeslotenen bepalen en door bijzondere voorwaarden van de individuele contracten uitgegeven in het kader van dit plan.

Dit plan wordt beheerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende tot toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van de werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst en iedere latere wijziging die de dwingende bepalingen van deze wet vervangt en/of aanvult.

Deze contracten worden uitgegeven in de verzekeringscombinatie "uitgesteld kapitaal met terugbetaling van het spaartegoed" die voorziet in de storting van een kapitaal in geval van leven op de pensioenleeftijd of een kapitaal gelijk aan de theoretische afkoopwaarde in geval van overlijden vóór de pensioenleeftijd.

De afloop van deze contracten is vastgesteld op 65 jaar van de aangeslotene. Afdeling 14. - Beëindiging of wijziging van de collectieve

arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN/Gevolgen voor het sociaal sectoraal pensioenstelsel

Art. 21.§ 1. Wijziging of opheffing van de sectorale pensioentoezegging Dit pensioenreglement is afgesloten in uitvoering van Artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN. Indien en in de mate dat deze collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de pensioentoezegging wordt gewijzigd of opgezegd, zal ook het pensioenreglement worden gewijzigd of stopgezet.

In geval van opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 november 2011, tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2011 betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - PENSIOEN, stelt de inrichter de pensioeninstelling hiervan onmiddellijk in kennis opdat deze laatste de aangeslotenen bij gewoon schrijven in kennis zou kunnen stellen van de opheffing van de pensioentoezegging en haar gevolgen.

In geval van opheffing van de pensioentoezegging worden individuele rekeningen van de aangeslotenen premievrij gemaakt en blijven deze delen in de winst.

Bij de opheffing van de pensioentoezegging mag het financieringsfonds noch aan de inrichter, noch aan de werkgevers, noch geheel, noch gedeeltelijk, worden teruggestort. Het financieringsfonds wordt ten gunste van de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, in verhouding tot hun opgebouwde reserves verdeeld. § 2. Wijziging van pensioeninstelling In zoverre bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor elektriciens : installatie en distributie (PSC 149.01) voor de financiering van de pensioentoezegging een andere pensioeninstelling wordt aangeduid, kunnen de reserves worden afgekocht met het oog op hun overdracht aan die andere pensioeninstelling.

De inrichter licht de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorafgaandelijk in over de verandering van de pensioeninstelling en van de eventueel daaruit voortvloeiende overdracht van de reserves. De inrichter stelt eveneens de aangeslotenen hiervan in kennis.

Bij wijziging van pensioeninstelling voor de financiering van de pensioentoezegging met overdracht van de reserves mag geen enkele vergoeding of verlies van winstdeling ten laste van de aangeslotenen worden gelegd, of van de op het ogenblik van overdracht verworven reserves worden afgetrokken.

Bij afkoop van de reserves met het oog op hun overdracht naar een andere pensioeninstelling behoudt de pensioeninstelling zich het recht voor vanwege de inrichter een vergoeding te vorderen. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 22.§ 1. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen.

Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij kennis krijgen in het kader van de uitvoering van dit pensioenreglement slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van dit pensioenreglement.

De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen, met uitzondering evenwel van de gegevens die van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werden ontvangen en die niet mogen worden gewijzigd.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van de persoonsgegevens.

In geval van een vordering gebaseerd op een inbreuk op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingesteld tegen de inrichter of de pensioeninstelling, verbinden de inrichter en de pensioeninstelling zich ertoe elkaar te vrijwaren, in zoverre geen van beide zelf een vordering heeft ingesteld. § 2. De meegedeelde gegevens mogen door de inrichter en de pensioeninstelling worden verwerkt in kader van de uitvoering van het huidige pensioenreglement, het beheer van de individuele rekeningen, alsook de uitbetaling van de voordelen.

Alle informatie zal met de grootste discretie worden behandeld en mag niet met het oog op direct marketing worden verwerkt.

De aangeslotenen kunnen van de gegevens kennis krijgen en ze laten verbeteren. Hiertoe dient een gedateerd en ondertekend verzoek vergezeld van een recto verso kopie van de identiteitskaart aan de inrichter en de pensioeninstelling te worden gericht.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^